Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi

[p. 149]

De bocken wt de schapen.⁺
Eersten Manendagh van de Vasten.⁺

Op: Bereydt u huys terstondt.

+ 38

+ Bron: Mt. 25, 31-46. Muziek: Op de 3e balk moeten de 2e en 3e noot door een boogie verbonden worden.

1

Recht als een Harder scheyd

De Bocken uyt de Schapen,
Soo sal de Majesteyt
Des Heeren oock sijn knapen
Eens scheyden navenant⋆
En stellen als een Rechter
D'een' aen sijn slincker hand
En d'and're aen sijn rechter.

2

Komt en besit het Rijck

Mijns Vaders sonder ende:
Daer⋆ toe u met ghelijck⋆
Mijn graci waerdigh kende⋆.
Want als ick was in nood
Hebt ghy my om te leven
Behoef van dranck en brood
Beleefdelijck⋆ ghegheven.

[p. 150]

3

Was ick of naeckt, of kranck,

Of vreemd'lingh, of ghevangen,
Ghy quaemt ten lieven danck⋆
Tot my met groot verlanghen
Van milde caritaet,
Bekommert om ten ende^3,6
Door veelderhande baet
Te brenghen mijn ellende.

3,6 ten ende, bij Te brenghen (vs. 8).

4

Heer wat bescheyd is dit?

Hoe kunnen wy mitsdesen⋆
Het eeuwighe besit
Des Hemels waerdigh wesen?
Waer hebben wy gheboon⋆
U iet⋆ van dese saken,
Dat gh'ons soo⋆ dieren kroon
Des⋆ wilt deelachtigh maken.^4,8

4,8 Men leze na maken een vraagteken.

5

't Geen ghy den minsten deed

Met minnelijcke wanghen,^5,2
Hebt ghy aen mijn⋆ besteed,
Hebb' ick door hen ontfanghen:
Ontfanght dan 't rijcke loon
Nu weer, en kent⋆ ghenade:
Want 't geen ick in u kroon'^7-8
Zijn niet dan mijn' weldaden.

5,2 ‘met een vriendelijk uiterlijk’.

7-8 Zie blz. 127, noot bij 9, 2-8.

⁺ 6

Maer ghy-luy, gaet van hier,

Vervloeckt tot allen stonden,
In 't eeuwigh helsche vyer;
Voor Sathan en de sonden

+ 39

[p. 151]

 

Bereydt, want hebt uw' borst,

 

Afkeerigh van mijn Jongher,^6,6

 

Ghesloten op mijn dorst,

 

Ghemarmert op mijn hongher.⁸

6,6 ‘afkerig van mijn leerling’ (en dus van Mij).

8 Ghemarmert: hard als marmer gehouden.

7

En hier mee sullen gaen

De⋆ dese, om te branden;
De ghene om t' ontfaen⋆
De Hemclrijcksche panden.
Twee kanssen, die te wijd
Verschelen van malkander.
Let dan wel op den tijd:^7,7
Na dees en komt geen ander.

7,7 den tijd, nl. van het aardse leven.

8

Voor al, wat dat ghy doet^8,1

En⋆ wilt u niet versinnen;²
Want met goe wercken moet
Ghy 't Rijck' der Hem'len winnen.
't Gheloof is 't fundament,
't Is waer; maer die behouwen
Wil blijven sonder end,
Die moetter deughd op bouwen.

8,1 Voor al: vooral, bovenal.

2 u..versinnen: u vergissen.

9

Dit vinden wy hier klaer

En duydelijck beschreven.
Neemt dan u selven waer
En tracht om wel te leven.
En oft oock anders viel,^9,5
Sult ghy te laet bemercken
Dat lichaem sonder ziel^7-8
Gheloof is sonder wercken.

9,5 ‘En indien het anders zou vallen’ (indien ge wel slecht zoudt leven).

7-8 Het onderwerp staat in de laatste regel.