Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |
1
Iesvs beklom een bootje
En voer ter zee-waert in.
Het kreegh soo menigh stootje
En hy lagh⋆ niet te min
Wel vast en diep
By 't roer en sliep,
Wel vast en diep
Met koele sin.Ga naar voetnoot1,8
| |
2De stormen en de winden
Verhieven langhs hoe meer.
En d'alder-beste vrinden
Gods ginghen hoogh en neer.
Men kreet, men riep
En Iesvs sliep.
Men kreet, men riepGa naar voetnoot2,7-8
Al even seer.
| |
[pagina 113]
| |
3Maer als schier⋆ met de baren
Nu 't scheepjen was bedeckt,
Soo wierd van grooter vareGa naar voetnoot3,3
Heer Iesvs opgheweckt.
Sy riepen: Heer
Behout ons, eer
Ons dit onweer
Te gronde treckt.
| |
4O kleyne van ghelove,
Hoe zijdy dus ontmoedt?Ga naar voetnoot4,2
Sa winden! gaet u doven.Ga naar voetnoot3
Flucks golven, weestme vroed.Ga naar voetnoot4
En 't werde stil
Na⋆ Iesvs wil.
En 't werde stil
Op staende voet.
| |
5Ga naar margenoot+Seght nu vrij⋆: Wie is dese,
Soo groot dat als 't hem lust
De stormen moeten vresen
En t'onweer werdt ghesust?
Laet gaen de zee,
G'hebt Iesvs mee.
Laet gaen de zee,
En houd uw' rust.
| |
[pagina 114]
| |
7Al schijnt hy u te slapen,
Wanneer de golven fel
U dreyghen t'overgapenGa naar voetnoot7,3
Door oproer van de hel:
Hy houdt de wacht
By dagh, by nacht.
Hy houdt de wacht
Al even wel.Ga naar voetnoot8
| |
8Sijn scheepje magh wel drincken
Wat waters al⋆ te met,
Maer nimmermeer⋆ versincken.
Het is toch met de wetGa naar voetnoot8,4-5
Van Godes woord
Op d'helsche poort,Ga naar voetnoot6-8
Van Godes woord,
Te wel beset.
| |
[pagina 115]
| |
9Maer roept des⋆ niet te minder:
O Iesv hooghsten Heer!
Neemt van ons desen hinder.
Bedwinght dit buyigh weer.
Op dat de roeGa naar voetnoot9,5-6
Ons weer vergoe,
Op dat de roe
Uw' lof vermeer.
|
|