Dichtkundige ziele-zangen
(ca. 1720)–Philippus van Sorgen– AuteursrechtvrijOp de Wijze: Dichter die de blinde Wereld.1. Augustinus ging eens zitten,
En doortasten in den grond,
| |
[pagina 68]
| |
Seneca's vermaarde Schriften,
Daar hy veel geleerdheid vond:
Schoonen Lof van Zede deugden,
Zeden troost in groot verdriet,
Doch ten kond' hem niet vervreugden,
Want hy vond'er Jesus niet.
2. Dat gaf my een groot vermaaken,
En 't geviel mijn Ziel soo soet,
Dat ik ook in alle zaaken
Soek, of Jesus my ontmoet,
Sonder hem is niets te degen,
Maar verdriet dat blijft verdriet:
Selfs is zegen zonder zegen;
Want men vint'er Jesus niet.
3. Is'er kankheid, smerten, lijden,
Armoed, honger, dorst en pijn,
Oorlof, pest, of diere tijden,
Of een innig Ziel-gequijn;
Jesus kan den troost-kroes schinken
En versachten al 't verdriet,
Anders moet m'er in versinken;
Want men vint'er Jesus niet.
4. Heeft men voorspoed, hooge staten,
Groote eer, en machtig goet,
Och! wat kan dat alles baten,
En wat geeft dat aan 't gemoed?
Mist men Jesus ondertusschen,
Dorst na meer geeft groot verdriet,
En ten kan geen onlust blusschen;
Want men vint'er Jesus niet.
5. Is'er spel en dertel lacchen,
Wulpsch getier, en vreugd-geschrey,
Hoort, wat van dat dertel lacchen
Eens die wijze Koning sey:
Gy, ô Lacchen! zijt uitsinnig,
Dulheid, en gy baart verdriet.
| |
[pagina 69]
| |
Och! het steekt soo bijster vinnig!
Want men vint'er Jesus niet.
6. Och! wat is'er in de Wereld!
Vleesch-lust, oog-lust, sotte waan,
Grootsche pracht, verguld, bepereld,
En dat lacht den dwasen aan:
Weg, ô Wereld! laat my rusten,
Al u lust is mijn verdriet,
Wat soud' my de Wereld lusten?
Want men vint'er Jesus niet.
7. Schoonheid, sterkheid, frisse Leden,
En gesondheids grootste schat,
Dat 's wel 't beste hier beneden
Dat dit wereltsch Mensch besat,
Maar is Jesus niet in 't herte,
Soo en stelpt het geen verdriet,
Maar het laat de Ziel in smerte;
Want men vint'er Jesus niet.
8. Groote wijsheid, hoog-geleerdheid,
Sneeg beleid in aardsch bedrijf,
(Veeltijds wijsheid, en verkeertheid)
Och wat heeft dat al om 't lijf?
Want veel wijsheid baart veel onrust,
Herte-knaging, ziel-verdriet,
Och! die wijsheid is vol onrust;
Want men vind'er Jesus niet.
9. Is'er eerlijk goet vermaken,
Treft het al de middel-maat,
Dat en kan men niet wel laken;
Want 't is in sich selfs niet quaat,
Dat kan wel natuur verquikken,
En dat tempert aards verdriet,
Maar 't en stelpt geen Ziele schrikken,
Want men vint'er Jesus niet.
10. Leid m' een deugdsaam Burger leven,
Matig, eerbaar, heusch en soet:
| |
[pagina 70]
| |
Houd men al de weegschaal even,
Als een eerlijk Heyden doet:
En men wil soo 't heyl bekoomen
Tegen 't eeuwig helsch verdriet,
Dat zijn soete toover-droomen;
Maar men vint'er Jesus niet.
11. Is'er ook Godsdienstig pleegen
Na de wijse van het Land;
En men loopt verkeerde wegen
In een yv'rig mis-verstand:
En men meend soo 't heil te treffen,
Tot verlossing van 't verdriet:
Och! dat is een dwaas beseffen,
Want men vint'er Jesus niet.
12. O gy Antichristelische Scharen!
Die soo wyd van Jesus roemt;
Gy wilt overal vergaren
't Heil, daar 't niet van daan en komt,
Uit uw' werken, beevaart, missen,
Aflaat, vageviers verdriet,
Ging dat naar u dwaas vergissen,
Soo was Jesus Jesus niet.
13. En, ô gy! Socini benden,
Die Gods Soone smaat aandoet,
(Want gy gaat zijn Godheid schenden
En de los-prijs van zijn Bloed)
Gy verloochent onsen Heere,
Tot der vromen herts-verdriet;
Want naar u vervloekte Leere,
Jesus is in Jesus niet.
14. Soo men ook tot rechte klaarheid,
Van Gods heymenissen komt,
En men treft alsoo de Waarheid,
Dat men valsche Leer verdoemt;
Is m'in Jesus niet geheiligt,
Door zijs Lijdens zwaar verdriet:
| |
[pagina 71]
| |
Ook die weg is niet geveiligt,
Want men vint'er Jesus niet.
15. Voegt m'er ook den Godsdienst neven,
Na des Zaligmakers Wet,
Komt'er by een deugdsaam leven,
Na de wereld onbesmet,
Is'er Jesus niet van binnen,
't Kan niet troosten in 't verdriet,
God en kan geen schijndeugt minnen,
Want hy vint'er Jesus niet.
16. Meent men ook op God te bouwen,
Op dien onbezweken rotz:
Heeft men al een sterk vertrouwen,
Hel en duyvel tot een trots:
Sonder Jesu komt niet nader,
Of die viervlam baart verdriet,
Niemand komt tot God den Vader,
Komt hy'er door Jesus niet.
17. Och! wat is'er op der Aarden,
Of in 's Hemels wijd gespan?
Niets en is van zulke waarden,
Dat mijn ziel vernoegen kan,
God alleen is boven allen,
Die kan helpen mijn verdriet,
Maar ook die zouw my ontvallen,
Viel mijn Lot op Jesus niet.
18. Heer, wat zoud gy my doch geven?
Geeft my Jesus, of ik sterf,
Sonder Jesus is geen leven,
Maar een eeuwig Ziels-verderf,
Wilt mijn Ziel aan Jesus voegen,
Dan bespot ik al 't verdriet,
Jesus is mijn zielsvernoegen,
Buiten Jesus wil ik niet.
19. Heere Jesus komt doch nader,
Maakt mijn Ziel eens onbevreest,
| |
[pagina 72]
| |
Leert my seggen Abba, Vader,
Leid en troost my door uw' Geest;
Naar u brand mijn Ziel met lusten,
Daarom voel ik geen verdriet,
Ik wil in mijn Jesus rusten,
Buiten Jesus is'er niet.
N. BARENTSONIUS. |
|