De Afscheiding van 1834. Deel 9. Provincie Gelderland
(1991)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 10
| |||||||||||||||||||||
1. Hervormde archievenIn dit gebied bestonden, behalve de reeds genoemde Hervormde gemeente te Est en te Opijnen, die te Waardenburg-Neerijnen en die te Meteren.Ga naar voetnoot3 Slechts in het archief van Meteren vinden we een - zij het zwakke - echo van de Afscheiding. De notulen van de kerkeraad vermelden onder 10 november 1842 ‘Roelof Bussink en zijne vrouw Cornelia van der Burg, beide lidmaten, hebben kunnen goedvinden hun kind ten hunnen huize door een daartoe ongevoegd persoon te laten doopen. Beiden wordt het gebruik van het heilig avondmaal ontzegd. Ook worden zij vervallen verklaard van alle regten en voorregten, die aan het lidmaatschap verbonden zijn.’. | |||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||
In 1846 worden de ‘kerkelijke straffen’ over deze twee personen ‘opgeheven’.Ga naar voetnoot4 | |||||||||||||||||||||
2. De ‘Christelijke Gereformeerde Afgescheiden Gemeente te Est’In 1845 wendt een twintig-tal inwoners van Est, Opijnen en Neerijnen (-Waardenburg) zich tot de Koning met een adres waarin wordt gevraagd onder bovenstaande naam te worden erkend. Alvorens in te gaan op de inhoud van dit request, willen we de aanleiding tot het doen van het verzoek van deze groep vermelden. Deze wordt ons duidelijk, uit een schrijven van de burgemeester van Est en Opijnen aan de districtscommissaris te Haaften, van 16 april 1845,Ga naar voetnoot5 dat in hoofdzaak als volgt luidt. De groep komt reeds circa vijf jaren te Est bijeen. De districtcommissaris antwoordt dat het adres door de gemeenteraad in behandeling moet worden genomen, teneinde ‘het hooge Bestuur’ te kunnen adviseren. Blijven enige ondertekenaars bij hun schrijven als hierboven omschreven, dan zal het meest doelmatig zijn ‘dat diezelfde onderteekenaren zich nader tot Zijne Majesteit wenden, met het verzoek, dat op hun vroeger ingezonden adres geen regard mogt geslagen worden’.Ga naar voetnoot9 Er wordt geen tweede request gezonden. Het reeds genoemde adres wordt 20 april 1845 door de burgemeester in de gemeenteraad gebracht. We vinden: | |||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||
‘De Raad dit rekest in overweging genomen hebbende, vond geene redenen om de adressanten in hun gedaan verzoek tegen te werken, omrede zij aldaar meer dan vier à vijf jaar des Zondags zijn te zamen gekomen zonder dat door de adressanten eenige stoor- of hindernis hier of daar in zij te weeg gebragt en wat hunne aanbiedingen betroffen, dat zijGa naar voetnoot10 slechts konden oordeelen over de opofferingen die de gegoede onder hen zich ten deze zouden willen getroosten’.Ga naar voetnoot11 Zoals nog nader zal blijken, sloeg dit laatste op de verklaring in het request gedaan dat de adressanten bereid zijn te zorgen voor eigen eredienst en armen. De districtscommissaris reageert op de verklaring van de raad door te schrijven dat niet de gezindheid van de adressanten tot het brengen van offers aan de orde is, maar hun vermogen daartoe.Ga naar voetnoot12 De burgemeester antwoordt tenslotte dat de raad meent dat ‘de adressanten niet in staat zijn om in hunne Eeredienst en armen te voorzien, zijnde de gegoedste noch slechts bij hunne ouders inwoonende zonen en dus noch niet op haar zelve staande, terwijl de anderen, zoo niet arm dan toch weinig bezitten, en genoeg met hunne eigene zaken te doen hebben, om zich staande te houden’.Ga naar voetnoot13 Het adres dat zoveel pennen in beweging bracht, luidt in substantie als volgt.Ga naar voetnoot14 De ondergetekenden zijn alle inwoners van de gemeente Est en Opijnen. Zij verlangen een ‘Christelijke Gereformeerde Afgescheidene Gemeente’ te Est, ‘interigten en te stichten’; dat zij daarbij Alvorens de ondertekening van dit stuk te beschrijven, een enkel woord over het geslacht Den Boesterd, dat in het conventikel een vooraanstaande plaats bekleedde en dat in dit hoofdstuk bij herhaling zal worden genoemd.Ga naar voetnoot15 | |||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||
Abraham den Boesterd werd in 1769 te Neerijnen geboren; hij huwde circa 1800 Hendrika van Zuilekom, geboren 1779 te Kapel-Avezaath; zijn beroep was landbouwer. Bij de dijkdoorbraak en overstroming tengevolge van ijsgang in de Waal in januari 1809 verloor het echtpaar vier van zijn vijf kinderenGa naar voetnoot16; na 1809 kreeg het nog negen kinderen. Behalve vader en moeder Den Boesterd tekenen drie zonen en een dochter het request: Adrianus (1816), Jan Anthony (1818), Johannes (1823) en Artje Anthonia (1825). Jan Anthony, die als eerste zijn handtekening zet - en ook verder op de voorgrond zal treden - schrijft J.A.T. den Boesterd (in andere stukken Jan An Tony den Boesterd).
De ondertekening van het request omvat de volgende namen.Ga naar voetnoot17
De onderscheidene inlichtingen - behalve die van de burgemeester van Est c.a. ook van die van Waardenburg c.a. - doen de gouverneur van Gelderland op 20 mei 1845 aan de minister van eredienst schrijven, dat slechts de te Waardenburg wonende ondertekenaars als ‘eenigszins gegoed’ kunnen worden beschouwd, maar dat dit geen grond voor afwijzing van het adres kan zijn, aangezien de regering geen waarborgen meer vordert voor het vervullen der aangegane verplichtingen.Ga naar voetnoot20 Evenwel wordt het verzoekschrift door de minister van de hand gewezen | |||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||
‘Op grond: dat verscheidene onderteekenaars te Waardenburg wonen - dat daaronder is eene gehuwde vrouw, die zonder magtiging van haren man geene verpligtingen kan op zich nemen - dat daaronder ook minderjarigen zijn - dat de gevraagde titel van Gereformeerd niet kan worden toegekend - en dat geen reglement is overgelegd’.Ga naar voetnoot20 Ongetwijfeld hebben de laatste twee punten de grootste hinderpaal gevormd de gevraagde erkenning te verlenen. We moeten vaststellen dat in het geval van Est en Opijnen er geen sprake was van de erkenning van een bestaande gemeente. Immers, niet alleen een reglement (of een kerkenorde) ontbrak, maar ook de vermelding aangaande een instelling van ambten, als feit of als voornemen. Anders gezegd: niet een gemeente vroeg om erkenning, maar een conventikel en dat met het oog op bescherming door de overheid. Hierbij kwam dat niet alle ondertekenaars zich hadden afgescheiden van de Hervormde kerk.Ga naar voetnoot21
Het conventikel doet geen nieuwe poging te worden erkend. Pas in 1880 vinden we het weer vermeld - zij het ook dat de gegevens vaag zijn. We lezen bij FlorijnGa naar voetnoot22 ‘In Neerijnen was een Bakkeriaanse gemeente,Ga naar voetnoot23 al weten we niet vanaf welk jaar. Het enige houvast dat we in deze hebben is de naam van ouderling J.A. den Boesterd.Ga naar voetnoot24 Voor de eerste maal wordt hij genoemd in de notulen van de vergadering van 12 mei 1880, die te 's Gravenpolder werd gehouden. Tijdens de vergadering van 12 mei 1886... werd besloten dat Den Boesterd deel zou uitmaken van de commissie die onderzoek moest doen naar “den grond van de kerkelijke beweging te Amsterdam”, de Doleantie... Merkwaardig is dat hij vanaf zijn benoeming, op de volgende vergaderingen ontbreekt als afgevaardigde.Ga naar voetnoot25 Op grond van het feit dat - zoals vermeld in hoofdstuk9Ga naar voetnoot27 - er bestaat een ‘Notulenboek voor de gereformeerde gemeente te Neerijnen c.a.’ moeten we aannemen dat het conventikel van 1845 enige jaren als Bakkeriaanse gemeente heeft bestaan.Ga naar voetnoot28 Volgens mededelingen van de zijde van de familie Den Boesterd te Neerijnen, heeft een deel der leden van de conventikel-gemeente zich later aangesloten bij de Oud-Gereformeerde gemeente te Geldermalsen, een ander deel bij de Gereformeerde gemeente te Waardenburg. |
|