Dicht-kundige ziele-zangen, op-gesongen door verscheyde zangh-lievers
(1681)–Philippus van Sorgen– AuteursrechtvrijOp de wijse van den 51. Psalm.
I.
Ick slaep zoo vast, mijn Ziel die leyd als dood,
En schoutse mijn oogen eens te wrijven,
En komt o God die slaep-lust van my drijven,
Al was het met een harden douw of stoot:
Of treckt my met de beenen van dit Bed,
Waer op ick ben soo sorgeloos gaan rusten,
Of dondert met de vloecken van Uw’ Wet,
Tot dat ick eens verlaet mijn vuyle lusten.
| |
[pagina 9]
| |
II.
Ick heb helaas het sluymeren soo lief,
Ick leg en ronck en wentel in de sonden,
Mijn schuld is meer als hondert duysent ponden,
En nogh soo slaep ick sonder quijting brief.
Ick weet dat schuldenaers geen rust en past,
Sy moeten voor de stem des Eyschers beven,
Sy vreesen staeg te worden aengetast,
Dit vonnis leyt al in haer hert geschreven.
III.
O Ionas hoort gy niet den fellen wind
Soo bulderen, hoort gy de Zee niet woelen?
Of sijt gy gansch berooft van u gevoelen,
Of sijt gy doof of sijt gy steecke-blind?
Gy slaept en snorckt in ‘t opperst’ van de mast,
Gy sijt gerust, en laet violen sorgen,
Als water daer niet een penning tot u last,
Of dat gy waert voor ’s Regters oog verborgen.
IV.
O trage Ziel, soo swaer als steen of lood,
Staet op, soo sal de Morgen-ster u ligten,
Staet op, en denckt om uw’ versuymde pligten,
Verlaet de slaep, de suster van de dood.
O Ziele siet, hoe weynigh tijds u rest,
De Zuyder-son die roept u om te wercken,
En soo gy niet verlaet uw’ stinckend nest,
Soo doet gy erger als een Hond of Vercken.
P.V.S. |
|