Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.
(1869)–F.A. Snellaert– Auteursrechtvrij
[pagina 103]
| |
Die te male vulmaect si /
En hebbic niet in mi.
2860[regelnummer]
Al woudict al laten varen
Mijn herte nochtan twaren /
Soude nacht en̄ dach sijn tonghemake
En̄ altoes peynsen om die wrake:
En̄ so soudic in bedroeftheyden
2865[regelnummer]
Seker al minen tijt so leyden.
Mi es beter / en̄ noch also goet /
Dat ic vercoele minen moet;
Daer bi willic mi gheninden
En̄ cortelijc die quale inden.
2870[regelnummer]
Al hebben mine viande
Meer maghe inden lande /
Ic ben riker dan si sijn /
Ic sal metten scatten mijn
So vele volx verwerven /
2875[regelnummer]
Dat icse al sal bederven;
Want hets een ghemeen spreken
Dat die meneghe de borghe breken.
|
|