spoedig de juiste diagnose stelde. Van Aken toonde zijn rug. Het resultaat lees je in de ouverture van Puin: Menuet contra Klinkaart is in feite een, in een literair kleedje gestoken, verkapte liquidatie van Piet van Aken. Weverbergh hanteert de verfoeilijkste methode die ik ken: hij zorgt voor een sluitend, literair alibi.
Het qua omvang belangrijkste gedeelte van Puin bestaat uit de zogeheten ‘uit het dagboek gelichte passages’. Zijn schoenen poetsend, terwijl zijn vrouw de koffers inpakt, maakt Weverbergh zich klaar om naar Petrina te snellen, een Roemeens lief (blz. 90). Roemenië wordt zowat de spil, waar de dagboek-beschouwingen om draaien. Maar ik twijfel sterk aan de eerlijke opzet van dit ‘dagboek’, ik heb Weverbergh op tal van vervalsingen betrapt. Van falsificatie naar mystificatie is maar één stap. De data worden heel vaag gehouden, ze ontsnappen aan elke kritische controle. Sommige brokstukken, zoals die over Conserve en De Avonden (blz. 25, enige aanduiding: 1965, maandag) lijken meer op een onafgeronde studie over W.F. Hermans en Van het Reve, dan op dagboek-reacties.
Kan Weverbergh eigenlijk afronden? Ik verwijs maar meteen naar het sluitstuk van Puin, zijn studie over Hermans' Nooit meer slapen (blz. 123). Hij neemt de criticus onmiddellijk de kritische wind uit de zeilen door de titel van zijn stuk met twee onbetwistbare adjectieven bij te kleuren: Inleidende beschouwingen voor een eventuele analyse...
Maar terug naar het zogeheten ‘dagboek’. Dat comparatistisch acrobatenstukje omtrent W.F. Hermans en Van het Reve slaat eigenlijk nergens op en voert regelrecht naar een anti-climax. Plots heb je het opnieuw door: het gaat niet om dagboekbladzijden, niet om literatuur; Weverbergh heeft ‘mensen’, zij het dan ook de door hem zo gehate ‘literaten’ nodig, om zich aan op te trekken. In Vlaanderen had hij Claus; zich naar Nederland toeschrijvend zoekt hij evenknieen in W.F. Hermans en Van het Reve. Helaas, ook Claus keerde hem de rug toe. Weverbergh haast zich dan ook duidelijk te maken dat Claus een rot-schrijver, lees: rot-vent, is (blz. 71, 72 en op blz. 41 dit akkefietje: ‘Er staan ons tientallen Clausen te wachten’). Hij sluit