Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi

Ex more docti mystico.⁺
Hymnus van de Vasten.⁺

+ 35

+ De titel verwijst naar de hymne van de metten in de vasten, waarbij het lied betrekkelijk nauw aansluit. Slechts de gedachte in 2,1, dat de apostelen ons het vasten geleerd hebben, ontbreekt in de Latijnse tekst en is door de dichter vermoedelijk met een polemisch oogmerk toegevoegd.

1

Komt laet ons met bereyden gheest

Voort-aen nu vasten minst en meest⋆
't Ghetal van veertigh daghen uyt,
't Welck veel verburghentheyds besluyt.^1,4

1,4 ‘hetgeen veel verborgens in zich sluit’ (nl. genade).

2

D'Apost'len hebben 't ons gheleert:

Wet en Propheet ghefigureert.^2,2
Op dat ghy 't oock soudt nemen aen,
Heeft het u Christus voor ghedaen.

2,2 ghefigureert: voorafgebeeld.

[p. 144]

3

Laet ons daerom nu sparigh zijn^3,1

Van slaep, van spijs, van brood, van wijn,²
Van kleed, van jock, van ydelheydt,³
En waken na⋆ de eeuwigheyd.⁴

3,1 sparig: zuinig.

2 van: met.

3 jock: scherts.

4 ‘en waakzaam onze aandacht blijvend richten op eeuwige dingen.’

4

Maer boven al wel scherpelijck

Van sonden vasten all' ghelijck:^4,2
Daerom de ziele derven sal³
Gods Rijck, en eeuwigh sterven sal.

4,2 all' ghelijck: evenzo.

3 Daerom: waarom, om welke zonden.

5

Tot God den Heer roept in 't gemeen;

Beschreyt uw' sonden, een voor een:
Den hooghsten Rechter valt te voet.
Verbid uw' schuld, versoent uw' boet.^5,4

5,4 boet: straf (WNT. 3, 1, 197 sub c), hier door begripsverwisseling feitelijk synoniem met schuld.

6

O Heer! siet ons ghenaed'lijck aen.

Wy hebben teghens u misdaen,
Uw' grooten naem besondight seer,
Uw' hooghste goed ghedaen oneer.

7

Gedenckt doch weer aen d'ander kant

Dat wy zijn 't maecksel van uw' hand,
Maer broosch, beweeg'lijck als een ried.
Neemt van ons uw' ghenade niet.

[p. 145]

8

Vergeeft ons 't quaed 't welck u misneugd,

Vermeert in ons de schoone deugd,
Op dat wy door Godvruchtigheyd
U erven in der eeuwigheyd.

9

Gheeft heylighe Drievuldigheyd,

Eenvuldigh God van Majesteyt.
Dat wy door 's vastens kleyne last
Eens komen aen uw' disch te gast.