Dichtkundige ziele-zangen
(ca. 1720)–Philippus van Sorgen– AuteursrechtvrijStemme: Dien ik myn hert en ziel beloof, &c.I.
Oneindig Algenoegsaam Heer,
U wonderlijke Werken,
Zijn overal tot uwer Eer,
Baarblijkelijk te merken.
Heerlijk, heerlijk, heerlijk is hier u Naam op aarden.
I I.
Doch gy geeft uwe Majesteit
Noch Heerlijker t'aanschouwen,
Alwaar gy tot in Eeuwigheid,
U Koningshof wild houwen.
Heerlijk, heerlijk, heerlijk is daar u Naam vol waarden.
I I I.
Met duizend Engelen omzet;
Als met soo veel Trauwanten,
Doet Gy U wil, een staale wet,
Door haar aan alle kanten.
Gy zijt alleen, alleen een Souverein, Jehova.
I V.
Doet niet U Heiligheids ontsag,
Haar onder vleug'len sluipen!
| |
[pagina 73]
| |
En van voor uw, die niemand zag,
En levend' bleef, weg kruipen!
Gy, Gy zijt d'Opper Heiligheid alleen Jehova.
V.
O Heer uw diamanten Throon,
Be-Jaspist en Bepeereld;
Is hondert duisentmaal zoo schoon,
Dan al het mooy der weereld.
Al wat dat is aan uw, dat is gansch zeer begeerlijk.
V I.
Hoe staan die Geesten daar in rang!
Met opgesperde keelen;
Om uit te galmen haren zang:
My dunkt, ik hoorse queelen.
Heilig, heilig, heilig, is de Heer der Heirscharen.
V I I.
Siet hoe zy in dit zoet geluit,
Elkander ondersteunen;
Ja zoo Gods lof Trompetten uit,
Dat post en deuren dreunen.
Heilig, heilig, heilig, is de Heer der Heirscharen.
V I I I.
Hoe! zijgt gy niet bedeest van schrik,
Ter Aarden plotslijk neder;
Hy zegt wie (Majesteit) ben ik?
Om zulks te horen weder.
Heilig, heilig, heilig, is de Heer der Heirscharen.
I X.
Zijt gy genegen, ziel op Aard,
Der Eng'len toon te leeren:
Zoo keer u ooren Hemelwaard,
En luisterd haar, God eeren.
Heilig, heilig, heilig, is de Heer der Heirscharen.
X.
Och! dat in uwe keele, Gods
Verheffingen ook waren:
| |
[pagina 74]
| |
Zegt mee van die volkomen Rotz,
Den Heer der Heierscharen,
Van uwe heerlijkheid is alles vol op Aarden.
X I.
Daar komt, daar komt, daar komt een tijd
Als al Gods lievelingen,
Eenparig tot in Eeuwigheid
Met d'Engelen zullen zingen,
Heilig, heilig, heilig, is de Heer der Heirscharen.
X I I.
Begind te quelen hier beneen,
Dit Heilig, heilig, heilig:
Zoo word u reis naar boven heen,
Genoeg'lijk, kort, en veilig,
Och! dat, och! dat, och! dat wy haast'lijk daar by waren.
W.D. |
|