Dichtkundige ziele-zangen
(ca. 1720)–Philippus van Sorgen– AuteursrechtvrijToon: Psalm 24.I.
De Bruid.
Ik zocht 's nachts op mijn leger hem,
Die mijne ziele liefd', ik zocht
Hem maar ik vond hem niet, 'k zeide,
Ik zal nu, ik zal nu opstaan,
En in de Stad, de stad omgaan,
In al de wijken en de straten.
I I.
Ik zal hem zoeken, zoeken dien
Mijn ziele lief heeft, ik zocht hem
Maar ik vond hem niet, 'k vond hem niet,
De wachters die'er in de stad
Omgingen vonden my, ik zeid',
Hebt gy gezien die mijn ziel lief heeft.
I I I.
Doe ik een weinigsken van hem
Was weg gegaan, vond ik hem dien
Mijn ziele lief heeft, 'k hield hem vast,
'k Liet hem niet gaan tot dat ik hem
Had in mijn Moeders Huis gebracht,
In 't kabinet van die my baarde.
I V.
Gy Dochteren Jerusalems,
Die by de Rheen zijt, by de Rheen,
Of by de hinden van den velde,
'k Bezweer u, ik bezweer u dat
Gy niet opwekt of wakker maakt,
De liefde tot dat het haar luste.
| |
[pagina 125]
| |
V.
De Dochters van Jerusalem.
Wie is zy, wie is zy die daar,
Die daar opkomt uit de woestijn,
Als rook pylaren, rook pylaren,
Berookt met myrr', en wierook, en
Met allerley poeder van;
Allerley poeder van Kruideniers.
V I.
De Bruid.
Ziet, ziet het bed van Salomo,
Dat Salomo heeft, daar rondom
Zijn sestig Helden, sestig Helden;
Al van de Helden Israëls,
Die zwaarden houden altemaal,
Geleerd, geleerd, geleerd ten Oorlog.
V I I.
Elk hebbende zijn zwaard, zijn zwaard
Van wegen den schrik van den nacht
Aan zijn heupe, aan zijn heupe,
De Koning, Koning Salomon,
Heeft zig van 't hout van Libanon,
Gemaakt een Koets, gemaakt een Koetse.
V I I I.
Van silver, silver maakte hy
Des zelfs pylaren, haren vloer
Van goud, van purper haar gehemelt,
Het binnenste dat was bespreid
Met liefde van de Dochters van
Jerusalem, met liefde, liefde.
I X.
Gy Zions Dochteren gaat uit,
Aanschouwt den Koning Salomo,
Aanschouwt den Koning met de Krone,
Daar mede zijne moeder hem,
Hem kroond op zijnen Bruilofs dag,
En op den dag der vreugd zijns herten.
|
|