Houding van Europa.
III.
Duitsche Staten. - Oostenrijk. - Rusland. - Italië. - Engeland. - België. - Nederland. - Luxemburg. - Denemarken. - Zweden en Noorwegen, enz. enz.
Laat ons, in een paar woorden, de houding der verschillende landen, in den oorlog van 1870-1871, aanstippen.
Frankrijk had wel gehoopt dat er eene scheuring in Duitschland zelf zou ontstaan zijn en de verdeeldheid zijne zaak zou hebben bevoordeeld.
Wij deden reeds zien hoe Wurtemberg, Beieren en Baden die verwachting, indien zij ook omtrent hen bestond, beantwoord hebben.
Wat andere gewesten betreft, Pruisen had, door zijne annexatiën, den oppervlakkigen beschouwer wel reden gegeven eene dergelijke oneenigheid te onderstellen; doch gewis niet den grondigen onderzoeker. Hierin, gelijk in menig ander geval vóór den oorlog, heeft de Fransche diplomatie het bewijs eener ongeloofelijke oppervlakkigheid doen blijken. Het gemis van kennis der volkstaal was hieraan gewis niet vreemd.
Duitschland mocht op vele quaestiën verdeeld zijn; doch voor den inval eener vreemde legermacht, voor het schenden van de Duitsche gouwen, den Duitschen haard, moest alle twist, alle oneenigheid verdwijnen: zóó dacht men, zóó handelde men.
De Duitscher, ten minste vrij algemeen, blijft immer de aloude Franzosenfresser. Op de schoolbanken heeft de knaap den vrijheidsoorlog leeren bewonderen; ‘op de openbare pleinen in de steden,’ zeide zeer te recht de Wiener Presse, prijken de standbeelden der veldheeren tijdens 1813 en 1815; in de dorpskerken vindt men, op marmeren tafelen, de namen der soldaten geschreven, die in den oorlog tegen de Fransche overheerschers gesneuveld zijn.’
Wel is waar verhieven zich eenige Hanoversche en Poolsche stemmen, ten gunste van Frankrijk; doch het waren stemmen in de woestijn, van welke welhaast geene de minste rekening gehouden werd.
Oostenrijk was evenmin genegen de hand te reiken aan hem, die, ten gevolge zijner onzijdigheid, Sadowa had helpen voltrekken, die zelfs in 1866 aangeboden had, Pruisen met gewapende hand bij te staan. Was het daarenboven niet te vreezen, dat Oostenrijk, door partij te kiezen tegen Frankrijk en nu de oorlog een nationaal karakter aannam, zich alle Duitsche sympathieën, in de toekomst zou hebben vervreemd?
Rusland was, zooals later wel gebleken is, hoe dikwijls ook en formeel tegengesproken, in verstandhouding met Pruisen. De bewijzen van innige sympathie tusschen den keizer van Rusland en den koning van Pruisen, tijdens den oorlog, hebben niet ontbroken, zelfs daargelaten de door Pruisen ondersteunde eisch van wijziging der tractaten betreffende de Zwarte Zee.
Omtrent de houding van Italië was men het in den aanvang niet eens. Nu scheen het gouvernement naar de Fransche, dan naar de Pruisische zijde over te hellen, totdat het zich eindelijk door eene officieele nota aan de zijde der neutralen plaatste. Was de ontruiming van Rome, waardoor Frankrijk de zwakke Pauselijke Staten aan den inval van den koning van Italië overleverde, de prijs dezer onzijdigheid? De heer Visconti-Venosta loochende in de Kamer der Afgevaardigden alle drukking op het Fransche gouvernement; doch het gouvernement van Victor Emmanuel had een aanzienlijk gedeelte der openbare denkwijze niet zóó ten zijnen gunste gestemd, om elke verklaring van dien aard gereedelijk aan te nemen.