Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.(1869)–F.A. Snellaert– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Vander heydene wet. C. XIX. NU willic u gheven antwoerde / Op dat ic u nu vraghen hoerde 1760[regelnummer] Alse van menegherande wet / Daer hem tfolc toe heeft gheset. Van wetten / dat wetic wale / Vindtmen .iij. manieren principale: Dierste wet die plach te sine 1765[regelnummer] En̄ doudste / dats die wet der heydine / Die van Adams tide stont / alsict vernam / Tote onsen vader Abraham / En̄ daer tusschen waren / voer waer / Omtrent .xxxiije. iaer. 1770[regelnummer] En̄ dese en hadden ander wet en ghene Dan dat elc andren int ghemene Doen soude / vroech en̄ spade / Also hi woude datmen hem dade. En̄ dese was goet / sonder spel / 1775[regelnummer] Hadden sise ghchouden wel; Maer tfolc was so quaet en̄ so wilt [pagina 197] [p. 197] Dats hem luttel aen Gode hilt / Dat hi hem eens toende wale Doen ertrike verdranc altemale. 1780[regelnummer] Dit was dierste wet vanden drien / Alse ghi hier hebt ghesien. Vorige Volgende