het zijn hier alle redenen van tuchteloosheid en zwakheid, welke het in zijn midden bevatte, aan te halen, en die aan hetzelve vastkleefden gelijk de zool aan de schoenen. Het leger van Metz had die vastheid, dat vertrouwen weten te bewaren, welke tot het uitvoeren van groote oorlogsdaden onmisbaar zijn. Wij hadden te veel regimenten door de neerlaag van Wörth ontmoedigd; andere bestonden uit jonge soldaten zonder onderricht, en nog andere verkeerden ter oorzake van hun tocht door Parijs, onder den verderfelijken indruk, welke gansch de natie doorwerkte, namelijk de politieke moedeloosheid. De moeilijke marschen van Chalons naar Beaumont hadden hen daarenboven kwalijk gestemd, toen het 5de korps den aanval der aanzienlijke Pruisische overmacht, tegen welke het niet bestand was, moest onderstaan.
Den 30sten Augustus moest gansch het leger zich tusschen Mouzon en Carignan vereenigen; het 12de korps bezette reeds de hoogten, die den rechteroever der Maas bestrijken. Daar bevonden zich de keizer en de maarschalk. Generaal Douay (7de korps) welke van Stonne aanrukte, was door een zeer aanzienlijk convooi in zijnen marsch belemmerd en dit deed hem van den voorgeschreven weg afwijken. Hij trok door het dal van Raucourt en de Maas te Remilly in stede van te Villiers over, zooals de hem gegeven bevelen luidden.
Generaal Ducrot des morgens van Raucourt vertrokken zijnde, had langs een grooten omweg Carignan bereikt. Daar was hij over de Maas gerukt langs eene brug, wier smalte den marsch vertraagde.
Op dien rampzaligen dag werd generaal De Failly door eene aanzienlijke overmacht verrast en in wanorde op Mouzon teruggeworpen, waar de troepen van het 12de korps hem niet krachtdadig konden ter hulp komen. Des avonds had men de overtuiging dat men zich voor het grootste gedeelte van het vijandelijk leger bevond, hetwelk van Stenay aanrukte. Men moest dus den marsch op Metz laten varen, en de maarschalk gaf bevel op Sedan terug te trekken. Het hoofdkwartier moest te Carignan zijn. De keizer kwam er des avonds aan. De maarschalk gaf hem kennis van 't geen er omging en drong er op aan dat hij zich naar Sedan zou begeven, hetwelk als vereenigingspunt van het leger was aangeduid.
Wij kwamen er te 11 uren aan. Men stelde alsdan den keizer voor de reis tot Mezières door te zetten. Daar zou Zijne Majesteit buiten bereik des vijands zijn en aan het hoofd van het 13de korps, onder de bevelen van generaal Vinoy, op de hoofdstad kunnen terugtrekken. Dat echter weigerde hij; de plannen der generaals had hij niet hinderlijk willen zijn, en nu ook wilde hij, door zijn vertrek juist op het uur des gevechts, het leger niet ontmoedigen; hij wilde de gevaren en het lot der armee deelen.
Alhoewel Mouzon en Carignan op zeer korten afstand van Sedan gelegen zijn, was de gansche nacht van 30 op 31 Augustus voor de concentratie der troepen benoodigd; slechts twee wegen waren beschikbaar. Het 12de korps, dat de achterhoede uitmaakte, onderstond gedurende gansch den marsch het vuur des vijands en hield dezen laatste krachtvol in bedwang. Slechts den 31sten Augustus, te 10 uren des morgens, mocht het zijn bivak opslaan. Het was reeds 5 uren des avonds toen een korps Beiersche artillerie, op den linkeroever der Maas gevestigd, zijne afmattende vervolging staakte.
De vier Fransche legerkorpsen waren in dier voege geplaatst dat zij de stad omsingelden; de linkeroever der Maas bleef vrij. Het 12de korps stond met zijn rechtervleugel op de rivier stroomopwaarts, het 7de met zijn linkervleugel stroomafwaarts; het 1ste en het 5de stonden tusschen het 12de en het 7de. Die stelling was ongelukkig, dewijl zij aan een gedeelte van het vijandelijk leger de gelegenheid gaf, de stad langs den linkeroever om te trekken. Waarschijnlijk hoopte men, bij middel der overstrooming van het schiereiland Iges, den vijand op afstand te kunnen houden; die berekening was valsch; zij was door de nieuwe dracht der veldartillerie verijdeld. Wij hebben daarenboven bevonden, dat de vestingkanonnen van Sedan niet voldoende bevoorraad waren.
De linkeroever der Maas werd door twee Beiersche en Pruisische korpsen bezet en deze sneden ons alle hoop van terugtocht langs die zijde af; zij beschoten de stad, welke sterk door hun vuur geteisterd werd. De brug van Donchery, die op een afstand van drie kilometers ligt, was bruikbaar gebleven, en de vijand deed daar des nachts een deel van zijn leger over de rivier marcheeren. Het overige zijner armee, langs de hoogten die de Maas bestrijken, van Mouzon en Montmedy komende, had welhaast onze positiën omtrokken. Te 5 uren des morgens had de eerste aanval, aan de zijde van Bazeilles, plaats; dit punt werd door het 12de korps met kracht verdedigd. Te 5 uren berichtte de maarschalk den keizer, dat het kanon hooger op van Sedan dommelde. Zijne Majesteit steeg te paard en, gevolgd door zijnen staf, sloeg de keizer de richting van Bazeilles in; hij ontmoette onmiddellijk den maarschalk dien men gewond van het slagveld voerde. Beide personen wisselden eenige woorden.
Onder het vuur des vijands bereikte de keizer die schitterende divisie mariniers, door generaal De Vassoigne gekommandeerd. Zijne Majesteit knoopte gedurende eenige oogenblikken een gesprek met dien generaal aan; het gevecht was hevig, want de Pruisische koninklijke garde en een korps Beieren vielen het dorp met eene hardnekkige verbittering aan. De marine-infanterie ware wellicht meesteres dezer stelling gebleven, hadde men haar geen bevel van achteruitgaan gegeven. Omtrent dit laatste zal ik verder spreken.
Na ongeveer een half uur bij deze troepen te hebben vertoefd, gaf de keizer, ten gevolge van de hageljacht houwitsers en kogels, aan de groep officiers die hem vergezelde, bevel bij een bataljon jagers te voet te vertoeven, 't welk door eenen muur beschermd, het oogenblik verbeidde in slagorde te treden. Van zijn geleide ontslagen, dat al te zeer de aandacht van den op korten afstand geplaatsten vijand tot zich trok, en daarenboven in persoon de stelling in oogenschouw willende nemen, ging de keizer nog meer vooruit. Hij was slechts vergezeld door zijn aide de-camp van dienst, en die was ik, den ordonnance-officier kapitein Hendecourt, die gedood werd, den eersten stalmeester Davilliers en dokter Corvissart. Daarna begaf zich Zijne Majesteit naar een keerpunt waar de batterijen van den kommandant Saint-Aulaire stonden. Meer dan een uur vertoefde hij daar in een hagelslag van vijandelijke kogels.
De maarschalk, te 6 uren des morgens gekwetst zijnde, had generaal Ducrot ontboden om hem het kommandement over te geven. Deze laatste meende dat de genomen schikkingen tot geen goed resultaat konden voeren. Hij zag de vijandelijke macht in de richting der hoogte van Illy immer sterker worden en wilde ten allen prijze de omtrekkende beweging, welke ons in al de gevechten zoo noodlottig was, verhinderen; tevens wilde hij de éenige aftochtslinie welke ons overbleef, die van Mezières, behouden. Om die redenen plaatste hij onmiddellijk op de hoogten van Floing, twee divisiën van het 7de korps, wier artillerie tegenover Mezières stond. Op hetzelfde oogenblik gaf hij den kommandant van het 12de korps bevel zijne aftochtsbeweging, geëcheloneerd bij brigaden, sterker te maken - eene beweging, welke zeer behendig en altijd strijdende werd uitgevoerd.
Het was omstreeks dien tijd dat generaal De Wimpffen - twee dagen geleden in het leger aangekomen en die het bevel over het 5de korps dat hem toegekend was, nog niet op zich genomen had - dat generaal De Wimpffen de voorposten visiteerende, de schitterende houding van het 12de korps (Lebrun) en dezes krachtdadigen weerstand langs de zijde van Bazeilles zag. Zulks liet hem toe aan een goeden uitslag geloof te hechten, die over het lot van het gevecht zou beslissen. Het was toen 9 uren des morgens. Generaal Ducrot had gedurende drie uren het kommando, toen generaal De Wimpffen hem een dienstbrief, geteekend door den minister van Oorlog, voorhield, krachtens welken het opperbevel in zijne handen overging indien de maarschalk buiten gevecht gesteld werd. Generaal Ducrot gaf onmiddellijk het kommando aan generaal De Wimpffen over; hij deed hem de gegeven bevelen kennen, en de redenen welke hem tot deze geleid hadden. De nieuwe opperbevelhebber hield er geen rekening van; hij zag in de beweging des vijands niets dan ruiterij-manoeuvres.
De keizer verlangde nu de verder gelegen hoogten, welke de sleutel der stelling schenen te zijn, te bereiken; hij deed zijn staf roepen en wij daalden in het groote ravijn van Givonne af, waar