Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.
(1869)–F.A. Snellaert– Auteursrechtvrij
[pagina 459]
| |
Doen dachtic in minen moet doe
Dat desen boeke wel hoorde toe /
1645[regelnummer]
Want het heet d Boec van wraken.
God laet mi wel gheraken.
Daer versloech die hertoghe Ian /
En̄ van Ghelre die vrome man /
Van XmGa naar voetnoot1 volcs / te waren /
1650[regelnummer]
Metten zwaerde / al sonder sparen.
Dit was om een sake / sonder waen /
Die de hertoghe heeft ghedaen
Vanden here van Valkenborch nu /
DienGa naar voetnoot2 si sloeghen / dat segghic u /
1655[regelnummer]
Daer te voren over .iiij. jare /
Dat beter achter bleven ware /
En̄ menighen anderen vromen man /
Dien ic ghenoemen niet en kan /
Die hen niet en hadde mesdaen /
1660[regelnummer]
En̄ om dat si niet wouden ontfaen
Haren gherechten heere /
Dien si sculdich alle eere
En̄ alle lieve te doen waren.
Siet ghi / heren / sonder sparen /
1665[regelnummer]
Met aldus ghedanen teken
Can God / Onse Heere / wreken
Manneer het heeft sinen tijt.
Lieve heeren / nu castijt
U selven / en̄ neemt exempel nu
1670[regelnummer]
Aen dander heeren / dies bid ic u.
Hets ghesciet te menigher tijt /
| |
[pagina 460]
| |
Die hem aen enen anderen castijt /
Dat hi hem castijt sachte.
Elc hem hier vore wachte!
|