| |
| |
| |
Ik denk, Hugo Claus koos knap!
De verdoemden
Voor de tweede maal - of schiet mijn geheugen te kort? wordt een roman van Stijn Streuvels verfilmd. De vlaschaard was een UFA-produktie. Een zeer ongelukkige. Zij viel samen met de tirannie van het nationaal-socialisme, zij viel samen met de verheerlijking van bloed-en-bodem. De Duitse versie was niet om over naar huis te schrijven. Ik zag ze enkele jaren geleden. Ik herinner me nog steeds de zoon Louis, in zijn regenjas en met zijn vilten hoed; gewoon het type dat in oorlogstijd vergezeld van twee SS-ers met mitrailleur, vreedzame deuren instampte. Er was het gladgeschoren gezicht, er was de mooie Duitse tragische held. Het soort dat de Duitse cineasten van hem hadden gemaakt, loopt rond in De verdoemden van Visconti. De taalplasticiteit werd nergens door beeldexpressie vervangen, het werd een wangedrocht. Miezerig om zien, speelde Frank Lateur er zelf een rolletje in, éénmaal liep hij langs een kermis (die gewoon niet bestaat in het oorspronkelijke werk, maar voor sommige Duitsers net als onze literaire kermisgasten Claes en Timmermans, tot de room van de Vlaamse spiritualiteit schijnt te behoren), én eenmaal danste hij lamentabel een soort zevensprong, op de vlasakker. Kortom, aan dat gehele wangedrocht hing de reuk van de nazistische ideologie, van het onbegrip voor al wat niet Duits was en aldus een makkelijke prooi werd (neem het romantisch nationalisme), om in het kader van een dergelijke ideologie om te buigen. Tragisch misverstand, ook van- | |
| |
wege Stijn Streuvels. De homo scribens vergistte zich, als schrijfdier had hij zich al te weinig om de homo politicus bekommerd. Met alle onprettige gevolgen vandien.
| |
De teleurgang
De Duitse filmploeg koos een werk uit wat ik in mijn Omtrent Streuvels de ‘eerste (grote) creatieve periode’ heette. Dertig jaar later komt de filmploeg Rademakers/Claus. Markant is hoe hierbij de keuze valt op een werk dat ik situeerde in de ‘tweede (grote) creatieve periode’, of ‘de revival van Stijn Streuvels’. De vlaschaard verscheen in 1907, De teleurgang van den Waterhoek in 1927. De ‘eeuwige natuur’ ligt op apegapen, figuurlijk en letterlijk. Figuurlijk, want een van de heersende tendensen in de na-oorlogse literatuur en het hedendaagse geestesleven is de studie van de mens als sociaal wezen; de strijd tegen de natuurelementen werd vervangen door de zoektocht van de enkeling, een zoektocht naar identiteit in de anonieme samenleving. Letterlijk, want in de geïndustrialiseerde maatschappij van vraag en aanbod, van verhevigde consumptie en kapitalistische uitbouw, heeft de mens van vandaag, zowel werknemer als werkgever, zowel consument als producent, geen tijd meer om zich om de natuur als dusdanig te bekommeren. Hij negeert, dus vernietigt ze. Hij bezoedelt de lucht en verontreinigt het water. Kortom, hij heeft zijn juiste plaats tussen de feodaliteit van zijn denken en doen, én de eerste en tweede industriële revolutie, nog niet gevonden. Stijn Streuvels beschreef dit proces reeds in De teleurgang van den Waterhoek. Wat thans acuut is, heeft hij nu eens schetsmatig dan weer uitgewerkt, in zijn verhaal opgenomen. Omdat het acuut is, heeft Hugo Claus een goede keuze gedaan met dit boek. Het appelleert aan onze tijd en de problematiek van onze tijd.
| |
| |
| |
De actie = de inhoud
In tegenstelling met het werk uit zijn ‘eerste (grote) creatieve periode’ waarin meestal de gebeurtenissen bevriezen, schrijft Streuvels met De teleurgang van den Waterhoek een boek waarin handeling op handeling volgt, waarin de handeling de inhoud zélf is. Na Het leven en de dood in den ast (1926) is dit opnieuw een boek dat gelaagd werd opgebouwd, wat het uniek modern maakt. Dieptepsychologische verkenning, thesisverhaal en epische vaart maken er één prozakluwen van én uitgelezen filmstof voor de hedendaagse kijker. Maar het merkwaardigste blijft wel het feit dat inhoud en handeling samenvallen. Daardoor wordt niet zozeer de dialoog, als wél het-tot-leven-komende-gebeuren primair. Toen ik in Nevele een dagje filmopnamen ‘In de Meerschblomme’ bijwoonde, heb ik eens diagonaal het draaiboek dat Hugo Claus schreef, doorgebladerd. Ik heb gezien dat er in de film enorm veel gebeurt. Dat kan, alles hangt natuurlijk van de realisatie af, een pluspunt zijn. Claus heeft het gezien: ze overlappen inderdaad mekaar, de feiten en de gedachten. Het epische en het ideologische. Daarom schreef Stijn Streuvels ook zo'n goed boek.
| |
De wereld is geen Woodstock
Als objectief waarnemer stel ik vast dat sex en geweld de twee polen zijn waarop, nu meer dan ooit, publiek of vermomd, de klemtoon valt. Op dit punt zou ik reeds correcties moeten aanbrengen op mijn Streuvelsvisie uit 1968. Klaarder dan om het even welk auteur uit onze Nederlandse literatuur heeft Streuvels, daarbij gestimuleerd door zijn erfelijk meegekregen en door zijn eigengereidheid (tot image?) gecultiveerde pessimisme, de drijvende motoren uitgebeeld van het menselijke voortbestaan. In die zin is Stijn Streuvels de bioloog van onze letteren. Creatief komt deze visie, zoals ze vorm krijgt in De teleurgang van den Waterhoek overeen met het speurwerk van Darwin en Freud, of recenter met de opmerkelijke vaststellingen en
| |
| |
interpretaties van Desmond Morris (De naakte aap, De mensentuin) maar vooral Konrad Lorenz (Over agressie bij dier en mens). Met de neus kijkend op de microcosmos en de macrocosmos van ons menselijke bestaan, ga je zien dat deze geleerden in hun visie op de mens en het voortbestaan van de soort (zieners van de eeuwige actualiteit, zou je ze kunnen heten!) dichter de waarheid benaderen dan om het even welke utopische wereldverbeteraar. Brokstukken van deze ideeënwereld kan je zo oprapen in het creatieve werk van Hugo Claus, hoezeer hij ook zijn best doet om met het en vogue zijnde literaire (en dus burgerlijke) ‘engagement’ mee en ‘in’ te zijn. Een flink stuk van zichzelf moet hij, literair buurman van Streuvels wat taalplasticiteit, uitbeelding en zelfs situaties betreft, zeker hebben teruggevonden in deze roman van Streuvels. Sex en geweld zijn dan ook de twee vlotters waarop Streuvels, in De teleurgang van den Waterhoek te water gaat.
| |
Sex
Sex: het hoofdpersonage Mira. In 1965 al schreef ik in mijn eerste Streuvelsstudie Een broertje dood aan Streuvels? in verband met Mira: ‘Haar geweten is haar lichaam’ en ik noemde haar dan een Streuveliaans sleutelpersonage. Dat is ze, blijkens het scenario, ook gebleven in Hugo Claus' opvatting. Dit Mirapersonage, ‘half jongen, half meisje’ aldus Streuvels, is een unieke creatie. Aan haar worden alle traditionele waarden her-toetst, zij is de zuivere vertegenwoordigster van het-in-vraag-stellen van een instelling zoals het huwelijk. Had de Zwitserse psychanalist Dr. Fanti ook maar een stukje Nederlandse literatuur moeten kennen, dan zou deze Miracreatie een unieke aanvulling en illustratie geweest zijn van zijn visie diehij in zijn gerucht makend boek Contre le mariage heeft geformuleerd. Stijn Streuvels heeft zich inderdaad, in wat ik de ‘tweede (grote) creatieve periode’ (1925/30) heb geheten, fundamenteel vernieuwd. Als de jonge Nederlandse actrice Willeke van Ammelrooy er in slaagt al was
| |
| |
het maar een fragment van dit Streuveliaanse sleutelpersonage te vertolken, dan komt deze Nieuwe Streuvels, deze Andere Streuvels zeker dichter bij het grote publiek en krijgt hij ook weer jongere lezers.
| |
Geweld
Geweld: het boek zit er vol van, barst van het geweld en de agressie. Deken Broeke, zijn zoon Lander, zijn schoonzoon Sieper: ieder voor zijn eigen doeleinden, de eerste materieel, de anderen lichamelijk, plegen zij geweld door sabotage, moord en doodslag, moordpoging. Zij vechten in de letterlijke zin van het woord, de enen voor het behoud, de andere tegen dit behoud. De moderne communicatiemedia tonen ons dagelijks de beide banen waarin het geweld zijn weg aflegt. In dit orbit van het geweld draaien de aarde en zijn bewoners voort, vernietigend wat opgebouwd, opbouwend wat vernietigd werd. Dit universele kenmerk van het geweld en de agressie tekende Stijn Streuvels in De teleurgang van den Waterhoek. De hedendaagse mens zal er in een spiegel zien. Hugo Claus heeft ook hier de juiste pion op de juiste plaats geschoven. Sex en geweld zijn inderdaad van alle tijden, maar nooit als nu hebben ze zo markante merktekenen geprent, van de sexboetieks in Sluis tot de Amerikaanse machtswaanzin in Vietnam.
| |
Van taal tot beeld: van Streuvels tot Claus
Dan is er tenslotte nog een reden om Claus' keuze te motiveren en deze ligt, hoe paradoxaal het voor een film ook mag klinken, in de taal. In De teleurgang van den Waterhoek staan we, net als in zijn plastisch beschrijvend werk uit de ‘eerste (grote) creatieve periode’, voor de typische Streuvelstaal: een mixing van Westvlaams, van tot ABN vervormd Westvlaams en van neologismen (Westvlaams klinkende woorden, die alleen bestaan in de Streuvelsfauna). Maar, méér dan
| |
| |
in zijn vorig werk, is de taal (net als in Het leven en de dood in den ast en Kerstwake) hier uiterst functioneel geworden, gewoon krachtig. Nergens laat Streuvels zich verleiden tot semantische salto mortales en taalplastische krachtpatserijen. In deze roman dient het taalgebruik de beschrijving van de vrij vlug op mekaar volgende, zich wijzigende situaties. Hier hoeft geen TAAL in BEELD omgezet te worden en ook daarom vind ik Claus' keuze gelukkig. De lezer én de filmkijker zal hier gewoon moeten refereren naar het verhaalde en het gevisualiseerde (het in beeld vertaalde); lezer én kijker kunnen hier vreedzaam samen gaan; omdat de taal die Streuvels hier hanteerde geen autonoom leven leidde, alleen geleider was. Een flink stuk van deze roman bestaat overigens uit dialogen en, indien een scenarist er gebruik van wil maken, vindt hij hier gesneden brood voor tal van innerlijke monologen. Ik verwijs hier vooral naar de innerlijke conflicten van ingenieur Rondeau, die aan de vitale lichamelijkheid van Mira ten onder gaat. Door te opteren voor deze lichamelijkheid van Mira, die hij in tegenstelling met de 99,99 procent van zijn andere personages niet ten onder laat gaan maar, uit de omheining van zijn romanconcept, de vrijheid instuurt, lost Streuvels trouwens de dualiteit ziel/lichaam zo op. Maar terug tot de taal: is het een toeval te noemen dat het schrijven van het scenario De teleurgang van den Waterhoek in de tijd en in de evolutie van Hugo Claus' schrifturen, zo dicht ligt bij zijn toneelstuk Vrijdag? Wie Vrijdag zag, en las vooral, zal merken dat er een kwasi identiek taalbeeld voorkomt: Claus' personages spreken zoals Streuvels' personages spreken. Op grond van dit vernederlandst West-/Oostvlaams heeft geen enkele recensent Vrijdag aangevochten, integendeel: iedereen is het er over eens dat het de personages dichter bij de
toeschouwer heeft gebracht. Blijkbaar was dit DE taal die OVERKWAM. Het is kwasi dezelfde taal die ik hoorde tijdens de repetities en filmopnamen te Nevele, onder het niets ontsnappende oog van regisseur Fons Rademakers. De taal die ik las in het draaiboek.
| |
| |
| |
Het vel van de beer
Ik hoop met enkele argumenten te hebben aangetoond waarom de keuze van Hugo Claus voor wat de stof, de optiek, de personages die dit alles belichamen, de taal als beeldgeleider en de taal als dialooggegeven betreft, een goede keuze was. Met Stijn Streuvels' De teleurgang van den Waterhoek is inderdaad wat te doen.
Het gelukkig amalgaam van al deze elementen samen zal natuurlijk maar waar worden, op het ogenblik dat de prent zelf, zoals aangekondigd in eastmancolor en 35 mm, op het brede scherm komt. Ik wil het vel van de beer niet verkopen, vooraleer hij geschoten is. Ik heb alleen willen bewijzen dat het de moeite waard was de beer te schieten. Niet elk schot is raak een roos.
|
|