Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |
Ga naar margenoot+ De wyn van Cana.
| |
2Vrou, wat is my en dy? Mijn tijd
En⋆ is noch niet ghekomen.
En sy weer tot de dienaers: Zijt
Voordacht toch ('tsal u vromen⋆)
Te doen wes⋆ hy ghebict.
En siet daer stonden kruycken
Tot ses toe, daer⋆ men niet
Dan water uyt te bruycken
Plagh na⋆ de Joodsche zee.Ga naar voetnoot2,9
En Iesvs sey met eenen:Ga naar voetnoot10
Nu dienaers maeckt u reeGa naar voetnoot11
Te vullen dese steenen.
| |
[pagina 105]
| |
3Zy deden 't oock tot in den top.
Gaet heen, wilt nu niet missen,
Sprack wederom den Heer daer op,
En brenghts' hem die de dissen
Beschickt. Maer als den manGa naar voetnoot3,5
Met wel-besaeyde kaken,Ga naar voetnoot6
Niet wetend' ergens van,
Den dranck bestond te smaken;Ga naar voetnoot8
Riep: Bruygom wat wilt zijn?Ga naar voetnoot9
Hoe hebdijt dus ghebrouwen?
Dat ghy den besten wijn
Tot noch toe hebt ghehouwen?
| |
4Dit plagh⋆ men immers niet te doen.
De best werd⋆ eerst gheschoncken
En daer na op den laten noenGa naar voetnoot4,3
De slechtste, als nu droncken
By na de gasten zijn.
Siet dit is 't eerste teycken,
Daer⋆ mee den klaren schijnGa naar voetnoot7
Heer Iesvs ons dee⋆ reycken
Van d' onghemeten maght
Sijns hands, laet dan ghepresen
Hier over dagh en nachtGa naar voetnoot11
Hy en sijn moeder wesen.
| |
[pagina 106]
| |
5Hy, om dat hem dus heeft belieft
Het huw'lijck te vereeren.
En sy, ghelijck hier werdt ghebrieft⋆.
Om dat s'hem dee bekeeren⋆
Met bidden al de pijn
(Door 't water te beduyden)Ga naar voetnoot5,6
In troostelijcken wijn
Tot baet van d'echte luyden.Ga naar voetnoot8
Gheluckigh is den staet
Van hen die soo vergaren,Ga naar voetnoot10
Dat Iesvs daer oock gaet
Te bruyloft, alsse paren.Ga naar voetnoot12
| |
Ga naar margenoot+ 6Doet roepen Iesvm Christum oock
Ter feest, als ghy wilt houwen.Ga naar voetnoot6,2
Want anders isset niet dan roock,
Al komt ghy schoon⋆ te trouwen
Het edelste partuer.
Ghy spoort het wel aen desen,Ga naar voetnoot6
't Welck niet dan een figuer⋆
Des huw'lijcks en kan wesen.
Het vanght sijn bruyloft aenGa naar voetnoot9
Met cieren, en met dansen.
Maer dit 's noch nau gedaen
Of om zijn al de kanssen.
| |
[pagina 107]
| |
7Helas! den soeten ipocrasGa naar voetnoot7,1
Verandert sich in alsem:
De kamer daer de bruyloft was,
Besmoockt den fijnen balsem,Ga naar voetnoot4
Ghedijt u tot een kruys.
Ay d'averechtse kramen!Ga naar voetnoot6
Ja van 't volwassen huysGa naar voetnoot7
De anghsten, die u pramen
Vry bet noch tot gheween,Ga naar voetnoot9
Bewijsen dat de wijnen
Van Cana Galileen
Seer haestelijck verdwijnen.
| |
8Het kleyne vaetjen krijght een leck,
't Een vroegher 't ander later.
Men jammert, daer is wijn gebreck,
De vocht gedijt tot water.
Ja voor een pintigh vatGa naar voetnoot8,5
(G'en moet het u niet belgen)
Sijn daer van 't gulle natGa naar voetnoot7
Ses kruycken te verswelgen.
Doch die u Godes hand
(Wilt g'u maer regulerenGa naar voetnoot10
In Nectar sal doen keeren⋆.Ga naar voetnoot12
| |
[pagina 108]
| |
9In Nectar van den besten wijn.
De schrift kan my verborghen,Ga naar voetnoot9,2
Als dat het vrouwtjen door de pijnGa naar voetnoot3-7
Haers barens, en door 'tsorgen
Des huys, de goede man
Haer sielen sullen maken
Godsaligh. Moedt u danGa naar voetnoot7
En stelt voor alle saken
Aen 't hooghste van uw' dischGa naar voetnoot9
Den Heer: want om te spreken
Voor 't slot: daer⋆ Iesvs is
En⋆ kan geen wijn ghebreken.
|
|