Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermdDe penitent.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot+1Myn daghen zijn verdwenen,
Mijn tijdt in ydelheyd verquist.
't Licht is my ghenoegh verschenen,
Maer heb nochtans ghemist,
| |
[pagina 142]
| |
Vermoeydt mijn jonghe leven
Door 's vleeschs en 's wereldts harde paen,⋆
Die my nu het hart doen beven,
Met angst en druck belaen.Ga naar voetnoot1,8
Och! is dit de wijde baen?Ga naar voetnoot9
Die men soo moet besuren.
Soo wil ick voort-aen my bet⋆ beraen.Ga naar voetnoot11
Want te langh sal eeuwigh duren.
| |
2't Is tijd dat ick bedencke
Hoe swaer de sonde werd⋆ besuert
Fn dat daer eeuw'lijck sal krencken,
't Welck hier soo onlanghs duert.Ga naar voetnoot2,4
Och ghy, die eens in weelden,Ga naar voetnoot5-8
In rijckdom leefde, en in rust,
Waer zijn nu uw' Venus beelden,
Uw' tafel, uw' wellust.
Och! in 't vyer dat niet en blust,Ga naar voetnoot9-12
Moet ick die nu besuren.
Dus wilt nu aen my ghewaerschout zijn.
Want te langh sal eeuwigh duren.
| |
3Och Heer! wilt mijns ontfermen.
Van 't oordeel dijn⋆ ben ick bevreest.Ga naar voetnoot3,2
Siet met uytghestreckte ermen,Ga naar voetnoot3
Met een ghebroken gheest:Ga naar voetnoot4
| |
[pagina 143]
| |
Bid ick u om ghenade
Door u vergoten dierbaer Bloedt.Ga naar voetnoot6
Want ghy noyt sondaer versmade,
Die u maer viel te voet.
Neemt hier van mijn sonden boet.
S'en sal my niet versuren,Ga naar voetnoot10
Als ghy maer hier namaels graci doet.
Want te langh sal eeuwigh duren.
|
|