rechtervleugel zijns legers op Straatsburg; die stelling werd echter eenigszins gewijzigd: hij ontving bevel het 5de legerkorps van generaal De Failly, in den omtrek van Bitche gelegerd, te benaderen.
De divisie van generaal Abel Douay bleef te Weisenburg achter tot dekking dezer beweging, en dit wordt als een misslag van de Fransche zijde beschouwd.
Maarschalk Mac-Mahon bevond zich den 4den Augustus te Metz, ter bijwoning van eenen krijgsraad, toen de Duitsche troepen plotseling vooruitrukten en uitvoerden wat onmiddellijk bij de aankomst des konings te Mainz beslist was - namelijk het offensief te nemen.
De Duitscher had met zijn kalm en scherp oog den toestand doorpeild; in de voorposten-gevechten hadden de soldaten elkander reeds genoegzaam gewikt en gewogen; men wist wat te denken van de behandeling der chassepots; men begreep dat de mitrailleuse eigenlijk slechts in de vlakte geducht was; men zag, kortom, de aarzeling der Fransche bevelhebbers - en voorwaarts! klonk het.
Den 3den Augustus verliet de kroonprins Spire, den 4den Landau.
De slag van Weisenburg, dien wij nu gaan bijwonen, vernietigde al de plannen, welke men in tusschentijd te Metz aan 't smeden was....
In het noordelijk punt van den Elzas op een kilometer der grenzen ligt de Fransche ‘gedeclasseerde’ vesting Weisenburg, een stadje met ruim 5300 zielen, dat in de geschiedenis der oorlogen reeds meer dan ééne droevige plaats beslaat. Thans is het enkel met eenen muur en eene breede gracht omgeven, die echter in het warme jaargetij niet zelden zonder water is.
Weisenburg ligt op den weg van Landau; het is daar dat zich, op het Fransche grondgebied, een belangrijk spoorwegnet ontwikkelt, waardoor de stad met andere punten van den Elzas en Frankrijk in betrekking staat. De stad beheerscht de wegen op Niederbron en Bitche en het spoor dat naar Hagenau en Straatsburg leidt. Zij is, kortom, de keel langs welke men toegang bekomt ten Zuiden tot de pleinen van den Rijn, ten Westen tot de Vogeezen.
In de XIIIde eeuw was Weisenburg eene vrijstad; in 1673 lijfde Lodewijk XIV haar bij Frankrijk in; in de daarop volgende eeuw werd zij beurtelings door Duitschers en Franschen hernomen. Beiden dus toonden wel dat zij op het bezit van die plaats prijsstelden, en niet zonder reden! In 1793, toen in den Elzas, in zijne bosschen en bergpassen, zooveel woedende gevechten geleverd werden, was de kommandeerende generaal De Beauharnais gedwongen, de stad over te leveren. De Duitschers, onder het bevel van generaal Würmser, rukten er binnen - en de Conventie was zóó woedend om die overgaaf, dat zij den Franschen bevelhebber van verraad beschuldigde en ter dood veroordeelde.
Het verraad is dus traditionneel in het Fransche leger?....
De stad ligt in eene vlakte, welke door hare hopvelden, wijnbergen, eene schoone landbouwteelt en geboomte zeer schilderachtig is. Achter haar ligt eene rij hoogten, welke het dal bestrijken en juist die hoogten maken eene voortreffelijke verdediging uit.
Het voornaamste punt is de Geisberg, reeds zoo dikwijls gedrenkt met Duitsch en Fransch bloed. Op dezen top liggen eenige huizen, een molen en het met muren omgeven slot Schafenburg, hetwelk de Franschen op eene geduchte wijze benuttigd hadden.
Beneden aan den voet dier hoogte ligt het dorpje Altstadt.
Op vier kilometers ten Westen, op den weg van Bitche, vindt men den bergpas de Pigeonnier, een punt dat 800 meters boven de oppervlakte der zee en 600 boven het dal der Lauter, op welker boord Weisenburg gebouwd is, ligt.
Het terrein van Weisenburg naar de Pigeonnier leidt, op een kilometer afstand, in zachte glooiing opwaarts, waarna het plotseling zóó steil wordt, dat de weg een kronkelenden loop moet aannemen. De weg slingert door een boschachtige streek, door het woud van Mundat en dat van Katzenthal, om eindelijk op Bitche uit te komen, dat op 40 kilometers afstand van Weisenburg ligt.
De Duitschers trokken, ten einde de overzijde van de Lauter te bereiken, op vier verschillende punten door het Bienwald.
De divisie Bothmer, welke de voorhoede uitmaakte, moest Weisenburg aanvallen en deze plaats overmeesteren; te 6 uren moest zij haar bivak opbreken.
Een deel der divisie Hartmann, in vereeniging met de divisie Walther, te 4 uren opbrekende, moest Landau omtrekken en volgens aangewezen richting op Ober-Otterbach marcheeren.
De divisie cavalerie zou te 6 uren den tocht aanvangen, eene linie beschrijvende, welke over Insheim, Barbelroth, enz. ten westen van Ober-Otterbach moest uitkomen.
Het 5de korps zou te 4 uren Billigheim verlaten en over Barbelroth en Nieder-Otterbach op Grosz-Steinfeld en Kapswyer marcheeren; het zou de voorhoede zijn, die bij St.-Remy en Waghaüsel over de Lauter zou trekken en aan de overzij der rivier voorposten uitzetten.
Het 11de korps zou Rohrbach te 4 uren verlaten en zich door het Bienwald naar Bienwaldshütte wenden; het zou de voorhoede zijn die de Lauter moest passeeren.
Langs den straatweg naar Lauterburg zou het korps van generaal Werder opdagen en die plaats trachten te bemeesteren.
Het korps van generaal Von der Tann, te 4 uren opbrekende, moest den straatweg over Rülsheim naar Langenkaudel volgende, zich ten westen van die plaats neerslaan.
Het hoofdkwartier zou zich te Nieder-Otterbach vestigen.
Het was den 4den Augustus een bewolkte lucht, een regenachtig weder.
Toen de kroonprins omtrent halftien op de hoogten van Schwergen plaats nam, vielen reeds de eerste schoten op Weisenburg; het was de 4de Beiersche divisie, onder kommando van generaal Bothmer, welke het vuur opende.
Twee regimenten linietroepen, een bataljon jagers te voet, een regiment turco's en een regiment jagers te paard kampeerden des nachts buiten Weisenburg en het dorpje Altstadt. De patrouilles en éclaireurs waren van hunne verkenningstochten teruggekeerd en hadden geen spoor van den vijand ontdekt.
Is iets dergelijks wel verstaanbaar, dewijl het Pruisische leger zoo talrijk en de aanvallingslinie zoo ver uitgespreid was?
Zorgeloos was men dan ook in het Fransche kamp bezig met de soep te koken, toen plotseling, bij het krieken van den dag, een hevig vuur zich hooren liet. Als bij tooverslag verscheen de Duitsche infanterie, cavalerie en artillerie op de hoogte van Schweigen, het eerste Beiersche grensdorp.
Onbeschrijfbaar was de opschudding, welke die plotselinge verschijning in het kamp teweegbracht. Zoo snel als de bliksem neerschiet, zoo snel doorliep het alarm gansch de legerplaats. De soldaten wierpen neer wat zij in de hand hadden, stieten om wat hun den weg versperde, grepen naar het geweer en sprongen als wanhopig vooruit om het vuur aan te vangen.
Reeds waren er Duitsche bommen op het stadje gevallen en de rook- en vlammenzuilen, welke boven de daken opstegen, bewezen dat de brand daar reeds uitgebarsten was. De Duitsche artillerie zaaide om dus te spreken, bommen en houwitsers in de Fransche gelederen, die als razend weerstand boden. De turco's, die wilde kinderen der woestijn, vochten als leeuwen en met eene ongelooflijke verachting des doods.
Heldhaftig was voorwaar de verdediging; doch machteloos waren alle pogingen tegen de vaste en krachtvolle houding der Duitsche troepen. De Beieren vooral waren onverschrokken; zij wilden den Pruisen toonen wat hun Werder-geweer vermocht, en voorwaar! zij bewezen niet alleen dat het geweer voortreffelijk, maar nog dat het aan kundige handen toevertrouwd was.
‘Er op los, Beieren!’ weerklonk het gedurig. Dwars door de wijnbergen heen, waar de turco's hun een razenden tegenstand boden, bereikten zij den muur van Weisenburg en wilden stoutweg de beklimming wagen; doch de Franschen openden een zoo hevig vuur, dat zij voor het oogenblik van die onderneming moesten afzien.
Men kon den wal zelfs niet benaderen.
Een half dozijn Beiersche jagers drongen echter voorwaarts, doch werden welhaast, voor het oog hunner kameraden, letterlijk in stukken gehakt.
Het artillerie-vuur op Weisenburg hield aan.
De kommandant van het 5de Pruisische legerkorps had nauwelijks vernomen dat de Beiersche divisie voor Weisenburg in gevecht was, of hij zond den wakkeren generaal Von Kirchbach met een aanzienlijk getal hulptroepen af.