Dichtkundige ziele-zangen
(ca. 1720)–Philippus van Sorgen– Auteursrechtvrij
[pagina 12]
| |
Stem: 's Morgens in 't krieken &c.I.
Jesus.
Op, op, doet open mijn Duive, mijn Schoone,
Ik staa hier buiten aan de deur en wagt,
Mijn Vader woud met my t'uwend wel woonen,
Maar in te varen zelfs in dese nagt,
En soo ons niet al straks wierd opgedaan,
Soo souden w'elders moeten heenen gaan,
Daarom Vriendinne staat ten eersten op,
Gy weet dat ik niet gaaren dikwils klop.
I I.
Ziele. 't Is middernagt en ik leg nu te bedde,
Ik ben ontkleed, mijn oogen zijn vol vaak,
't Sal wel hoog dag zijn, dat derf ik wel wedde,
Eer ik uit dese sagte veren raak,
En als ik dan gekleed ben en gereed,
Soo sal ik U ten eersten doen de weet,
Lust het U dan tot my te komen in,
Ik sal U beid' ontfangen als Vriendin.
I I I.
Jesus. Ziele gy moet ons geen wetten voorschrijven,
Maar nu en weet gy niet het geen gy doet,
'k Sou u die vaak wel haast konnen verdrijven,
En loopen deur en grendels onder voet,
Maar neen mijn voeten agt ik veel te waard,
Dewijle gy d'uwe soo sorgvuldig spaard,
En die niet wild besoed'len met wat stof,
Dat ik tog datelijk sou wasschen of.
| |
[pagina 13]
| |
I V.
Ziele. JESUS hoe moogt Gy een Mensch tog soo quellen,
Ik ben schier naakt en hier en is geen ligt,
'K zal my niet kreunen aan kloppen of bellen,
Ik denk uw zaak is van geen groot gewigt.
Jesus. Ja Ziele grooter als gy denken kund,
Het ligt en leven word aan u gegund:
Ook heb ik een mantel, rok en kleed,
Die soud gy hebben, soo gy open deed.
V.
Ziele. Ja, ja ik geef niet veel om U schoon praten,
Of 't nu of morgen is 't komt niet zoo naauw,
Jesus. Volmaakt wild gy my nu niet inlaten,
Terwijl mijn hoofd en hair schier schier druipt van douw:
Wel aan ik ga dan liefste, vaar den wel,
Dewijl gy voor den Hemel kiest de Hel,
En my u Vriend geeft smadelijk den schop,
Ik seg u ook mijn gunst en vrindschap op.
V I.
Ziele. Ay my daar gaat Hy weg, JESUS keert weder.
Keer weder ô mijn lieve Bruidegom,
Die my daar even noch aanspraakt soo teder,
Hier binnen zijt gy altijd wellekom,
Helaas, waar is mijn aangenamen gast?
Foey my dat ik niet meer heb opgepast,
Waar is hy nu, waar is mijn liefsten heen?
Och waar ik straks geweest zoo flux ter been.
V I I.
Het slot en klopper die druipen van Myrrhe,
Och of ik wist waar Hy was heen gegaan,
Hier helpt geen schreijen, geen piepen, geen kirren,
Ik staa op koolen, ik moet mee ter baan,
Ik zal mijn Ziele nimmer geven rust,
Tot dat ik hem vind en weer heb gekust;
| |
[pagina 14]
| |
Weet gy het niet, gy Wachters van de stad,
Wat JESUS heeft gekozen voor een pad.
V I I I.
JESUS. Hier ben ik zelver mijn schoone Vriendinne
Geeft hier u hand, wy zullen t'zamen gaan,
Ziele. Kond gy nog JESUS een Ziele beminnen,
Die u zoo liet in wind en regen staan?
Ik houd U vast, ik hebbe u nu gewis,
Ik zal u kleven aan gelijk een klis.
Ik kan niet zonder U een stapweegs gaan,
Ey laat my nooit op eigen beenen staan.
P.V.S. |
|