| |
| |
| |
Hoofdstuk 21
Doetinchem
Inleiding
In 1841 telde de stad Doetinchem 343 huizen, bewoond door 389 huisgezinnen en ruim 1800 inwoners. Er waren 1200 Hervormden, 70 Evangelisch Luthersen, 10 Doopsgezinden, 450 Rooms-Katholieken en 70 Israëlieten. De Hervormden van Doetinchem en Ambt-Doetinchem waren verenigd in één kerkelijke gemeente met een bedehuis in de stad Doetinchem. De voornaamste middelen van bestaan waren landbouw, veehouderij, handel in hout en eikenschors, alsmede industrie - er stonden te Doetinchem elf fabrieken.Ga naar voetnoot1
De om de stad liggende buurtschappen Dichteren, Gaanderen, Langerak, Oosseld en IJzevoorde vormden de burgerlijke gemeente Ambt-Doetinchem met 375 huizen bewoond door 469 huisgezinnen en 2500 personen, die voor het merendeel hun bestaan vonden in de landbouw. Van deze inwoners waren er 1350 Hervormd en 1150 Rooms-Katholiek.Ga naar voetnoot2
Een deel van de leden van de Christelijke Afgescheiden gemeente die het onderwerp van dit hoofdstuk uitmaakt - en die in 1859 werd geïnstitueerd - woonde te Zelhem. Dit ligt in de lijn van de gegevens van de volkstelling 1849 - Doetinchem 8 Afgescheidenen, Zelhem 21.Ga naar voetnoot3
De burgerlijke gemeente Zelhem werd in 1851 bevolkt door 3400 personen; dezen woonden verspreid over het dorp Zelhem en zes buurtschappen. Vergelijkt men het getal inwoners der gemeente met haar uitgestrektheid (81 vierkante kilometer), dan was zij schaars bevolkt; de oorzaak lag in de uitgestrekte heidegronden. De voornaamste middelen van bestaan waren landbouw, veeteelt alsmede handel in graangewassen en hout. De Hervormden waren 2780 in getal; Afgescheidenen woonden er, naar we reeds zagen, circa 21 - zij behoorden, namelijk in 1851, nog tot de gemeente Varsseveld. Verder telde men 630 Rooms-Katholieken en 12 Israëlieten.Ga naar voetnoot4
In het archief van de Hervormde gemeente te Doetinchem en in dat van Zelhem, vinden we geen neerslag van de Afscheiding.
In hoofdstuk 13 stonden we uitvoerig stil bij de verwikkelingen rond Jan van Dijk Mzn, de enige predikant die de gemeente te Doetinchem c.a. de hare heeft kunnen noemen. In 1869 werd, zoals we zagen, laatstgenoemde afgezet. De gemeente verliet, op enige leden na, het kerkverband, daarin haar predikant volgende. In 1872 werd haar nieuwe naam door de overheid aanvaard: Nederlandsch Hervormde Zendingsgemeente. Met
| |
| |
het oog op deze ontwikkeling zullen we ons beperken tot het leven van de Christelijke Afgescheiden gemeente over de jaren 1859 tot 1870. Voor de omvangrijke activiteiten van ds. Van Dijk op het terrein van het onderwijs en filantropie mogen we verwijzen naar de literatuur.Ga naar voetnoot5 Immers, de arbeid van deze predikant - ten dele buiten Doetinchem - behoort niet rechtstreeks tot de geschiedenis der Afscheiding.
| |
1. Ontstaan van de gemeente; E.N. Pliester; eerste kerkgebouw
Volgens Wumkes is het ontstaan, in 1837, van de Afgescheiden gemeente te Varsseveld, die haar leden telde in een wijde omgeving, namelijk de streek tussen Dinxperlo en Doetinchem, een nagalm van de arbeid van Dirk MolenaarGa naar voetnoot6 die van 1817 tot 1821 Hervormd predikant te Doetinchem is geweest. Als Molenaar voor het avondmaal visitatie deed in Staden Ambt-Doetinchem kwamen de gemeenteleden uit de wijdverstrooide hoeven en hutten tezamen in zes daarvoor aangewezen boerenwoningen ‘waar hij hen dan diende met toespraak, zielszorg en gebed. Dit zaad verstierf niet in de aarde zonder vrucht te leveren’.Ga naar voetnoot7
Doetinchem-Zelhem kan worden beschouwd als één van de dochter-gemeenten van de kerk op de Keurhorst te Varsseveld.Ga naar voetnoot8 Een deel van de leden van ‘Doetinchem’ was aanvankelijk bij laatstgenoemde gemeente aangesloten. Onder hen neemt E.N. Pliester een eerste plaats in. Hij werd in 1842 lid van de ‘Keurhorst’, in latere jaren staat hij daar als ouderling te boek.Ga naar voetnoot9
Elias Nicolaas Pliester werd in 1815 te Arnhem geboren. Circa 1833 was hij - al dan niet vrijwillig; wellicht als tamboer of trompetter - in militaire dienst en werd na te zijn aangetast door een oogziekte in een kazerne in Noord-Brabant, nagenoeg geheel blind. Zijn pensioen bedroeg ƒ 136,- per jaar. In 1836 werd hij opgenomen door oom Wessel Wisselink en tante Elisabeth Pliester - zijn moeder was inmiddels overleden - wonende te Terborg-Silvolde. Hij volgde een cursus boekbinden, maar het is de vraag, of hij door dit handwerk ooit verdiensten heeft verkregen. In zijn dagboekGa naar voetnoot10 beschrijft hij dat de Heere hem eind
| |
| |
1837 deed ‘ontwaken uit mijnen zondeslaap en deed vlieden van den toekomenden toorn, om mijn heil te zoeken in den Zoon zijner liefde’. In 1842 verbond hij zich - zoals reeds vermeld - aan de Keurhorster kerk. Hij was in die tijd gehuisvest bij de zadelmaker C. Geesink te Varsseveld, met wiens dochter Christina hij zich verloofde. Maar zij overleed in 1845, nog voor de huwelijksdag was aangebroken. In 1850 trouwde Pliester Johanna F. Wassink en na haar overlijden, in 1866 Gerritje te Ronde. Vanaf 1850 woonde de familie Pliester op het boerderijtje Leeuwenburg te Zelhem.Ga naar voetnoot11
Pliester heeft zeventien jaar voor jong en oud in zijn omgeving gecatechiseerd. De Leeuwenburg was van 1850 tot 1860 een centrum voor de Afgescheidenen te Doetinchem en Zelhem. Pliester trad op als ouderling voor deze groep en ging haar des zondags voor, want de wegen naar de Keurhorster kerk waren te slecht, vooral in de winter, de afstand te groot, voor het blijvend bezoeken van de diensten die aldaar werden gehouden.
In 1859 - mogelijk reeds in 1858 - kregen de voornemens zich los te maken van ‘Varsseveld’ en tot eigen kerk-formatie over te gaan, vastere vorm. Het aantal was gering; volgens wat we zeker weten: 28 volwassenen en 17 kinderen; trouwens het zielental is tot 1869 niet veel boven de 50 uitgekomen.Ga naar voetnoot12 De geschiedenis van het ‘Ontstaan der Christelijk Afgescheidene Gereformeerde Gemeente te Doetinchem’ vinden we onder deze titel voorin het eerste notulenboek.Ga naar voetnoot13 We noemen de hoofdzaken van deze preambule.
‘Vanaf het jaar 1844 hield men te dezer plaatse als volk der waarheid, waarvan velen leden waren van de Afgescheidene Gereformeerde Gemeente te Varsseveld van tijd tot tijd openbare bijeenkomsten, het zij Particulier of onder leiding van Predikanten uit de afgescheidene Kerken in Nederland, of daartoe opgeleide studenten,Ga naar voetnoot14 terwijl tevens een geregelde Catigesatie sedert dien tijd heeft plaats gehad, welke waargenomen werd door den Broeder Pliester, destijds lidmaat en later ouderling van voornoemde Gemeente.
De alhier woonachtig zijnde leden gevoelden echter behoefte, wegens de verre afstand der openbare dienst te Varsseveld, en het moeijelijke daarvan, althans voor een groot gedeelte der hier wonende leden, alsmede om de belemmering, welke dit tot uitbreiding der Gemeente Gods op aarde ten gevolge had, op te heffen, zich van voornoemde Gemeente te separeren, om alzoo langs een wettigen weg zich tot eene eigene Gemeente te constitueren.
Een en ander had ten gevolge dat de Leden der Afgescheidene gemeente van Varsseveld, te Doetinchem en SelhemGa naar voetnoot15 woonachtig de vereenigde krachten zamenspande om een eigen kerkgebouw te stichten, alles in overleg met hun- | |
| |
nen Leeraar Ds. Bulens,Ga naar voetnoot16 die als zoodanig als Consulent hunne zaken zou bevorderen, en die deze taak op zich nemende, zich daar van loffelijk heeft gekweten.
Tegelijker tijd werd door iemand buiten de Gemeente, de grond vóór en de begroting van een kerkgebouw aan de hier wonende leden aangeboden, waarop men, na een en andermaal die zaak overwogen te hebben, overging om bij wijze van intekening te beproeven, of men de benodigde gelden daardoor bijeen zou kunnen brengen, hetwelk met zulk een goeden uitslag werd bekroond dat het benodigde geld in eens door de leden uit voornoemde beide plaatsen, werd volgetekend waarop tot aankopen der aangebodene grond en tot het bouwen eener kerk werd besloten waarvan de uitvoering opgedragen werd aan den Broeder F. Nusselder. Er werd een aanvang met bouwen gemaakt in Augustus 1859, waarvan de eerste steen gelegd werd door den Consulent Bulens met een daarop toepasselijk gehoudene redevoering naar aanleiding van Nehemia 2 vers 20b,Ga naar voetnoot17 welk gebouw voltooid is in de maand Mei 1860 en op den tweeden Pinksterdag van dat jaar ingewijd door denzelfden met eene redevoering naar aanleiding van Handelingen 2 vers 42.Ga naar voetnoot18
Bovengenoemd kerkgebouw heeft plus minus gekost de som van 1500 Gulden. Tegelijker tijd is dan ook de Gemeente als Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Gemeente van genoemde kerk in Nederland bevestigd en als zoodanig van het Stedelijk bestuur der Stad Doetinchem geërkend.’Ga naar voetnoot19
Verder lezen we onder meer dat E.N. Pliester de eerste ouderling was, B. Wissink de eerste diaken; F. Nusselder werd kerkvoogd. Van ongeveer medio 1860 tot medio 1861 ‘preekte’ de evangelist E. Gerdes zondagsmorgens - men zie hierna - en in die tijd ging Pliester zondagsmiddags voor. In maart 1862 werd E.J. Anneveld gekozen en bevestigd als tweede ouderling. Het relaas eindigt met te vermelden, dat na tevergeefs een tweetal beroepen te hebben uitgebracht, namelijk op de candidaten J.H. Donker en P.A. Lanting, op 21 december 1862 candidaat Jan van Dijk mocht worden bevestigd, ‘... op welken dag een groot aantal hoorders was opgekomen, zelfs meer dan het kerkgebouw kon bevatten, en de Gemeente verblijde zich in het kennelijk aanschouwen van Gods genadige gebedsverhoring, door haar zoo menigmaal in vereeniging tot Hem opgezonden.’.
Wat verder het eerste kerkgebouw betreft, het volgende. Het ‘schamele gebouw’ - zoals Wumkes zegt - kwam te staan in de Walstraat, hoek Heezenstraat (genoemd naar de voormalige Heezenpoort)Ga naar voetnoot20; het terrein wordt ook aangeduid als ‘de zoogenaamde Doele’.
Ondanks de hierboven genoemde gegevens staat de datum van instituering der gemeente niet vast. Zij moet worden gezocht nà 24 februari 1858 - want op deze datum is E.N. Pliester nog als afgevaardigde van Varsseveld ter classicale vergadering, en vóór... augustus 1859, aangezien dan, naar we zagen, de consulent der gemeente de eerste steen voor het kerkgebouw legt.Ga naar voetnoot21
| |
| |
| |
2. Erkenning; eerste leden
Gedateerd 8 september 1859 richt de jonge gemeente zich met een request tot de Koning, waarin wordt gevraagd haar ‘te erkennen en bescherming te verleenen’.Ga naar voetnoot22 Hieronder noemen we de inhoud van het verzoekschrift, voor wat de hoofdzaken betreft.
‘Met verschuldigden eerbied geven ondergetekenden woonachtig te Doetinchem, Ambt Doetinchem en Zelhem aan Uwe Majesteit te kennen
Dat zij zich om voor hen gewichtige redenen van het Hervormd Kerkgenootschap zooals het thans leert en handelt hebben afgescheiden en zich vereenigd met hen die de leer, dienst en tucht der Gereformeerde Vaderen blijven aankleven.
En dientengevolge zich onderling vereenigd hebben om eene Christelijke Afgescheidene Gemeente uit te maken, welke tot hare Ouderling verkozen E.N. Pliester en tot hare Diaken B. Wissink beide woonachtig onder de Gemeente Zelhem.
Terwijl ondergetekenden Uwe Majesteit nog te kennen geven dat hunne oprechte begeerte is God in geest en in waarheid te dienen en in Zijne geboden te wandelen zoo als het Woord Gods naar hunne innigste overtuiging hun dat aanbeveelt.
Weshalve zij dan ook van 't zelveGa naar voetnoot23 als den eenigen regel voor hun geloof en wandel hebben aangenomen en op het zelve gegrondeGa naar voetnoot24 Nederlandsche Geloofsbelijdenis, Heidelbergschen Catechismus en de leerregels van Dordrecht van den Jare 1618-19;
en daarbij in hun gemeentelijk bestaan zich regelen naar de Dordtsche Kerkordening van den Jare 1618-19 en verklaren het Reglement der erkende Christelijk Afgescheidene Gemeente te Rhijnsburg/Prov. Zuid-HollandGa naar voetnoot25 als het hunne aan te nemen.
Hiernevens geven ondergetekenden Uwe Majesteit te kennen dat zij voornemens zijn een Kerkgebouw uit eigen middelen op te richten om aldaar hunne openbare Godsdienst uit te oefenen te Doetinchem op de zoogenaamde Doele bekend onder Sectie C no 7a...Ga naar voetnoot26, toebehoorende aan G.J. Bloemendaal, Metselaar.’Ga naar voetnoot27
De gemeente wordt erkend bij koninklijk besluit van 11 november 1859, no.70.Ga naar voetnoot28 De ondertekening van het request: 25 volwassenen (van wie één tevens voor drie anderen) mede namens 17 kinderen, luidt als volgt.Ga naar voetnoot29
| |
| |
D = Doetinchem (Ambt- of Stad-) Z = Zelhem |
|
|
geb.j. |
geb.pl. |
|
D |
Evert Jan Anneveld met 3 kinderenGa naar voetnoot30 |
1825 |
Doetinchem |
schoenmaker |
D |
Grada Willemina van Arragon |
1835 |
Wisch |
|
Z |
Derk Jan Geesink en zijn vrouw: |
1807 |
Zelhem |
wever |
|
Johanna Eeltink met 1 kind |
1795 |
Zelhem |
|
Z |
Gerrit (Gart) Willem Geessink |
1835 |
Zelhem |
wever |
|
en zijn vrouw: Johanna Jansen (Janssen) |
1836 |
Ambt-Doetinchem |
|
Z |
Christiaan Jans(s)en |
1829 |
Ambt Doetinchem |
knecht |
Z |
Garretjen Jans(s)en |
1840 |
Zelhem |
|
Z |
Johanna Hendrika Jans(s)en |
1846 |
Zelhem |
|
Z |
Arent Meurs met 3 kinderen |
1806 |
Varsseveld |
wever |
D |
Berendina Cornelia van Nek |
1811 |
|
|
D |
Frederik Nusselder, kerkmeester |
1818 |
Hummelo |
particulier |
|
G Nijman (mede namens: ‘een broer en twee zusters’) |
|
|
|
Z |
Elias Nicolaas Pliester, ouderling en zijn vrouw: |
1815 |
Arnhem |
gepensioneerd militair |
|
Johanna Franciena Wassink met 1 kind |
1832 |
Zelhem |
|
D |
Willem Radstake en zijn vrouw: |
1825 |
Zelhem |
wever |
|
Elisabeth te Hennepe met 3 kinderen |
1826 |
Aalten |
|
D |
Hendrik Stoltenborg |
1796 |
Ambt-Doetinchem |
dagloner |
Z |
Willem Wassink en zijn vrouw: |
1808 |
Zelhem |
kleermaker |
|
Aaltjen Zeevalkink |
1794 |
Zelhem |
|
Z |
Berend Wissink, diaken en zijn |
1820 |
Zelhem |
akkerbouwer |
|
vrouw: Gerdina Brusse met 3 kinderen |
1830 |
Aalten |
|
D |
Hendrink Willem Wissink en zijn |
1806 |
Zelhem |
landbouwer |
|
vrouw: Hendrika Besselink met 3 kinderen |
1807 |
Hummelo |
|
Z |
Teuntje Wissink |
1809 |
Zelhem |
|
| |
3. Gemeentelijk leven 1859-1870
De notulen van de kerkeraad - ds. J. van Dijk; de ouderlingen E.N. Pliester, E.J. Anneveld; diakenen waren B. Wissink en Christiaan Jansen (bevestigd 3 juni 1866) - beginnen met een vergadering van 4 januari 1863. Zij zijn over het door ons behandelde tijdvak uiterst beknopt en bevatten geen presentie of ondertekening. We krijgen de indruk dat de kerkeraad voornamelijk schoolzaken - die we hier laten rusten - en klachten uit andere gemeenten en classes, tegen het optreden van ds. J. van Dijk behandelde.Ga naar voetnoot31 Zaken betreffende de eigen gemeente kwamen sporadisch aan de orde.
| |
| |
Als de notulen beginnen, zijn de verwikkelingen met de genoemde E. Gerdes reeds verleden tijd. In dit geval begaf de kerkeraad zich aanstonds - namelijk in 1860 - op een onkerkelijk pad door deze evangelist in de godsdienstoefening op zondagmorgen te laten optreden. Gerdes was geenszins Afgescheiden; bovendien nam hij de Drie Formulieren van enigheid die de gemeente, volgens haar request, had aanvaard, niet voor zijn rekening. Wel was aan het optreden van Gerdes de voorwaarde verbonden ‘niet te leeren in strijd met de Gereformeerde leer’, maar de gemeente kon wel ‘op haar vingers narekenen, dat deze, als leerling van ds. De Liefde, geen draad Dordts laken aan zijn lijf had’.Ga naar voetnoot32
Eduard Gerdes werd in 1821 te Kleef geboren, en overleed in 1898 te Doetinchem. Van huis uit Luthers, ontving hij zijn opleiding als evangelist van ds. J. de Liefde te Amsterdam. In 1857 dichtte Gerdes zijn kerstlied ‘Er ruischt langs de wolken’. Via de Baptistengemeente te Stadskanaal en zijn evangelisatiearbeid in de Veenkoloniën, trok hij eind 1859 naar Doetinchem. Vervolgens woonde hij te Haarlem, waar hij als volksschrijver rusteloos arbeidde. Zeer bekend werden zijn boeken over de tachtigjarige oorlog; in De Heraut verzorgde hij jarenlang de kinderrubriek. In 1878 verhuisde hij opnieuw naar Doetinchem, waar hij zijn laatste levensjaren doorbracht.Ga naar voetnoot33
De eerste maanden rezen er geen moeilijkheden, maar in het voorjaar 1861 begon Gerdes vrijer te preken en legde de nadruk op de algemene verzoening en de volwassen-doop. De classicale vergadering van april 1861 verklaarde desgevraagd, dat de gemeente te Doetinchem de relatie met Gerdes diende te verbreken,Ga naar voetnoot34 volgens welke uitspraak de kerkeraad kort daarna handelde.Ga naar voetnoot35 Na de breuk met Gerdes verzorgde voornamelijk ouderling Pliester opnieuw het merendeel van de zondagse godsdienstoefeningen tot de komst van ds. Van Dijk.
Nadat ‘Doetinchem’ tweemaal vruchteloos een beroep had uitgebracht - zoals vermeld - vestigde ds. J. van Andel te Zutphen de aandacht op candidaat Jan van Dijk te Franeker.Ga naar voetnoot36 Ook de hervormde ds. J.J. Knap (Sr.) te
| |
| |
Woudsend kon Van Dijk aanbevelen. Na 19 oktober 1862 te Doetinchem op beroep te hebben gepreekt, werd hij de 30e aldaar beroepen. Hij nam het beroep aan en werd 21 december 1862 door ds. J. van Andel bevestigd.
Uit de notulen van de jaren 1863 tot 1869 noemen we dat begin 1868 - nadat het reeds vier jaren klachten had ‘geregend’ tegen het onkerkelijke optreden van de predikant - Van Dijk het voorstel deed ‘ons voortaan als Broedergemeente te laten erkennen’; bij de minister van eredienst zal worden geïnformeerd of dit mogelijk zou zijn met behoud der goederen'.Ga naar voetnoot37 Evenwel lezen we niet meer van deze zaak.Ga naar voetnoot38 In 1867 weigert ouderling E.J. Anneveld zijn bediening verder waar te nemen. De classis Varsseveld - die Van Dijk lang de hand boven het hoofd heeft gehouden - stelt Anneveld niet in het gelijk; na enige tijd breekt hij met de gemeente. Tevens verhuist hij naar Arnhem en worden hij en zijn vrouw daar - onder het predikantschap van P.M. Dijksterhuis - als lid aanvaard.Ga naar voetnoot39
We herhalen, dat we de ontwikkelingen rond Van Dijk reeds in hoofdstuk 13 hebben beschreven. J.C. Rullmann typeert hem, wat zijn kerkelijk standpunt betreft, als volgt: ‘Maar in zijn hart Hervormd gebleven en bezield door den geest der Evangelische Alliantie, zeide hij de Afgescheidenen weldra vaarwel, en wijdde zich aan de opleiding van aanstaande predikanten der Nederlandsche Hervormde Kerk.’.Ga naar voetnoot40
Op 21 juni 1869 besloot de synode van de Afgescheiden gemeenten, gehouden te Middelburg, aan Van Dijk de bevoegdheid als predikant te ontnemen. Op 16 juli onttrekt de gemeente te Doetinchem zich aan het kerkverband.
‘Besloten niet toe te treden tot de naam Christelijk Gereformeerd zoo als die door de afgescheiden kerk is aangenomen en tevens dat wij ons zullen laten erkennen als Nederlandsche Hervormde Zendingsgemeente.’Ga naar voetnoot41
Behalve de reeds genoemde E.J. Anneveld gaan nog enige leden niet mee met ds. Van Dijk en zijn volgelingen: Gradus Jansen, Frederik Nusselder en Berend Wissink. In 1870 spreekt de classis uit dat deze ‘overgeblevenen’
| |
| |
van Doetinchem zich bij de gemeente te Varsseveld kunnen aansluiten.Ga naar voetnoot42
Merkwaardig is dat de gemeente - onder haar nieuwe naam - besloot geen nieuwe leden aan te nemen. Geen kerk zou haar dan kunnen verwijten dat zij leden wierf en daardoor aanstoot gaf aan Hervormde gemeenten.
‘Als nieuwe leden kwamen alleen in aanmerking de kinderen van gemeenteleden en mannen of vrouwen die trouwden met een lid der gemeente! In de loop der jaren bleef het aantal gezinnen schommelen rond de dertien en vijftien. Het aantal personen varieerde tussen veertig en vijftig. Een interessant detail... is het feit dat Van Dijk in 1874, na toestemming van de kerkeraad, weer lid werd van de Nederlandse Hervormde kerk en formeel geen lid meer was van de zendingsgemeente, al bleef hij in zijn hoedanigheid van predikant wel de voorzitter van de kerkeraad. Ook latere predikanten zouden geen lid zijn van de gemeente.’Ga naar voetnoot43
|
-
voetnoot5
- We noemen allereerst het grondleggende boek van G.A. Wumkes. Leven en Levenswerk van J. van Dijk Mzn, Stichter der Doetinchemse inrichtingen, (Huizum) 1948. Verder: C.J. Jansen, ‘De Nederlandsch Hervormde Zendingsgemeente 1872-1966’, Doetinchem 1987 (doctoraal-scriptie geschiedenis, Rooms-Katholieke Universiteit Nijmegen); B.J. Dorrestijn, ‘Elias Nicolaas Pliester’, in Classicaal Kerknieuws gereformeerde kerken in de classis Zutphen 29 april 1988; de boekjes J.J. Leys, Historische Aanteekeningen omtrent de Gereformeerde Kerk van Doetinchem 1860-1914, Doetinchem 1914 en A. Meeuwsen, Historie van de Gereformeerde Kerk te Doetinchem, Doetinchem 1985 (draagt een enigszins anecdotisch karakter).
We merken op dat 26 nov. 1899 te Doetinchem een Gereformeerde kerk werd geïnstitueerd.
-
voetnoot6
- Dirk Molenaar (1786-1865) schrijver van Adres aan alle mijne Hervormde geloofsgenooten, Amsterdam 1827. In 1840 verscheen de tiende druk van deze brochure. Men zie voor hem Chr. Encyclopedie2V, 61.
-
voetnoot9
- Not. C.A.G.K. te Varsseveld, 10 febr. 1858, art.l en andere plaatsen. NCV presentie: 30 sept. 1856; 24 febr. 1858.
-
voetnoot10
- Wumkes heeft dit dagboek (nog) kunnen inzien; het was in 1917 in het bezit van zijn dochters - a.w. 26.
-
voetnoot11
- De bijzonderheden in deze pericoop en de volgende regels genoemd, zijn ontleend aan Wumkes, a.w. 26-29 en aan Dorrestijn, a.a. 29 april 1988.
-
voetnoot13
- Het archief van de gemeente wordt beheerd door de ‘Ds.van Dijk-Stichting’ te Doetinchem. We putten uit ‘Boek der Notulen voor de Gemeente Doetinchem’ (op het kaft is hieraan toegevoegd: ‘1844-1871; Afgescheiden Gemeente’). Het jaartal 1844 slaat op een vermelding op de eerste bladzijde (men zie hierna). Het eerste ledenregister is niet bewaard. Het register ‘Lidmaten-boek der Nederl. Hervormde Zendingsgemeente te Doetinchem’ is, zoals de er in vermelde personen duidelijk maken, in ieder geval niet aangelegd vóór 1869.
-
voetnoot14
- Het is bekend dat A. Brummelkamp gedurende de jaren 1842-1854 studenten van zijn opleiding te Arnhem uitzond, om te preken in de vacante gemeenten in de omgeving.
-
voetnoot16
- Ds. J.F. Bulens te Varsseveld van 1854 tot 1889.
-
voetnoot17
- “... God van de hemel, Die zal het ons doen gelukken, en wij, Zijn knechten, zullen ons opmaken en bouwen...”.
-
voetnoot18
- “En zij waren volhardende in de leer der apostelen, en in de gemeenschap, en in de breking des broods, en in de gebeden.”
-
voetnoot19
- Dit is een onjuistheid. Afgezien van de formulering - ‘genoemde kerk in Nederland’ etc. - niet het ‘Stedelijk bestuur’ erkende de gemeente, maar de landsregering, en wel zoals we zullen zien 11 november 1859.
-
voetnoot21
- En: gedateerd 8 sept. 1859 richt de gemeente zich tot de Koning (par.2). De in Honderd vijftig jaar (blz.44) genoemde datum 11 november 1859 is die van de erkenning.
-
voetnoot22
- Het request wordt bewaard: Herv. Eredienst 9 nov. 1859, no. 14. Op deze dag deed de minister van erediensten zijn ‘voordracht tot toelating’ aan de Koning.
-
voetnoot23
- Vermoedelijk is bedoeld: Weshalve zij in overeenstemming met het voorgaande...
-
voetnoot24
- “en op het zelve gegronde...”. We lezen: de op Gods Woord gegronde...
-
voetnoot26
- Hier staat “549”; wellicht was dit niet een kadastraal, maar een wijknummer.
-
voetnoot27
- Deze G.J. Bloemendaal zal degene zijn die in de vorige paragraaf (onder ‘Ontstaan...’) wordt aangeduid met ‘iemand buiten de gemeente’. We lazen daar dat deze persoon het stuk grond aanbood, namelijk te koop.
-
voetnoot29
- Bij het ontbreken van een eerste ledenregister (men zie noot 13) kan deze lijst ons inzicht geven in de samenstelling der gemeente gedurende de beginjaren.
-
voetnoot30
- E.J. Anneveld huwde 4 sept. 1852 Goverdina Pähling (GA Doetinchem, Huwelijken 1852). Laatstgenoemde tekende het request niet.
-
voetnoot31
- De klachten betroffen het optreden van Van Dijk buiten het verband van de Afgescheiden gemeenten alsook tegen de inhoud van enige brochures van genoemde predikant.
-
voetnoot35
- Leys, a.w. 6, vermeldt dat Gerdes, na door de kerkeraad te zijn vermaand over zijn brengen van ketterse gedachten in de prediking, zou hebben gezegd de Afgescheidenen aan zijn schoenzolen te lappen. De schoenmaker E.J. Anneveld zou daarop hebben gereageerd met: ‘Als ze er dan maar aan blijven zitten’.
-
voetnoot36
- Hoewel we reeds hebben verwezen naar zijn biografie, willen we de volgende bijzonderheden aangaande leven en arbeid van Van Dijk noemen.
Jan van Dijk werd 16 april 1830 te Tzum (Fr.) geboren als zoon van Melle Hanzes van Dijk en Jetske Dirks Anderinga Hij overleed 15 januari 1909 te Doetinchem. Hij huwde 6 febr. 1856 Cornelia Dirks. Oorspronkelijk oefende Van Dijk het boerenbedrijf uit. Nadat hij zich bij de Afgescheidenen had aangesloten - hij was van huis uit Hervormd - mocht hij, in 1861 in Friesland als oefenaar optreden; in het volgende jaar werd hij door de classis Varsseveld geëxamineerd volgens artikel 8 der Dordtse kerkenorde en toegelaten tot de dienst des Woords. Aanstonds na zijn bevestiging te Doetinchem begon hij aldaar te ijveren voor het christelijk onderwijs met het gevolg dat in 1865 te Doetinchem een christelijke school kon worden geopend. Ook zette hij zich in voor de opleiding van predikanten die de Hervormde kerk in orthodoxe banen zouden kunnen leiden; te dien einde werd te Doetinchem een gymnasium gesticht. De oprichting van christelijke scholen te Halle, Wittenbrink en Zelhem kwam eveneens door zijn toedoen tot stand.
-
voetnoot38
- Hoewel we slechts kunnen gissen naar de nauwkeurige exegese van het woord ‘Broedergemeente’ ligt het voor de hand aan te nemen dat werd bedoeld een organisatie zoals in een aantal landen gesticht door de Herrnhutters. Een kerk in de eigenlijke zin des woords is de Broedergemeente niet; men wilde een gemeenschap van gelovigen uit verschillende kerken. Ook was men niet bedacht op het winnen van nieuwe leden uit andere denominaties, een trek die we na 1869 bij de gemeente van J. van Dijk zullen aantreffen. Men zie voor de Broedergemeenten: Chr. Encyclopaedie I, 379-382; Chr. Encyclopedie2 III, 445-447 (onder Herrnhutters).
-
voetnoot39
- Not. kerker. 24 mei 1867, art.4; 1868: 12 febr., art.4, 27 febr., art.2-3. NCV 18 sept. 1867, art.10; 4 maart 1868, art.9. Te Arnhem wordt E.J. Anneveld 6 mei 1869 tot diaken gekozen (not. kerker. 6 mei 1869; hoofdstuk 3, par.6).
-
voetnoot42
- NCV 12 april 1870, art. 10; Jansen, a.s. 27.
-
voetnoot43
- Jansen, a.s. 36-37. Op 14 juni 1874 werd Van Dijk ‘bevestigd als lidmaat van de Hervormde Kerk te Tzum.’ (Wumkes, a.w. 193).
|