Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.
(1869)–F.A. Snellaert– AuteursrechtvrijWt wat gheslechte dat Antkerst gheboren sal werden, en̄ waer af dat danssen yrstwerf quam. C. XIII.MAer Iacob / die patriarke /
Hadde .xij. sonen starke;
1090[regelnummer]
Van elken quam een gheslachte
Groet en̄ starc van machte /
Van welken sonen was een man
Die men bi namen noemde Dan.
Van desen sijn vader voerseyde
1095[regelnummer]
Meneghe grote archeyde /
Die van hem soude comen /
Meneghen zere tonvromen.
Dese si waren / dat wet wel /
Vanden volke van Ysrael /
1100[regelnummer]
Die dansten jeghen Gods ghebot
In die woestine omden afgod /
Die wile dat Moyses / dat wet /
Opten berch was om die wet.
En̄ om dat gheslachte van Dan
1105[regelnummer]
Dat spel van dansen yrst quam /
Daer om heetment dansen / wet wale /
Beyde in Walsche en̄ in Dietsche tale /
| |
[pagina 395]
| |
En̄ oec in andren talen mede /
Alsoet daer es die sede.
1110[regelnummer]
En̄ dese Antkerst / als wijt lesen /
Sal van Dans gheslechte wesen /
En̄ oec Iudas die wilen ere
Gode verriet / Onsen Here /
En̄ menech ander quaet diet /
1115[regelnummer]
Daer vele jammers af es ghesciet.
En̄ om dat dese was sulke man /
So was hi gheworpen dan
Uten hoghen ghetale
Der .XII. gheslechte altemale;
1120[regelnummer]
En̄ in sire steden / dat ghijt wet /
So was Manasses gheset
Metten lote scone /
Die was Ioseps sone;
Die welke IosepGa naar voetnoot1 sone was
1125[regelnummer]
Iacobs / daer ic vore af las /
En̄ Davids kindre broeder /
Ia van vader ende van moeder.
Aldus moeste Dan met crachte /
En̄ daer toe al sijn gheslachte /
1130[regelnummer]
Uten getale sijn ghedaen /
Daer ute God woude ontfaen
Menscheyt / als sijn tijt quame.
Ghebenedijt so si sijn name!
|
|