| |
| |
| |
Hoofdstuk 7
Zevenbergen
Inleiding
Volgens Van der Aa omvatte Zevenbergen (stad, polders en gehuchten) in het jaar 1851, 601 huizen, bewoond door 907 huisgezinnen, en 4600 personen die merendeels hun bestaan vonden in de landbouw. Er waren 1000 Hervormden, circa 100 Afgescheidenen en 3500 Rooms-Katholieken.Ga naar voetnoot1
Reeds in 1936 moest E.A. Hendriks aangaande het destijds complete archief van de Afgescheiden gemeente (Gereformeerde kerk) te Zevenbergen schrijven, dat ‘de sobere notulen - soms werd in jaren geen aantekeningen gemaakt - het onmogelijk maken een afgerond historisch geheel te geven’.Ga naar voetnoot2
Zevenbergen heeft in de laatste oorlog veel te lijden gehad van gevechtshandelingen; ongeveer 160 inwoners verloren het leven door bombardement en granaatvuur, en slechts één huis bleef geheel onbeschadigd. Het archief van de Gereformeerde kerk werd kort vóór de bevrijding van Zevenbergen (november 1944) door de Duitsers uit de pastorie naar het gemeentehuis gebracht, en daar enige dagen later door een voltreffer vernietigd, aldus Nelemans.Ga naar voetnoot3 Slechts één boek - dat vermoedelijk niet in de pastorie werd bewaard - is bij deze ramp gespaard gebleven: een ledenregister aangelegd in 1876 met achterin een doopregister dat begint met 1853.Ga naar voetnoot4
| |
| |
Hendriks vermeldt: ‘De gemeente Zevenbergen der Christelijk Gereformeerde Kerk omvatte ook Moerdijk, Zwaluwe en Breda’.Ga naar voetnoot5 Nadere gegevens noemt de schrijver niet, en deze konden elders niet worden opgespoord. We weten slechts dat ‘Breda’ en ‘Moerdijk’ Doleantie-gemeenten zijn, en dat - zoals we in het desbetreffende hoofdstuk zullen zien - de Afgescheiden gemeente te Hooge en Lage Zwaluwe waarschijnlijk in 1854 werd ontbonden, waarna een gering aantal personen, wellicht minder dan tien, zich bij ‘Zevenbergen’ zal hebben aangesloten.
| |
1. Het ontstaan der gemeente
Vóór in het eerste ledenregister - dat E.A. Hendriks nog heeft kunnen raadplegen - stond het volgende geschreven.
‘De Hervormde Kerk van Nederland, haar grondbeginselen, vastgesteld op de Synode van Dordrecht in de jaren 1618 en 1619, verlaten hebbende, hebben zij, welke God naar Zijn Woord wenschten te dienen, in de onderscheidene deelen van ons Vaderland zich verplicht gevonden zich af te scheiden van een genootschap, hetwelk zich wèl met den naam der Kerk bedekt, maar opgehouden heeft de gemeente, het lichaam van Christus te zijn.
Deze afscheiding is voornamelijk begonnen in het jaar 1834; en in het jaar 1836 is dezelve ook te dezer plaats doorgedrongen.
De naam, welke deze gemeente bij haar erkenning in de burgerlijke maatschappij bekomen heeft is die van “Christelijk Afgescheidene”.’Ga naar voetnoot6
Het gebied rond Zevenbergen - de Brabantse noordwesthoek - viel gedurende de eerste jaren onder de bearbeiding van ds. G.F. Gezelle Meerburg. Het is niet bekend of aldaar een andere afgescheiden predikant van het eerste uur, bijvoorbeeld Scholte, in het tijdvak 1836 tot 1840, Woord en sacramenten heeft bediend. Hoe vaak Meerburg te Zevenbergen is geweest, kan niet worden nagegaan. In ieder geval - zoals we nader zullen zien - eenmaal of meerdere malen in 1836 en in 1837.Ga naar voetnoot7
Meerburg heeft de gemeente Zevenbergen geïnstitueerd. De datum staat echter niet geheel vast. Uit het request van 1836 (hoofdstuk 3) blijkt dat er op 6 oktober van dit jaar een gemeente bestond. Anderzijds: in 1836 scheidden zich de eerste personen af. Onder dezen zijn ook degenen die in de beginjaren als ambtsdrager worden genoemd: Gerrit van Mourik Gz. (afscheiding 20 januari 1836), Gerrit Bax (30 mei) en Cornelis de Keijzer (19 juni).Ga naar voetnoot8 Deze gegevens leiden tot de conclusie dat de instituering zal zijn verricht tussen mei en oktober 1836.Ga naar voetnoot9 Uit een
| |
| |
schrijven van de burgemeester van Zevenbergen aan de officier van justitite bij de rechtbank van Breda weten we echter dat Gezelle Meerburg op zaterdag 27 augustus 1836 een samenkomst heeft geleid ten huize van Gerrit Bax, Havenkant 178.Ga naar voetnoot10 Wij menen deze datum te moeten houden voor die van de stichting der gemeente.
Ook van 17 tot 19 juni 1837 vertoefde Meerburg te Zevenbergen. We lezen hierover, dat hij
‘... op Zaterdag 17 juni te Zevenbergen komt, waar hij 's avonds preekt en de kinderen der gemeente doopt. Den volgenden Zondag, 18 Juni, bedient hij daar tweemaal het Woord, terwijl hij 's Maandags 19 juni met de gemeente bij brood en beker den dood des Heeren verkondigt. En geen enkele maal werd de rust hier verstoordGa naar voetnoot11 ... Een oude Christin van meer dan zeventig jarenGa naar voetnoot12 en een jonge zusterGa naar voetnoot13 voegden zich tot de afgescheiden gemeente, omdat zij uit kracht des geloofs tot haar behoorden en begeerte hadden aan den disch des Heeren aan te ziten. Vóór de Avondmaalsviering deden vijf leden van het lichaam van Christus belijdenis des geloofs, onder wie de dochter en dienstbode uit het gezin, waar Meerburg logeerde.Ga naar voetnoot14 Bij de eerste had zich, sedert Ds. Meerburg daar vroeger al eens gepreekt en het Avondmaal bediend had, een andere begeerte, dan de wereld kent of geeft, geopenbaard, en thans kon zij verhalen wat God aan haar ziel gedaan had. Aandoenlijk was des nachts, na de Avondmaalsbediening, de aanspraak van deze jeugdige dochter des huizes tot één van haar vroegere vriendinnen. Zij verklaarde, op zulk een wijze als vroeger, niet meer met haar te kunnen verkeeren, maar sprak den wensch uit, dat zij voortaan den Heere mocht dienen. Ook de dienstmaagd verkondigde de groote daden Gods en vermaande anderen om zich te bekeeren tot den Heere, die de eenige troost in leven en sterven is.’Ga naar voetnoot15
Uit andere bron weten we dat Gezelle Meerburg op één der dagen 17-19 juni een kind van Cornelis de Korte en één van Willem Roepers doopte.Ga naar voetnoot16
| |
2. Eerste Afgescheidenen
De inhoud van deze paragraaf is gebaseerd op wat we vinden in het archief van de Hervormde gemeenteGa naar voetnoot17; als ondertekening van het request 1836Ga naar voetnoot18 alsmede die van
| |
| |
het nader te noemen verzoekschrift van 6 februari 1841Ga naar voetnoot19 en in het bevolkingsregister Zevenbergen 1826-1840.Ga naar voetnoot20
Als de hervormde predikant te Zevenbergen, Reinier van den Broek (overleden 1838), in de kerkeraad voor het eerst mededeling doet aangaande de afscheiding ter plaatse - begin 1836 - wordt er genotuleerd, dat ‘van tijd tot tijd’ briefjes bij hem worden afgegeven
‘van leden der gemeente, die reeds jaren en dagen de Godsdienstige zamenkomsten geheel hadden nagelaten en zich nu geheel afscheuren van de Gereformeerde gemeente. Die alle werden eenparig met de hoogste afkeuring van zoodanige woelingen ontvangen’.
De raad besluit dat de briefjes zullen worden bewaard bij de ingekomen stukkenGa naar voetnoot21 opdat zij
‘zouden kunnen dienen om blijvende getuigen te zijn van den boozen geest welke deze afvalligen bezield...’.Ga naar voetnoot22
In de notulen van 23 juli 1837 lezen we:
‘Heden werd door den Predikant bij den kerkeraad ingediend een bij hem afgegeven gedrukt lasterschrift blijkbaar gesteld door de tegenwoordige hoofdenGa naar voetnoot23 en verleiders der opgestane sekte.
Aan het bestuur van het hervormde kerkgenootschap te Zevenbergen
De ondergetekende geven aan Ulieden vrijwillig en duidelijk te kennen, dat zij volgende art. 32 der christelijke gereformeerde Geloofsbelijdenis verwerpen alle menschelijke vonden en alle wetten, ingevoerd om God te dienenGa naar voetnoot24 en door dezelve de conscientien te binden en te dwingen, in wat manier het ook moge zijn; en daarom ook Uw bestuur, vonden, wetten, sedert 1816 buiten toestemming der Gereformeerde Kerk, ingevoerd; dat zij zich, volgens art. 28 en 29 van voornoemde Geloofsbelijdenis van uw kerkgenootschap afscheiden en zich vereenigen met die gemeente, welke, volgens hare uitdrukkelijke verklaring - blijkens de handelingen der Synode, door derzelver Opzieners gehouden den 2 Maart 1836 en volgende dagenGa naar voetnoot25 - in leer, tucht en dienst vasthoudt aan de formulieren van eenigheid der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland, de geloofsbelijdenis, catechismus en leerregels der Synode gehouden te Dordrecht in 1618 en 1619, wenschende met die Gemeente den hals te buigen onder het juk Jesu Christi, het eenige Hoofd Zijner uitverkorene Gemeente.
Zevenbergen den 30 Juny 1837.’Ga naar voetnoot26
| |
| |
Verdere bijzonderheden in de notulen van de hervormde kerkeraad etc. vermeld, zullen we noemen in onderstaande lijst van eerste Afgescheidenen.Ga naar voetnoot27
|
|
jaartal tussen haakjes |
= geboortejaar |
|
|
|
1 |
= tekent request 1836 |
|
|
|
2 |
= tekent request 1841 |
|
|
|
30.6.1837 |
= datum van afscheidingGa naar voetnoot28 |
|
|
2 |
|
Maria Hendrika Barel, huisvrouw van J.A. Dolk |
30. 6. 1837 |
|
2 |
|
Adriaan Gerritse Bax (1806), bouwman, |
|
|
2 |
|
en zijn vrouw Anna Timmers |
|
|
2 |
|
Gerardus Gerritse Bax (1812), bouwman, |
|
|
2 |
|
en zijn vrouw Adriana Hogendijk (1805) |
|
1 |
2 |
|
Gerrit Bax (1783), bouwman, overl. 1879 |
30. 5. 1836 |
1 |
2 |
|
en zijn vrouw Elizabeth Biert (1784), overl. 1877; afscheiding met 5 kinderen |
30. 5. 1836 |
|
|
|
Hendrik Bax; afscheiding met 2 kinderen |
6. 1. 1838 |
|
2 |
|
Johanna Bax |
20. 6. 1837 |
|
2 |
|
Tanneke Bax |
|
|
2 |
|
Francisca Bogaarts, ‘bekende niet te kunnen schrijven’ |
|
|
|
|
Gerdina BogaartsGa naar voetnoot29 |
|
|
2 |
|
Johanna Dolk Ary dr. (1804), weduwe Huitkar (eerder: echtgenote Andries Huitkar, kuiper); afscheiding met 3 kinderen |
30. 6. 1837 |
1 |
2 |
|
Cornelis van der Dussen (1792), metselaar |
8. 5. 1836 |
|
2 |
|
Cornelis Eland (1813)Ga naar voetnoot30 |
|
1 |
2 |
|
Wilhelmina Hendrica van Eekeren, huisvrouw van C. van Dongen |
13. 4. 1836 |
|
|
|
Anna Geertse, huisvrouw van Cornelis van Hal |
. 12 1836 |
|
2 |
|
Jan Groen (1809), koopman, en zijn |
|
|
2 |
|
vrouw Elizabeth Vos |
|
|
2 |
|
Petrus Hagoort (1779), winkelier, en |
|
|
2 |
|
zijn huisvrouw Anna Hagens |
|
1 |
2 |
|
Cornelis de Keijzer (1791), koopman, overl. 1868, en |
19. 6. 1836 |
1 |
2 |
|
zijn huisvrouw Helena Schilperoort (1793) afscheiding met 2 kinderen |
18. 6. 1836 |
|
|
|
Helena Schilperoort schreef onder meer: ‘Vijftien jaren is het geleden dat ik mijn zeiven afgeschijden heb van die kerk daar ik mijn zeiven niet meer mede kan vereenigen... Ik wens nu over te gaan tot die Gemijnte waar ik mede in belijdenis wens te leven...’. |
|
|
2 |
|
Krina Korsten, weduwe Jan de Korte |
. 8 1836 |
1 |
2 |
|
Cornelis de Korte (1798), arbeider, overl. 1891, en |
8. 5. 1836 |
| |
| |
1 |
2 |
|
zijn huisvrouw Maria Bogaerts; afscheiding met 4 kinderen |
8. 5. 1836 |
|
2 |
|
Jacomina de Korte (in request: weduwe Willem Roepers) |
27. 6. 1837 |
|
2 |
|
Magdalena de Korte |
|
|
2 |
|
Arie de Leeuw (1802), koopman in vis (daarna: schipper), ‘bekende niet te kunnen schrijven’ |
|
|
2 |
|
Elizabeth Mastbergen |
|
|
2 |
|
Elizabeth van Mourik |
|
1 |
2 |
|
Emmerika Johanna van Mourik (in 1841: weduwe J. den Engelse) |
28. 5. 1836 |
|
2 |
|
Gerdina van Mourik (1801), overl. 1887 |
29. 3. 1836 |
|
|
|
Haar verklaring van afscheiding werd te Gorinchem geschreven: de ‘naamtekening’ (een kruisje) ‘werd gesteld in tegenwoordigheid van Pieter Welle en Lucas van der Linden’.Ga naar voetnoot31 Was tweede echtgenote van Cornelis deKorte. |
|
1 |
|
|
Gerrit van Mourik Gz. (1777), overl. 29 febr. 1840Ga naar voetnoot32 |
28. 1. 1836 |
|
|
|
Petronella van Putte |
30. 6. 1837 |
1 |
|
|
Willem Roepers, overl. 25 maart 1837; afscheiding met 5 kinderen |
9. 5. 1836 |
|
2 |
|
Jan G van Santbergen (1813), bakker, en zijn vrouw Adriana van Putten |
|
1 |
2 |
|
Johanna Venis (1754), weduwe W. Paquy |
25. 4. 1836 |
|
2 |
|
Johanna Margaretha Weibel, huisvrouw van J. Nelemans. Aangaande haar: |
30. 9. 1836 |
|
|
|
aantekening in hervormde notulen van 30 september 1836: ‘Briefje afgegeven van een zeer bekend ondeugend vrouwspersoon in deze gemeente’. |
|
| |
3. Eerste ambtsdragers
Wie bij de instituering als ambtsdrager zijn gekozen en bevestigd staat niet geheel vast. Toch mogen we aannemen dat uit de kleine schare van Afgescheidenen van het eerste uur op 27 augustus 1836, zijn bevestigd de reeds in paragraaf 1 genoemden: Gerrit van Mourik, Gerrit Bax als ouderlingen; Cornelis de Keijzer als diaken. Dit gegeven is in overeenstemming met wat E.A. Hendriks vermeldt: op 5 maart 1839 - de eerste vergadering van de kerkeraad, waarin werd genotuleerd - vormt genoemd drietal de kerkeraad.Ga naar voetnoot33 Op 31 december 1840Ga naar voetnoot34 en op 6 februari 1841Ga naar voetnoot35 is de samenstelling als volgt (Gerrit van Mourik is overleden): Gerrit Bax, C. de Keijzer, ouderlingen; Adriaan G. Bax, Gerardus G. Bax, diakenen.
| |
| |
Op 4 augustus 1842 wordt C. de Keijzer niet herkozen als ouderlingGa naar voetnoot36; in zijn plaats treedt Jan Groen. Aangezien geen van beide candidaten (Groen, Keijzer) de meerderheid kan verkrijgen, wordt Groen door loting tot ouderling verklaard. Ondanks bezwaren uit de gemeente, wordt laatstgenoemde bevestigd, en nog in 1844 - als de klachten uit de gemeente voortduren - wordt besloten dat Groen ouderling zal blijven. Begin 1846 wordt hij uit het ambt ontzet.Ga naar voetnoot37 Van 1843 tot 1845 is A.J.P. Bakker ouderling geweest (hoewel niet bevestigd), zoals we hierna zullen zien.
Voor de jaren na 1845 zijn er in de mededelingen van Hendriks aangaande de ambtsdragers vele hiaten. We weten slechts dat begin 1849 de samenstelling van de kerkeraad als volgt was: Gerrit Bax, W. Overeem, ouderlingen; A.G. Bax, G.G. Bax, diakenen.Ga naar voetnoot38 Volgens de presentie in de classicale notulen blijven in het tijdvak 1849-1869 A.G. Bax en G.G. Bax, diaken. Gerrit Bax treedt voorgoed af als ouderling in 1872, op 89-jarige leeftijd.Ga naar voetnoot39 Eveneens volgens de classicale notulen is in het jaar 1861 D. Clement ouderling en in de jaren 1862-1869 Teunis Elemans.
| |
4. Erkenning
De gemeente werd erkend bij koninklijk besluit van 23 juni 1841, no. 47,Ga naar voetnoot40 nadat, gedateerd 6 februari 1841 een daartoe strekkend request aan de Koning werd gezonden.Ga naar voetnoot41 In het verzoekschrift wordt verklaard, dat de gemeente het reglement van Klundert - een op secondaire punten gewijzigde versie van dat van UtrechtGa naar voetnoot42 - heeft aangenomen. Voorts, dat zij het voornemen heeft een kerkgebouw te stichten op een stuk aangekochte grond ‘noordeinde Zevenbergen, nabij de Haven, zijnde nu een moestuin’.
Naar aanleiding van het request merkt de burgemeester op dat de families Bax en (Gerrit) van Mourik behoren tot de gegoede ingezetenen, maar dat de overige requestranten ‘minder vermogend’ zijn.Ga naar voetnoot43
Nog in het jaar 1841 werd het kerkgebouw aanbesteed. Dit gebeurde geheel voor rekening van Gerrit Bax. ‘Er waren vijftien inschrijvers en de laagste vroeg een
| |
| |
bedrag van ƒ 2863,-, zonder plafond; zoo was er dan, wel is waar in een achteraf hoekGa naar voetnoot44, een eigen kerkgebouw’.Ga naar voetnoot45
| |
5. ‘Historisch overzicht’
In zijn opstel ‘Historisch overzicht’, door ons reeds één en andermaal geciteerd, geeft Hendriks enige bijzonderheden,Ga naar voetnoot46 met het noemen waarvan we dit hoofdstuk besluiten.
In de jaren 1843-1845 trad in de gemeente als oefenaar op A.J.P. BakkerGa naar voetnoot47; aanvankelijk was deze zelfs geen lid van de kerkeraad. De provinciale vergadering, onder leiding van Gezelle Meerburg,Ga naar voetnoot48 keert zich sterk tegen deze situatie in de Zevenbergse gemeente, en vermaant de kerkeraad het laten optreden van de oefenaar - die, naar wij vermoeden, niet een preek las, maar een door hem gemaakte preek voordroeg - te beëindigen. De kerkeraad reageert op dit vermaan, gesteld door Meerburg, met een schrijven aan de provinciale vergadering, gedateerd 29 juni 1843. De inhoud van het woordenrijke stuk komt op het volgende neer.
De kerkeraad beroept zich op artikel 46 van het huishoudelijk reglement, welk stuk werd ingeleverd bij de aanvraag om erkenning door de Koning. DitGa naar voetnoot49 artikel luidde:
‘Indien er leden uit den kerkeraad of mansleden der gemeente zijn, die ten Heilig Avondmaal zijn toegelaten, en die van den Heere de gave ontvangen hebben, om Gods Woord bekwamelijk uit te leggen, tot stichting, vermaning en vertroosting der gemeente, zal het gebruik maken van deze gave geenszins verzuimd, maar integendeel door de opzieners der gemeente geregeld worden, naar de ordening daarvan in Gods Woord 1 Corinthe XIV’.
Er zijn in de zaak Bakker omstandigheden die zich aan onze beoordeling onttrekken. Wij merken daarom slechts op dat men in de Afgescheiden kerken bepaalde oefenaars liet ‘begaan’, onder meer door de predikantennood. Maar dat de kerkelijke vergaderingen zich verzetten tegen ‘rondreizende’ oefenaars of tegen degenen die voor hun diensten in één gemeente of in een kleine groep kerken
| |
| |
geldelijke beloningen vroegen.Ga naar voetnoot50 In dit kader vragen we ons af of ‘Zevenbergen’ zich wel heeft gehouden aan de tekst van artikel 46 bovengenoemd, aangezien daarin onzes inziens niet wordt gerept van ‘loopen’, maar van een optreden in eigen gemeente. We lezen namelijk in de brief van 29 juni 1843 óók deze zinsnede:
‘Zooals zijne Eerw. schrijft staan wij [diensten] toe, broeders, van zoodanige personen die niet verbonden zijn aan bepaalde gemeenten en zich van hier naar elders begeven om hun gaven in alle gemeenten te oefenen, [en] dat zoude strijdig kunnen zijn met deze aangenomen regels’.
Hoe dit alles ook moge zijn geweest, er is blijkbaar een slepende correspondentie gevoerd, waarvan niet alle delen zijn bewaard gebleven. Nadat Zevenbergen aan de classis heeft geschreven,Ga naar voetnoot51 antwoordt Meerburg als volgt.Ga naar voetnoot52
‘Klundert, 3 Sept. 1843
Namens de classis
Eerwaarde Broeders,
Het is met innig smartgevoel vervuld dat wij thans aan U schrijven. Deze morgen toch ontvangen wij een soort van brief die ons doet zien dat gij zoodanig wordt verblind en zijt verbijsterd dat gij Uzelf niet meer ontziet om Gods naam gruwelijk te gebruiken en U in een zaak op dien God durft beroepen en zegt in Zijn Mogendheid te zullen voortgaan die God verbiedt en geheel inloopt tegen Zijn Heilig Woord. In dat Woord heet het: laat alle dingen met orde geschiedenGa naar voetnoot53; daar heet het: zijt uw voorgangerenGa naar voetnoot54...’.
Aangezien de provinciale vergadering blijkbaar op grond van de Brabantse kerkenorde, blijft aandringen op het veranderen van de practijk van het oefenen, schrijft de Zevenbergse kerkeraad 26 oktober 1843 opnieuw een brief.
‘Eerwaarde Broeders,
Daar wij ons bezwaard gevoelen over het aannemen der door Noord-Brabant vervaardigde Dordrechtsche Kerk-ordening,Ga naar voetnoot55 zijn wij ter verklaring verplicht deze brief aan het Eerw. Prov. bestuur op te dragen en willen het boekje op dien voet volgen en verlangen toelichting van de laatste perioden of saamgetrokken volzin van den begeleidenden brief daarin wij lezen: “Terwijl de reglementen, welke in de Gemeenten bestaan, hetzij het veranderd of onveranderd Utrechts reglement, of eenig ander, waarop de onderscheiden Gemeenten in de burgerlijke Maatschappij erkend zijn geworden, als huishoudelijke reglementen blijven bestaan, uitgenomen
| |
| |
die artikelen, welke in strijd zijn met Gods Woord en tegelijk in strijd met de algemeene Kerke-Ordening mochten bevonden worden.”Ga naar voetnoot56
Het eerste is een onmiskenbare waarheid,Ga naar voetnoot57 het tweede geeft ons het huishoudelijk reglement ook op in Art. 75.Ga naar voetnoot58 Ten andere kunnen er wellicht artikelen in de kerkorde gevonden worden, welke in strijd staan met het huishoudelijk reglement en waar wij geen bepaald uitgedrukt bevel van in Gods Woord kunnen vinden. Zal dan de kerkorde door een Provincie daargesteld een vollediger bewijzer zijn dat er zóó en niet anders moet gehandeld worden en langs zoo een weg een Provinciale Kerkvergadering als opperste macht in de kerk te eerbiedigen. Zou dan de kerkorde niet veeleer als volstrekte tegenspreker van onze vrijheid van Godsdienst te beschouwen zijn, wij menen van ja, broeders.
Ons Reglement beantwoord aan de behoefte der gemeente - niet artikel 75 - zoodat wij ons bezwaart vinden om de eenmaal verkregen rechten te verminderen en langs dien weg het reglement in den grond niet meer te achten dan een RekwestGa naar voetnoot59 en niet als leiddraad om de gemeente naar Gods Woord te kunnen besturen, dat wij zonder veranderingen ons Reglement overeenkomstig de van ons voor de hooge regeering des lands afgelegde verklaring erkennen dat het bestaat en blijft bestaan, totdat ten 3denGa naar voetnoot60 de uitdrukking van algemeene kerkorde bewaarheid wordt en er op dit punt in de onderscheidene gemeenten in ons Vaderland vereeniging is en zoo de kerkorde ook ter kennis van 's lands Regeering gebracht is en zooals ons Reglement daarvan erkend is tot regelmaat der onderscheidene gemeenten, en het woord “algemeen” niet in naam maar ook inderdaad bewaarheid wordt.Ga naar voetnoot61
Aldus gedaan en besloten op de Kerkeraadsverg. gehouden te Zevenbergen den 26 Oct. 1843.’Ga naar voetnoot62
Hendriks voegt hieraan, puttend uit door hem geraadpleegde notulen, het volgende toe.
Geen der protesten van de classis Klundert mocht baten; reeds op de kerkeraadsvergadering van 18 mei 1843 was besloten de mansleden bijeen te roepen om Bakker als mede-ouderling voor te stellen. Op 10 augustus daaraanvolgende werd dit voorstel met algemene stemmen aanvaard. Veertien dagen later besloot de kerkeraad Bakker 's middags en 's avonds te laten oefenen. Dit oefenen werd 30 november 1843 tot drie godsdienstoefeningen per zondag uitgebreid.
| |
| |
‘Hoelang Bakker hier geoefend heeft is niet met zekerheid te zeggen. Wel staat vast dat hij nooit als ouderling bevestigd is geweest, en in 1845 de kerkelijke gemeenschap is ontzegd. Nog altijd bleef de Kerkeraad vasthouden aan dit oefenen, want in de Kerkeraadsvergadering van 1 Januari 1848 wordt weer gesproken over het oefenen of verklaren van een gedeelte van Gods Woord tot stichting, vermaning en vertroosting door een opziener of lidmaat der gemeente. Het wordt wenschelijk geacht dat hier eenige meerdere ruimte werd gelaten. Daarom zal er op de eerstvolgende classis worden voorgesteld om op de Provinciale Vergadering daarover te spreken. Toen tien maanden later Ds. Vliegenthart als predikant kwam, hield ook déze voorliefde op!’
In 1847 wordt in de gemeente voor het eerst de begeerte geuit, een predikant te beroepen. De keuze valt op C. SteketeeGa naar voetnoot63 - en wel in combinatie met Willemstad - maar deze bedankt. Op 22 augustus 1848 wordt Dirk VliegenthartGa naar voetnoot64 beroepen ‘voor de gehele classis’.Ga naar voetnoot65 Deze predikant neemt het beroep aan, wordt 5 november 1848 bevestigd door Gezelle Meerburg en heeft, naar het schijnt, aanvankelijk te Willemstad gewoond; daarna, vanaf 1851, te Klundert. Vliegenthart preekte in de eerste jaren twintig zondagen te Willemstad, twintig te Zevenbergen en tien te Klundert. In 1864 wordt de gemeente te Willemstad ontbonden. Tot aan zijn overlijden - november 1874 - heeft ds. Vliegenthart, na 1864, de twee overgebleven kerken gediend. Zijn opvolger C.W. JacobsGa naar voetnoot66 staat in beide gemeenten van 14 november 1875 tot 4 augustus 1889.
In 1836 telde de gemeente 14 belijdende leden en 41 doopleden; in 1850: 51 belijdende leden en slechts 24 doopleden - 9 leden en 35 doopleden hebben zich in het tijdvak 1836-1850 aan de gemeente onttrokken.
‘De gemengde huwelijken zijn de oorzaak geweest dat het grootste deel der doopleden een streep haalde door het lijden en strijden hunner ouders en terugkeerde tot het synodaal gezag. Deze leden zijn mede de oorzaak dat thans onze gemeente nog klein is.’Ga naar voetnoot67
Tenslotte: na het overlijden van de voortrekker Gerrit Bax (1783-1879), die de gemeente van 1836 tot 1872 als ouderling had gediend, plaatste de kerkeraad de volgende advertentie in het weekblad De Bazuin van 23 mei 1879.
| |
| |
Onzen Broeder G. BAX, oud-Ouderling der Gemeente, nam de Heere heden tot Zich om de zaligheid te beërven den getrouwen dienstknechten toegezegd.
Hoe hoog zijne jaren ook waren geklommen zal echter zijn heengaan zeer worden gevoeld.
Zijne talrijke betrekkingen verliezen in hem een teerlievend Vader, die tot op zijn laatste levensdagen door gebed en vermaning hen voor den Heere trachtte te winnen.
De Gemeente die hij van af de stichting als Oud. diende tot op weinige jaren voor zijn dood, verliest in hem een grooten steun en met de Maatschappij, waarin hij met eere eene plaats innam, een harer waardigste leden.
De Heere, Die van alles de eere toekomt vergoede genadig zijn gemis.
Namens den Kerkeraad,
G. BAX Jr., Scriba.
Zevenbergen, 14 mei 1879.
|
-
voetnoot1
-
Van der Aa XII, 151-155. De statistiek (bijlage II) vermeldt voor 1856 en volgende jaren: 124 Afgescheidenen; enigen van hen zullen hebben gewoond buiten het territoir van Zevenbergen, onder andere te Hooge en Lage Zwaluwe. Volgens De Kok, Nederland op de breuklijn 437, 447: (Volkstelling 1849) Zevenbergen 86 Afgescheidenen, Hooge en Lage Zwaluwe 13.
-
voetnoot2
- E.A. Hendriks e.a., Herdenking der reformatie van 1836 te Zevenbergen (speciaal het hoofdstuk ‘Historisch overzicht’ 29-47), Klundert 1936, 29. L.J. Nelemans, Historisch overzicht van de Gereformeerde kerk (vrijgemaakt) over het tijdvak 1936-1979, Zevenbergen 1979 (gestencild) behandelt de latere geschiedenis der gemeente.
-
voetnoot4
- Het boek bevat voor ons onderwerp nagenoeg geen gegevens. We lezen voorin:
‘Namen van de Belijdende Leden der Christelijk Gereformeerde Gemeente te Zevenbergen. Dit boek is voortzetting van een van vroeger datum; behelzende alléén de Namen der thans [1876] levende Leden der gemeente alhier ontstaan en vereenigd in het jaar onzes Heeren 1836’.
-
voetnoot7
- Wij vermoeden dat zijn optreden in de Noordwesthoek - afgezien van dat in 1839 te Klundert (hoofdstuk 6) - zich hiertoe merendeels heeft beperkt. Meerburg was ‘hokvast’. Behalve in bedoeld gebied, preekte hij enige malen te Utrecht, Amsterdam en in zijn geboortestad Leiden. Verder bepaalde hij zich tot het Land van Heusden en Altena.
-
voetnoot9
- Hendriks a.w. 30 schrijft dat Gezelle Meerburg te Zevenbergen vertoefde 17-19 juni 1836. Volgens wat staat in Schat in aarden vaten V, 150 is dit een vergissing en moet het zijn 1837. Men zie hierna.
-
voetnoot10
- GA/StrA Zevenbergen, Verzonden stukken burgemeester 1833-1836 (inv. no. 3900), 30 aug. 1836. De samenkomst - aldus de burgemeester - werd bezocht door slechts 17 personen. Zij leidde derhalve niet tot justitiële stappen. Mogelijk zou zijn dat ook op zondag 28 augustus 1836 godsdienstoefeningen zijn gehouden (onder leiding van Meerburg), maar dat deze aan de burgemeester zijn ontgaan.
-
voetnoot11
- Hiermee wordt (ook) bedoeld dat geen inval werd gedaan door politie of burgemeester, teneinde proces-verbaal op te maken.
-
voetnoot14
- Zoals hiervoor vermeld, vertoefde Meerburg op 27 augustus 1836 ten huize van Gerrit Bax (Sr.). Vermoedelijk was “de dochter” Johanna Bax, geboren 1810.
-
voetnoot15
-
Ref. 1e S.
II (1837) 119-122; geciteerd in Schat in aarden vaten V, 150-151.
-
voetnoot16
- RA Den Bosch, Archief (Hervormd) classicaal bestuur van Breda, notulen 28 juni 1837, art. 4.
-
voetnoot17
- StrA Zevenbergen, Aktenboek 1 jan. 1831 - 1 mei 1862 (inv. no. 6). Andere inv. no's bevatten geen gegevens aangaande de Afscheiding.
-
voetnoot22
- Not. kerker. 17 februari 1836. De notulen zijn in deze tijd niet ingedeeld in artikelen.
-
voetnoot23
- Inderdaad maakten degenen die zich na de eerste tijd afscheidden gebruik van een gedrukt formulier.
-
voetnoot24
- Men zie voor dit artikel 32 (“Van de orde en discipline of tucht der Kerk”) en voor de hierna te noemen artikelen 28 en 29 van de Nederlandse geloofsbelijdenis: A. Kuyper, De Drie formulieren van eenigheid, (bijv. 41e druk) Kampen 1897, 31, 28-29. Wij merken op dat de woorden “... en alle wetten, ingevoerd om God te dienen...” in artikel 32 als volgt luiden “... en alle wetten, die men zoude willen invoeren, om God te dienen...”.
-
voetnoot26
- Stuk was getekend door de te noemen Joh.a Dolk, Petr.a van Putte en Maria H. Barel.
-
voetnoot27
- Aangezien niet bij elke persoon een datum van afscheiding kan worden genoemd (bijvoorbeeld doordat de afscheiding van een dooplid door de ouders werd verricht, of zich niet te Zevenbergen voltrok), kozen wij voor een alphabetische volgorde, niet voor een chronologische.
-
voetnoot28
- Deze data zijn merendeels die van de registratie door de hervormde kerkeraad; de verklaringen van afscheiding zullen soms enige dagen eerder zijn ingediend.
-
voetnoot29
- Men zie voor haar ook hoofdstuk 6 (Klundert).
-
voetnoot31
- Men zie voor deze beide Gorcumse Afgescheidenen (diakenen) EERSTE DEEL register.
-
voetnoot32
- Hij was de eerste persoon die zich te Zevenbergen officieel van de Hervormde kerk afscheidde.
-
voetnoot33
- Hendriks, a.w. 30. Zoals reeds medegedeeld: het eerste notulenboek is verloren gegaan.
-
voetnoot35
- Request aan de Koning (verg. paragraaf 2 en 4).
-
voetnoot36
- De Keijzer is dan 51 jaar oud. Hendriks (a.w. 31) schrijft: ‘Waarom dit is geschied is niet bekend; wel komt de naam van het lidmaat C. de Keijzer in 't vervolg voor en uit het lidmatenboek weten we dat deze broeder 2 October 1868 is overleden’.
-
voetnoot37
- Hendriks, a.w. 31-32. Groen werd beschuldigd van ‘Sabbathschennis en nalatigheid in zijn bediening’. Verder lezen we:
‘... uit het vervolg der geschiedenis blijkt, dat deze Ouderling zijn leven niet beterde, gevende door zijn gedrag geen goed voorbeeld aan de gemeente. Hierover dikwijls vermaand, is er eindelijk melding van gemaakt bij de classis, tengevolge waarvan hij uit het ambt is ontzet, in het begin van 1846’.
-
voetnoot38
- Afgewezen request aan de Koning, waarin landstractement voor de predikant werd gevraagd; Herv. Ered. 13 april 1849, no. 16. Vergel. hoofdstuk 6.
-
voetnoot43
- Uit de lijst van eerste Afgescheidenen (paragraaf 2) krijgen we de indruk dat een deel van hen behoorde tot de middenstand.
-
voetnoot45
- Hendriks, a.w. 30. Het kerkgebouw, thans Noorderhaven 2, is nog het eigendom van de Gereformeerde kerk te Zevenbergen. Boven de hoofdingang vinden we het jaartal MDCCCXLI.
-
voetnoot46
- Hendriks, a.w. 32-47. Zoals we reeds vermeldden, waren de verloren gegane notulen (voor zover zij ons tijdvak betreffen) uiterst sober.
-
voetnoot47
- Antonie Johannes Pieter Bakker werd geboren te Rotterdam 9 nov. 1822. Vestigt zich te Zevenbergen 1 sept. 1843, komende van Oost- en West-Barendrecht. Beroep: ‘student’. Vertrekt naar Ommen 29 juni 1849 (of 1850). Deze gegevens zijn ontleend aan Bev. reg. Zevenbergen 1840-1850.
-
voetnoot48
- Vergelijk ‘Inleiding’. Meerburg beschouwde het aanvaarden van het instituut ‘oefenaar’, als een in principe toelaten van ‘ongestudeerde lieden... tot het Predikambt’. Men zie ook Brabantse kerkenorde ‘Voorrede’ (Handelingen en Verslagen 1169-1170).
-
voetnoot49
- In het Utrechtse reglement: artikel 51.
-
voetnoot50
- Men sprak in het laatste geval van ‘loopen’ (te weten van de ene naar de andere plaats). Vergel. voor deze zaken ZEVENDE DEEL register, onder de namen J. van Oel, F. Urbanus, J.W. Vijgeboom en P. van Wagtendonk. Ook: J. Wesseling, ‘De oefenaar in de kerken der Afscheiding in de eerste jaren na 1834’, in Deddens, Kamphuis e.a., Afscheiding-Wederkeer, Haarlem 1984, 181-193.
-
voetnoot52
- Slechts een fragment is bewaard; Hendriks, a.w. 33-34.
-
voetnoot53
- 1 Corinthe 14 vers 40: Laat alle dingen eerlijk en met orde geschieden.
-
voetnoot54
- Hebreeën 13 vers 14: Zijt uw voorgangeren gehoorzaam, en zijt hun onderdanig... Wij vragen ons af of deze tekst in dit geval terecht werd gehanteerd.
-
voetnoot55
- De Noord-Brabantse kerkenorde. Zoals we zagen, was deze gewijzigde Dordtse kerkenorde door de provincie aanvaard 16 augustus 1843.
-
voetnoot56
- In de gedrukte tekst van de Brabantse kerkenorde is de begeleidende brief in de “Voorrede” opgenomen en de geciteerde zin is daarvan de laatste; Handelingen en Verslagen 1172.
-
voetnoot57
- Bedoeld zal zijn het gedeelte tot en met “blijven bestaan”.
-
voetnoot58
- In het Utrechtse reglement artikel 80:
“Deze artikelen zijn alzoo gesteld... dat zij, indien de omstandigheden in de gemeente dit vorderen, veranderd, vermeerderd of verminderd mogen en behooren te worden... Dit zal onverwijld moeten geschieden, wanneer het bewezen werd, dat iets tegen de uitdrukkelijke uitspraken van Gods Woord gesteld was...”.
-
voetnoot59
- Bedoeld zal zijn: als een stuk, overlegd bij het request aan de Koning, teneinde de erkenning te verkrijgen.
-
voetnoot60
- De uitdrukking “ten 3den” is niet duidelijk; wordt bedoeld: tenslotte?
-
voetnoot61
- Deze laatste woorden staan in verband met de zin uit de reeds genoemde begeleidende brief bij de Brabantse kerkenorde:
“Wij hopen dat dit ons ontwerp ten algemeenen regel of Kerke-Ordening worde aangenomen, en als zoodanig ter kennis van de Hooge Regering des Lands zal kunnen worden gebracht”. (Handelingen en Verslagen 1171-1172)
-
voetnoot62
- Bij Hendriks, a.w. 34-35 wordt niet gerept van een ondertekening. Wèl bij de brief van 29 juni 1843: Gerrit Bax, J. Groen, ouderlingen; A.G Bax, G.G. Bax, diakenen.
-
voetnoot63
- Bedoeld kan zijn Christiaan Steketee (1819-1882) òf Christiaan Steketee Azn. (1820-1886). Men zie voor beiden De Haas I, 249-250.
-
voetnoot64
- Men zie voor hem ook de hoofdstukken 6 en 8.
-
voetnoot65
- Deze omvatte toen Klundert, Willemstad, Zevenbergen en (wellicht de kwijnende gemeente te) Hooge en Lage Zwaluwe.
-
voetnoot66
- Christiaan Willem Jacobs (1838-1891). Men zie voor hem De Haas II, 162.
-
voetnoot67
- Hendriks, a.w. 43. Hendriks schreef dit in 1936. Hij voegt er aan toe: ‘In 1900 was de stand 70 belijdende leden en 90 doopleden. Thans in 1936 zijn er 124 belijdende leden en 116 doopleden’.
|