Dicht-kundige ziele-zangen, op-gesongen door verscheyde zangh-lievers
(1681)–Philippus van Sorgen– AuteursrechtvrijStemme: Nabootster Echo.
I.
Sondige Ziele, seg waer wilje heen,
Durft gy soo tot des Heeren Tafel treen?
Schrevint gy niet, siet wel toe, dat hy met Godt
Echo. Niet spot.
II.
Ach my wat raed, indien ick niet en gae,
Laet ick mijns Heeren last moetwillig na
En treed ick toe, soo eer ick voor gewis,
’t Vonnis.
III.
Beklemde Ziel, met recht benaude hert,
Wat angst, wat schrick, wat vrees, wat bange smert,
Dreygt u, het is of gy nu hadt vervult, U schult.
| |
[pagina 93]
| |
IV.
Gy zijt o Heer, de suyv’re Heyligheyd,
Maer mijn bedrieglijck hert, heeft my verleyd,
Ick ben melaets, besmet, onreyn, vol stanck,
En kranck.
V.
Dat moedelick, en nedrigh ick beken,
Dat ick u gunst en hulp, onwaerdig ben,
‘K leg mijn verbryselt hert gans open nu,
Voor uw.
VI.
Ach soetste Iesu, eeuwig Heyl Fonteyn,
O schoonste aller menschen, ghy alleyn
Geeft mijn geperste Ziel, als ghy wilt,
Wat stilt.
VII.
Ghy Vader denckt aen ’t lijden van u Soon,
Siet aen sijn kruys, sijn smaet, en doorne Kroon,
Herstelt mijn droeve Ziel, want mijnen noot,
Is groot.
VIII O Iesu Coning, mijne Ziel regeer,
U alderliefste by sijn ick begeer,
Beschermt dog mijne Ziel, geef door u hand,
By-stand.
IX.
O Mijnen alder-schoonsten Bruydegom,
Siet gy na my, mein-eedige noch om,
‘K val u met heyl geschaemt, en diep ootmoet,
Te voet.
X.
Gy sijt alleen mijn Ziele-medecijn,
En schenckt uw selven my, in brood en wijn,
Sterckt mijn geloof, en mijn gequetsten geeft,
Geneest.
| |
[pagina 94]
| |
XI.
Laet mijn genot en kostelijck rand-soen
Toont my wat gy uyt liefd’ hebt willen doen,
Voor my, die anders niet als smert, en leed,
U deed.
XII.
Och dat u Geest nu uyt de hoogte quam,
Och dat gy nu mijn herte tot u nam,
Om dat te heyligen, en te storten in
U min.
XIII.
Dat is het grootste dat mijn Siel begeert,
By dit is my de wereld gans niet weert,
‘K sal daer na uyt sien, tot gy mijn gemoet
Vol-doet.
A.V.D. |
|