Aantekeningen
Deze tekst, die we meer om zijn cultuurhistorisch belang kozen dan om zijn poëtische kwaliteit, staat in de Momus-Almanak veur 't jaor 1899 (60ste Momus-jaor). Het gedicht werd door Breuls ‘veurgedrage op 't bankèt op 27 november 1898, aon d'n ierepresident geoffreerd in Momus-tempel’. Die ‘ierepresident’ was Laurent Polis, als zodanig benoemd nadat hij vijftien jaar (1883-1898) president was geweest. Laurent Polis was oomzegger van Louis Polis, Momus' eerste president (1840-1878).
Breuls behandelt in dit gedicht de stichting van Momus in het najaar van 1839 ‘op Sint-Pieter bij Schrienemekers’ door Louis Polis (1801-1878), Hubert Naus (1792-1870), François Stiel aîné (1807-1883) en zijn broer Gérard Stiel cadet (1812-1885).
Frans Laheij (Noonk Frans, Maastricht, vroeger en nu, Maastricht 1981, pag. 1), van wie we verderop een tekst afdrukken, is van mening, dat Momus werd opgericht in De Roode Hen, een herberg die zich enkele honderden meters ten zuiden van herberg De Roode Haan bevond. Geloofwaardiger lijkt ons Ingrid Evers (De Momus, Maastrichts Silhouet 8, Maastricht 1982, pag. 7, 25) die de oprichting in De Roode Haan laat plaatsvinden.
iech, miech, uuch, ziech: De verschuiving van korte i en u in deze woorden naar ie en uu lijkt omstreeks 1900 voltooid.
'n lómpe zesteg jaor geleie: grofweg zestig jaar geleden
Kribbeler: Dit was de ‘titel’ van Gérard Stiel in de Momuskring.
Knapjas: Dit was de ‘titel’ van François Stiel, de vader van het in de zaal aanwezige Momuslid Richard Stiel. François en Richard waren beiden hoedenfabrikant en zullen wel de leveranciers geweest zijn van de honderden mutsen die de hoofden van de Momusse gesierd hebben.
Sjrienemekers: Dit betreft zeer waarschijnlijk de herberg van ‘landbouwer’ Willem Schrijnemaekers (1781-1854), Langs het Kanaal 54 (tot ca. 1853: Langs de Maas 55) te Sint-Pieter.