Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.(1869)–F.A. Snellaert– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Dits vander avonturen. C. XVII. DAvonture / Ian / wats dat / Dat daer omme keere dat rat / Den euen op / den andren neder / 1605[regelnummer] En den sulken heft si op weder/ Oft si dus mach gheven al Gheval en̄ ongheval / En̄ alle dinc hier bestiert? Hoe comt datmen niet en viert 1610[regelnummer] Haren dach en̄ houdt haer ghebot? Wat / es si minder dan God? Wouter / mi es lief dat ghi Des nu hebt vermaent mi; Want mi heeft langhe int herte gesteken 1615[regelnummer] Dat ic gherne soude spreken Van avonturen een luttelkijn / Om some dichters die sijn / Die asaghen en̄ tureluren Dichten vander avonturen / 1620[regelnummer] Die niegherinc toe en doghen / En̄ die oec niet sijn en moghen Alse dat si gheven soude Goet en̄ quaet / daer si woude / Den enen hoecheit / ere ende goet / 1625[regelnummer] Den andren werpen onder voet; So wat dat si segghen hier af / Dat en doech niet een caf. [pagina 192] [p. 192] Wouter / lieve vrient / nu hoert: Avonture es maer een woert / 1630[regelnummer] Dat .ix. littren hevet an / Die noyt lijf no gheest en ghewan / Noch noyt nature en ontfinc / Noch wesen van en gheenre dinc. En̄ oft si gheest heeft en̄ leven / 1635[regelnummer] En̄ quaet en̄ goet can gheven / Wat cledre draegt si / berecht mi / Of waer so woent si / Weder inden hemel of in die locht / Of onder derde in enen crocht? 1640[regelnummer] Het sijn al gheviseerde dinghen Dat si aldus voert bringhen / Die niet en doghen een caf. En̄ die anders segghen daer af / Si doen quaet / sijts gewes; 1645[regelnummer] Want God allene alles machtich es Te nemene en̄ oec te ghevene / En̄ doen te stervene en̄ te levene / Alsoet sine wijsheyt ordineert / Diet al houdt en̄ regneert 1650[regelnummer] In hemel / op erde en̄ in de helle: Hi en heves ghenen gheselle. Si twee gaen op ene strate Om een ghewin en̄ om een bate / En̄ deen valt en̄ breect sijn been / 1655[regelnummer] Dander die vindt enen steen Hi es weert .cc. pont / Op ene stede / op ene stont. Waendi dat dit davonture werct? [pagina 193] [p. 193] Neen si niet / diet wel merct: 1660[regelnummer] Het doet al Gods moghenthede / Die ieghenwerdech es telker stede. Dese die daer breect sijn been / En hadde die ghebroken en gheen Het soude lichte anders sijn vergaen / 1665[regelnummer] Of lichte soude hi hebben begaen Meerre mesdaet of meerren toren / Of sijn ziele mocht hi hebben verloren / Of hi hads in eneghen stonden Te voren verdient met sonden. 1670[regelnummer] Dander die den stene vent / Daer hi rijcheyt mede wendt / Dat doet God daer omme: Lichte soude hi als een domme Dinghen aengaen of verkiesen / 1675[regelnummer] Daer hi mede soude verliesen Siele ende lijf / beyde gader. Dus verhuedt die hemelsche Vader Den mensche tallen steden Nader zielen salicheden. 1680[regelnummer] Des ghelijc eest als en̄ als Van hen die breken den hals Ofte in watre verdrincken: Dat doet God / wildijt bedincken / Dat si hem dan sijn ten naesten / 1685[regelnummer] En̄ dan haelt hise metter haesten. God maect meneghen armen rike; Bleve hi arme / hi verlore hemelrike. God maect meneghen riken mate; Bleve hi rike / hi vergate [pagina 194] [p. 194] 1690[regelnummer] Gods in sire welden soe / Hi worde hemelrijx onvroe. Dus ontfarmt Gode talre uren Der crancker menscheliker naturen; Want hijs onse Vader / wi sijn sine kindre / 1695[regelnummer] Hi ghevet al / meerder en̄ minder / Na dat sire wijsheyt dunct / sijts gewes / Dat elken ter sielen best es. Die voert bringhen vise basen Van abonturen / gaen blasen / 1700[regelnummer] Si en gheeft noch en leeft niet: God es diet al versiet / Wies glorie en̄ virtute Nemmermeer en gheet ute. Vorige Volgende