De Afscheiding van 1834. Deel 9. Provincie Gelderland
(1991)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 20
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Ontbrekend archiefAangaande ons onderwerp vinden we geen aanknopingspunten in het archief van de Hervormde gemeente te Doesburg.Ga naar voetnoot2. Dit behoeft niet te verwonderen aangezien een deel van de circa 22 volwassenen die in januari 1858Ga naar voetnoot3 toetraden tot de Afgescheiden gemeente te Doesburg uit andere plaatsen kwam en zich reeds vóór genoemd jaar zal hebben afgescheiden. In dit kader merken we op dat in 1849, volgens de cijfers van de volkstelling slechts twee Afgescheidenen te Doesburg woonden. Het is duidelijk dat enige personen die zich er circa 1855 vestigden - we denken aan de te noemen D. Horst en L.A. Lutmers - de stoot hebben gegeven tot stichting der gemeente. Het archief van deze kerk begint echter pas met 1878; notulenboeken en ledenregisters die in 1858 ongetwijfeld zijn aangelegd - de precieze H.H. Middel was haar eerste predikant - en de eerste decennia zullen hebben bestreken, zijn verdwenen.Ga naar voetnoot4 Enige andere bronnen geven ons evenwel de mogelijkheid tot gedeeltelijke reconstructie van het leven van de onderhavige gemeente. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. InstitueringEen aanwijzing aangaande de instituering staat in de notulen van de kerkeraad der Afgescheiden gemeente te Zutphen. Onder respectievelijk 4 december 1857 en 4 februari 1858 vinden we het volgende. ‘Is gelezen een schriftelijk en medegedeeld een mondeling verzoek van eenige Doesburghsche vrienden, welke aldaar werkzaam zijn tot bij eenvergadering der genen die zich tot eene Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Gemeente begeeren samen te stellen, wier verzoek is, dat de leraar van ZutphenGa naar voetnoot5 door den kerkeraad aldaar, twee Zondagen en wel vooreerst 13 Dec. en nog eens later | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moge worden afgestaan, ten einde met de andere klassis leeraars,Ga naar voetnoot6 onder 's Heeren zegen het volk te prediken en te vergaderen. Na eenige overwegingen is dit verzoek toegestaan en besloten dat de broeders Ouderlingen den 13 December de gemeente alhier zouden voorgaan.’Ga naar voetnoot7 Uit het bovenstaande kan als conclusie worden getrokken dat de gemeente te Doesburg niet vóór 13 december 1857 werd geïnstitueerd en dat zij 4 februari 1858 bestond - immers, op laatstgenoemde datum wordt gesproken van de ‘Doesburgsche gemeente’. We kunnen het tijdvak van het ‘in staat van wording-zijn’ nog verkorten, als we nagaan wat de notulen van de classis Varsseveld ons leren. In de vergadering van 24 februari 1858 wordt behandeld het ‘Verslag van de stichting der gemeente te Doesburg’.Ga naar voetnoot10 Dit omvat twaalf artikelen die we hieronder onverkort laten volgen, teneinde het weinige dat aangaande ‘Doesburg’ is bewaard, in gedrukte vorm vast te leggen. ‘Verslag van de vergadering, gehouden door de leeraren der Classe Varsseveld, te Doesborgh den 21 December 1857. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aankomende leden de drie vragen voorgelegd die op het eind van het Kort Begrip worden gevonden,Ga naar voetnoot12 welke door hen met “ja” worden beantwoord. Aangezien 21 december 1857 op een maandag viel, achten we het niet onwaarschijnlijk dat de gekozen ambtsdragers zondag 27 december en zondag 3 januari 1858 in de samenkomsten zijn ‘voorgesteld’.Ga naar voetnoot14 Zij zouden dan kunnen zijn bevestigd in de eerste helft van januari. Evenwel kunnen we niet verder gaan dan te zeggen: de gemeente werd in januari 1858 geïnstitueerd.
Tijdens genoemde classicale vergadering wordt medegedeeld dat de gemeente te Doesburg - zij mag voortvarend worden genoemd - H.H. Middel te Deventer als predikant heeft beroepen en dat deze het beroep heeft aangenomen.Ga naar voetnoot15 Ook lezen we, dat de afgevaardigden van Winterswijk bezwaren uiten tegen de inmiddels bevestigde diaken D. Horst. Hij zou zowel te Hilversum als te Winterswijk een minder-goede naam hebben. De vergadering ‘blijft broeder Horst erkennen als lid’.Ga naar voetnoot16 Hoewel naar hem zal worden geïnformeerd, horen we verder niet van deze zaak. Voor zover we kunnen nagaan, is Horst slechts enige jaren te Doesburg diaken geweest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Erkenning; eerste ledenOp 11 april 1858 werd Harmen Hendriks Middel - over wie we reeds schreven in hoofdstuk 3 (Arnhem) door zijn zoon I. Middel bevestigd. Hij nam afscheid wegens vertrek naar Arnhem 5 februari 1860. Middel Sr. vertelt over ‘Doesburg’: ‘Te Deventer... was mijn werkkring nog geen twee jaren; wanneer de groote Koning wilde, dat ik naar de pas gestichte gemeente te Doesborgh zou trekken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in 1858. Innig was ik aldaar bemind; en genoot lieflijken zoeten vrede. De gemeente kwam door ongedachte zaken in geldelijke ongelegenheid; doch de Heere redde op bijzondere wijze. Voor twee beroepen had ik daar met vrijmoedigheid bedankt; doch in December 1859 ontving ik dat van Arnhem.’.Ga naar voetnoot17 Gedateerd 6 mei 1858 wendt de gemeente zich tot de Koning met het verzoek haar ‘te erkennen en bescherming te verleenen’.Ga naar voetnoot18 Verklaard wordt onder meer dat behalve de Dordtse kerkenorde het reglement van RijnsburgGa naar voetnoot19 is aanvaard en dat het gebouw door haar ingericht voor het houden van de godsdienstoefening in huur is verkregen. Uit het koninklijk besluit, waarin de gemeente wordt erkend,Ga naar voetnoot20 weten we dat dit gebouwtje aangeduid werd als Ooipoortstraat, Wijk C no.58. Het kerkje dat circa 1880 werd afgebroken, ontving in 1862 het huisnummer 81 en stond ongeveer op de plaats van de huidige nummers Ooipoortstraat 28 en 30.Ga naar voetnoot21 Het deed dienst tot 1878, in welk jaar een gebouw aan de Heerenstraat werd betrokken. Aangaande het eerste kerkgebouwtje zijn enige bijzonderheden bekend uit een rapport met het oog op het request 1858, door de waarnemend stadsarchitect uitgebracht aan B. en W. van Doesburg. Het stuk luidt als volgt.Ga naar voetnoot22 ‘Doesborgh den 16 April 1858 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ondertekening van het adres omvat tien echtparen en vier alleenstaanden, terwijl 35 kinderen worden opgegeven. Tezamen 59 personen. De statistiek (bijlage II) leert ons dat de gemeente van 1859 tot 1874 circa 73 zielen omvatte. H.H. Middel had in grotere gemeenten gestaan - we noemen slechts Gorinchem en Middelburg - vermoedelijk ontving hij daar ook een groter tractement. Maar zijn onbaatzuchtigheid blijkt bij het beschouwen van zijn gehele loopbaan als predikant.Ga naar voetnoot24 Anderzijds: het is voor de kleine gemeente te Doesburg geen geringe opgave geweest, aanstonds een predikant te onderhouden en een gebouwtje te huren. De ondertekening van het request laat echter zien dat bij de instituering ook enige personen uit de maatschappelijke middenklasse als lid zijn toegetreden. Deze ondertekening luidt als volgt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Gemeentelijk leven 1860-1872Nagenoeg alles wat we hierover weten, vinden we in de notulen van de classis Varsseveld. Wat de predikanten betreft: na H.H. Middel komt de bekende Carel Godefroi de MoenGa naar voetnoot26 naar Doesburg - hij staat aldaar van 4 november 1860 tot oktober 1864. Zijn vertrek is het begin van een vacature van negen jaar. In het tijdvak 19 oktober 1873 tot 6 april 1875 wordt de gemeente bediend door Jan Hendrik DonkerGa naar voetnoot27 en van 26 september 1875 tot aan zijn overlijden 23 november 1879 is C.G. Moen voor de tweede maal haar predikant. In de presentie van de classicale vergaderingen worden na 1859 de ambtsdragers van januari 1858 (instituering) - L.A. Lutmers; J. Bremer en D. Horst - niet meer genoemd. J.J. Albers, één der eerste leden, is ouderling van 1862 tot 1865, in 1862 vertegenwoordigt diaken J.H. EsmeijerGa naar voetnoot28 eenmaal zijn gemeente. Gedurende de jaren 1866 tot 1872 is J.L.K. Rouw, ouderling, namens ‘Doesburg’ aanwezig.
In oktober 1862 verklaart ds. De Moen destijds uit zijn vorige gemeente, Den Ham, te zijn gegaan en het beroep van Doesburg te hebben aanvaard, daar deze gemeente kleiner is. ‘De toestand van zijn ligchaam werd echter niet beter, daar ZEerw gedurig leed aan Rheumatisme in de lendenen, waardoor hem het gaan en het prediken moeijelijk viel’. De vergadering verklaart dat De Moen vrijheid heeft emeritaat te vragen. De gemeente te Doesburg wil haar predikant echter gaarne behouden - ‘als hij zich ongesteld gevoelt, behoeft hij niet te prediken...’. De zaak blijft evenwel in beraadGa naar voetnoot29 - zoals we zagen verlaat hij Doesburg pas in oktober 1864, nadat hem op de 11e van deze maand emeritaat is verleend.Ga naar voetnoot30 Eind november 1862 wordt genotuleerd aangaande Doesburg, dat in de administratie ‘van de fondsen der gemeente verwarring schijnt te bestaan’. De afgevaardigde vraagt met het oog daarop een classicale commissie. Maar de vergadering verklaart dit niet te kunnen doen en adviseert zo nodig hulp te vragen van een naburige gemeente of van enige personen uit de classis.Ga naar voetnoot31 Ongeveer twee jaar nadat het herderloze tijdvak - 1864 tot 1873 - is begonnen, vestigde zich te Doesburg Jan Lourens Koerse Rouw, geboren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in 1819 te Hattem, alwaar hij enige jaren ouderling was geweest. Tevens had hij in de omgeving van Hattem ‘geoefend’ - zo te Wezep waar hij ‘bestendig’ optrad bij afwezigheid van de predikant.Ga naar voetnoot32 In september 1866 is Rouw aanwezig op de vergadering van de classis Varsseveld. Hij begeert te worden geëxamineerd naar artikel 8 van de Dordtse Kerkenorde. Hiertegen rijst geen bezwaar, maar hij zal eerst moeten overleggen een ‘officieel attest’ van de classis Hattem. Wat hij tijdens deze vergadering toont kan daartoe niet dienen. Wèl ontvangt hij aanstonds consent tot het ontvangen van onderricht.Ga naar voetnoot33 Rouw tracht hierna bij herhaling een attest te verkrijgen, namelijk één waarin de classis Hattem verklaart, dat zij hem wegens singuliere gaven bekwaam acht tot de bediening des Woords te worden geëxamineerd zonder theologie te hebben gestudeerd. Maar telkenmale weigert ‘Hattem’ deze verklaring te geven - ook zij is in voorgaande jaren niet verder gegaan dan uit te spreken dat Rouw zich door een predikant mag laten onderwijzen.Ga naar voetnoot34 Rouw is te Doesburg oefenaar gebleven. In 1868 heeft hij onvoldoende inkomsten. ‘Broeder Rouw van Doesborgh klaagt zijnen nood met betrekking tot zijn fïnantiëlen toestand en vraagd raad en hulp bij de Klasse. De vergadering gevoeld het moeijelijke en de broeders zullen het elk in zijne gemeente bekendmaken om te zien of er wat verkregen kan worden.’Ga naar voetnoot35 In 1870 vraagt ds. J. van Andel, consulent van Doesburg, een collecte voor deze gemeente ‘ten einde haar voorganger Rouw daardoor te steunen’. De vergadering gaat hiermee accoord.Ga naar voetnoot36 In 1872 verschijnt Rouw voor de laatste maal in de classicale vergadering. Hij gaat in september van dat jaar Doesburg verlaten. In 1873 is hij ‘voorganger’ van de voormalige Kruisgemeente ‘(In den) Polder’ te Alblasserdam. Daar deze groepering na de vereniging van 1869 geen levensvatbaarheid meer blijkt te hebben, sluiten haar leden zich in meerderheid aan bij de tot het kerkverband behorende gemeente ‘Hoogendijk’ - eveneens te Alblasserdam. Ook Rouw en zijn gezin maken deze overgang. Hij mag al na korte tijd oefenen, maar hij mag de kansel niet betreden.Ga naar voetnoot37
Tenslotte: in 1872 begeert ‘Doesburg’ een kerkgebouw te stichten of te kopen. Zij gaat gebukt onder de ‘zware huur’ van het gebouw in de Ooipoortstraat.Ga naar voetnoot38 Zoals we vonden duurt het tot 1878 voor zij een eigen bedehuis in de Heerenstraat in gebruik kan nemen.Ga naar voetnoot39 |
|