Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 136]
| |
Ga naar margenoot+ D'asch van penitentie.
| |
1Gedenckt, o mensch!
Hoe jeughdigh oock uw' tijd,
Hoe hoogh u wensch,
Hoe rijck, hoe groot ghy zijt,Ga naar voetnoot1,4
Hoe schoon van vel,
Hoe wijd-beroemt van lof,
Dat gh'even wel
Niet anders zijt dan stof.
| |
2Dus sprack de mond,Ga naar voetnoot2,1
Die niet bedrieghen kan,
Na d'eerste sond
Van d'alder-eersten man.
Stof is uw' stof.Ga naar voetnoot5
Tot stof ghy weer vervalt.
Schickt⋆ dat gh'u stof
Niet dwaess'lijck en vermalt.Ga naar voetnoot8
| |
[pagina 137]
| |
3Dit 's 't vonnis Gods.
Dit is de paspoort-briefGa naar voetnoot3,2
Van 't kind des doodsGa naar voetnoot3
O Schepper waerd en lief
Is u⋆ Gherecht.
En dat het billijck was,Ga naar voetnoot6
Getuyght uw' knecht
Met dese grauwe asch.
| |
4Met asch bestroytGa naar voetnoot4,1-2
Op het misdadigh hooft.
Och of ick noytGa naar voetnoot3
Mijn ziel en⋆ had berooft
Van uw' ghenaed.
O Heer of ick u pad
Met woord of dacd
Verlaten noyt en had.
| |
5'k Heb u misdaen
In 't aenschijn van de Son.
Maer siet my aenGa naar voetnoot5,3-8
Met Tyrus en Sidon.
En met de schaer
Van 't sondigh Ninivee,
Die'n asch en hayrGa naar voetnoot7
De penitenti' dee.
| |
[pagina 138]
| |
6Asch spreyde Job.Ga naar voetnoot6,1
Door asch wiesch Jesses soonGa naar voetnoot2-8
Vermenght met drop
Van tranen hem⋆ weer schoon:
Als hy onteert
Had Bethsabe-es schoot;
En met het swaerd
Uriam had ghedoodt.
| |
7Door hayre kleenGa naar voetnoot7,1-6
En efter door 't ghebruyckGa naar voetnoot2
Van dorre leen⋆Ga naar voetnoot3
En van be-aschte pruyckGa naar voetnoot4
Kreegh Judith maght
Op Holofernis kraegh.
En Hester bracht
Te niet de Joodsche plaegh.
| |
8 | |
[pagina 139]
| |
9Met desen valGa naar voetnoot9,1
Ick Heer u oock te voet.
Uw' goedheyd salGa naar voetnoot3-6a
Believen dese boet
T'aenvaerden min⋆
Noch meer, als ghy Manass'
Tot beter sin⋆
Deed keeren⋆ door de asch.Ga naar voetnoot8
| |
10Wee my, dat ick
My oyt verheven hebb'.
Geen beter schickGa naar voetnoot10,3-4
Voor d'asch toch als de krebb'.
Dit is haer plaets.
Voor weynigh baetsGa naar voetnoot7
Verstuyftse door de wind.
| |
11 | |
[pagina 140]
| |
Wat waer u lofs,Ga naar voetnoot11,5-8
Of gh'al een bevend blad
Of weynigh stofs
Aen my verblasen had.
| |
12Gunt my veel eer,Ga naar voetnoot12,1-8
Gelijckmen door de asch
In 't Lente-weer
Siet vorderen het gras;
Dat ick daer deur
Oock met d'onnutte vijgh
Nieuw voedsel beur
En gunst van wasdom krijgh.
| |
13Prins ende Vorst
Van hemel en van aerd,
Houdt dese borstGa naar voetnoot13,3
Met u altijdt ghepaert.Ga naar voetnoot4
Mijn weghen glat
Als ys en als ghelas
Baent tot een pad
Door 't stroysel van de asch.
|
|