| |
| |
| |
Hoofdstuk 8
Willemstad-Fijnaart
De titel van dit hoofdstuk vraagt enige toelichting. Want we zullen behandelen de Afgescheiden gemeente te Willemstad; deze bestond van 1836 tot ongeveer 1864. Echter: zij telde ook leden te Fijnaart, en de bijzonderheden van de Afscheiding die aangaande deze plaats - Hervormde en burgerlijke gemeente Fijnaart en HeijningenGa naar voetnoot1 - dienen te worden vermeld, kunnen het beste in dit hoofdstuk worden genoemd.
In het jaar 1849 stonden te Willemstad 267 huizen, bewoond door 396 huisgezinnen. Er waren ruim 1900 inwoners die hun bestaan vonden in de handel (graan, meekrap en vlas) en in de landbouw. De plaats telde 1740 Hervormden, 140 Rooms-Katholieken, 6 Israëlieten en enige tientallen Afgescheidenen.Ga naar voetnoot2 In 1843 waren er in Fijnaart en Heijningen 346 huizen, 483 huisgezinnen en 2500 inwoners. Het voornaamste middel van bestaan was de landbouw. Hervormden: 1600, Rooms-Katholieken: 900, Israëlieten: 10.Ga naar voetnoot3 Afgescheidenen zijn er in genoemd jaar vermoedelijk 20 geweest.Ga naar voetnoot4 We merken op dat in het dorp Fijnaart 70 huizen stonden, bewoond door 540 personen.Ga naar voetnoot5
| |
1. Voorgeschiedenis
Behalve wat we verder zullen vinden - in een ‘Memorie’ van de hervormde predikant W.G. van den Broek - beperkt deze zich tot wat rond 1828 te Fijnaart gebeurde.
In 1827 meldde de minister van eredienst dat de gemeenten in de ring WillemstadGa naar voetnoot6 reeds voor jaren bekend waren ‘door eene neiging tot het dweepachtige’.Ga naar voetnoot7 Zoals
| |
| |
we reeds bij ‘Klundert’ zagen, werd deze geesteshouding voor een deel toegeschreven aan het optreden van Dirk van der Made te Klundert. Hij toch zorgde er voor dat pamfletten als van ds. D. Molenaar, A. Capadose en I. da Costa in de noordwesthoek van Noord-Brabant werden gelezen. In 1828 schrijft dezelfde minister dat ‘men onlangs onder den Fijnaart zeer talrijke oefeningen gehouden heeft’. Men zou daarin niet zozeer godsdienstige stichting zoeken ‘maar men wil kerkje spelen, en als predikers pralen’.Ga naar voetnoot8 De minister van justitie kan enige weken later - na onderzoek - aan zijn collega van eredienst berichten over
‘de niet geautoriseerde bijeenkomsten of zoogenaamde godsdienstige oefeningen, welke sedert eenigen tijd in de gemeente Fijnaard wekelijks in een particulier huis worden gehouden en door eene groote menigte menschen gewoonlijk bezocht worden.
Uit de... stukken blijkt het, dat de voorzeide bijeenkomsten gehouden worden ten huize van zekeren Antoni Hagens,Ga naar voetnoot9 arbeider, wonende aan den Heiningschen dijk onder gemelde gemeente; dat daarin gepredikt of geoefend wordt door zekeren Jan SneepGa naar voetnoot9 arbeider in de Willemstad; dat men daarbij, evenals in de kerk, predikt, bidt en psalmen zingt, en dat bij den afloop der oefening geld gestort wordt in eene bus, daartoe aan de deur geplaatst; zonder dat tot deze eenig consent van het plaatselijk bestuur was verzocht of verkregen’.Ga naar voetnoot10
De burgemeester van Fijnaart - daartoe aangespoord door de procureur generaal bij het Hooggerechtshof - maakt daarop aan Antoni Hagens bekend, dat bijeenkomsten als waartoe hij zijn huis leent onwettig zijn, waarop laatstgenoemde beloofd ‘om voortaan nimmer zijne woning tot het houden van bedoelde oefeningen te zullen afstaan of verhuren’; terwijl
‘Jan Sneep had te kennen gegeven, tot het houden van oefeningen door de klassis van Breda geëxamineerd te zijn... waarom hij vermeende geregtigd te wezen om bij die samenkomsten of oefeningen het woord te voeren...Ga naar voetnoot11; sustinerendeGa naar voetnoot12 voornoemde Jan Sneep verder, dat de bedoelde bijeenkomsten zouden mogen bestaan uit 38 personen, omdat dezelve aldaar vergaderden uit twee gemeenten, negentien personen voor iedere gemeente berekend’.Ga naar voetnoot13
Ook Jan Sneep heeft, in deze zaak, blijkbaar het hoofd in de schoot gelegd. Noch van hem, noch van Hagens wordt bij de godsdienstige verwikkelingen van deze jaren verder melding gemaakt.
| |
| |
| |
2. Ontstaan der gemeente; beginjaren
In maart-april 1836 scheidden zich voor het eerst te Willemstad en Fijnaart enige personen af; hun namen en andere bijzonderheden zullen we hierna vermelden.
De Afgescheiden gemeente werd onder enigszins merkwaardige omstandigheden door ds. Gezelle Meerburg geïnstitueerd op maandag 5 september 1836. We vinden het onderstaande.Ga naar voetnoot14
Op laatstgenoemde datum was het te Willemstad algemeen bekend geworden, dat Gezelle Meerburg in de loop van de dag aldaar zou aankomen. Door de regering van deze stad werd besloten tot het nemen van maatregelen om deze komst indien mogelijk te verhinderen,Ga naar voetnoot15 ‘tot voorkoming van verwarring en verbittering van de burgerij, welke op zeer weinige uitzonderingen na geheel behoort tot de Hervormde gemeente’. De wethouder tevens plaatsvervangende burgemeesterGa naar voetnoot16, Huibert DaneGa naar voetnoot17, keerde zich tegen genoemd voornemen, en verklaarde in de vergadering van de gemeenteraad: ‘Ik zal er hem - namelijk Gezelle Meerburg - inbrengen, niemand zal het mij beletten’. In de loop van 5 september werd Meerburg werkelijk door de broer van de wethouder, Cornelis Dane, met een rijtuig binnen de stad gebracht.
‘Aan de poort heeft Cornelis Dane aan den schildwacht op de vraag naar paspoorten of vanwaar zij kwamen, geantwoord: “Ik ben een boer van buiten”, en heeft daarop zonder het verder onderzoek naar den tweeden persoon, die in het rijtuig was, af te wachten, zijn paard door zweepslagen aangespoord om ten spoedigste de wacht voorbij te rijden.’
Meerburg werd gehuisvest bij Willem van Iserloo, schipper. En:
‘In den avond van dien dag heeft genoemde Gezelle Meerburg omstreeks zonnenondergang tot ver na één uur in den nacht eene vergadering gehouden, niet alleen van afgescheidenen, maar ook voor allen die, hetzij uit helling tot afscheiding, of uit nieuwsgierigheid, hem wilden hooren prediken. De wetsbepaling, dat niet meer dan twintig personen die vergadering mogen bijwonen, is daardoor ontdoken, dat men telkens andere personen bij afwisseling in en uit liet, en gelegenheid gaf om door de vengsters in het voorhuis en op den zolder den spreker te hooren. Deze
| |
| |
vergadering is gehouden ten huize van Adriaan Boere, en in dezelve is Adriaan Boere benevens Pieter Noorlander bevestigd als ouderlingen der afgescheidene gemeente. Ook is in dezelve het Avondmaal bediend geworden. Deze vergadering is op bovengenoemde wijze bij afwisseling door een talrijke ook van elders tezamen-gevloeide schaar bijgewoond. Des Dingsdags is eene godsdienstige vergadering gehouden ten huize van Willem van Iserloo bovengenoemd. Voorts heeft Gezelle Meerburg onderscheidene bezoeken afgelegd, onder anderen bij den wethouder Huibert Dane en is des woensdags door den bovengenoemden Cornelis Dane wederom met rijtuig uit de stad gebragt.’
Teneinde Meerburg uit de stad te weren, had ‘een commissie uit Burgemeester en wethouders’ zich vervoegd bij de stadscommandant; deze beloofde er op te zullen toezien dat Meerburg de vesting niet ongehinderd zou kunnen betreden. Maar, nadat laatstgenoemde, volgens de autoriteiten, min of meer clandestien de stad was binnengekomen, bepaalde de commandant zich er toe de reispas van de predikant te doen controleren. Het stadsbestuur meldt verder
‘Dat de Burgemeester, over deze vernederende handelwijze zeer gevoelig zijnde, zich met den wethouder Punt heeft vervoegd bij den Opperbevelhebber dezer vesting, met dringend verzoek om de noodige militaire adsistentie ten einde dienzelven persoon onverwijld uit de stad te verwijderen; dan, waaraan ZHEdGr. allervriendelijkst verzocht geen gevolg te geven, en op herhaald aanzoek van den Burgemeester en wethouder, uitdrukkelijk zeide, geen militaire magt daartoe te willen verlenen, dan alleen in gevalle van oproerigheden, die door de policiebeambten niet konden gekeerd worden.’
In 1837 is er opnieuw een ‘incident’ rond ds. Gezelle Meerburg. Op weg van ZevenbergenGa naar voetnoot18 naar Willemstad doopt hij onder KlundertGa naar voetnoot19 twee kinderen uit Willemstad: één van Bastiaan Sjerp, timmerman en één van Frans LievenseGa naar voetnoot20, schippersknecht. In een rapport van het classicaal bestuur van Breda lezen we over MeerburgGa naar voetnoot21
‘... dat hij vervolgens in den avond van den 22. dier maand te Willemstad gekomen is tot uitoefening - volgens geruchten - van andere predikants-werkzaamheden; dat er bij zijne komst reeds terstond beginselen van onrustige beweging onder het volk zich tegen hem openbaarden, doch dat hij door de waakzaamheid van den eersten ouderling A. van Meeuwen en door de maatregels der stedelijke regering, bijzonder door den tweeden assessor J.C. Punt - daar de burgemeester van huis was en de eerste wethouder H[uibert] Dane het zich niet aantrok - en door het oudste lid van den Raad Mr. W. Brand, in zijn voornemen verhinderd, en hoewel onder de bescherming en het toezigt der politie gesteld zijnde, die voor de publieke rust bleef waken en hem den volgenden morgen vroeg de stad wilde doen verlaten, op zijn verzoek nog dienzelfden nacht te half 12 uren naar Klundert vertrokken is’.
Mr. Jan van Wijngaarden - zoon van de secretaris der stad van dezelfden naam - schreef hierover in zijn nader te noemen ‘Dagboek’:
| |
| |
‘22 Juni 1837, donderdag.
Om negen Uren ('s avonds) was er zulk een rumoer dat ik ook eens ging kijken en zag dat de afgezette predikant Gezelle Meerburg door H.B. van Iserloo in de stad was gebragt in een rijtuig; hij moest wel een half uur in de wacht blijven, waarna hij in de stad bij H.B. van Iserloo afstapte, doch 's nachts om twaalf ure werdt hij door de regering de stad uitgebragt, hetgeen mij veel plezier deed.Ga naar voetnoot22 Hij werd begeleid door genoemden van Iserloo en deszelfs neef Wm. van Iserloo. Om een uur ben ik naar bed gegaan.’Ga naar voetnoot23
Midden 1838 is het de hervormde predikant te Willemstad, W.B. Barends,Ga naar voetnoot24 die zich zorgen maakt over de situatie aldaar. Typerend is het volgende.
‘Jammer maar dat de Afscheiding ook hier vroeger plaats had; want hoezeer het getal der werkelijk gesepareerden hier niet aanzienlijk is en altans in dit laatste jaar niet toenam, zoo vindt men hier een nog grooter getal, die, zonder zich af te scheiden, nooit ter kerke komen en mij in de huisbezoeking openlijk durven verklaren, dat zij de Synode onzer Hervormde Kerk sedert 1816 niet eerbiedigen, in de godsdienst altans alles verwerpen wat den stempel der nieuwheid draagt, en de predikanten mistrouwen, vermits zij door geene formulieren van eenigheid meer gebonden worden. Onder deze laatsten heeft men veele menschen uit den deftigen burgerstand, die door betrekking of bezitting ook op anderen veel invloed uitoefenen. Zelfs onze oudste wethouder, de heer Huibert Dane, staat onder deze laatsten als aan het hoofd. Deze tog, hoewel zelve niet legaal afgescheiden, weigert alle gehoorzaamheid aan de kerkelijke wetten onzer tegenwoordige Synode, komt sedert een paar jaren nimmer meer ter kerk, begunstigt de Separatisten op allerlei wijzen... en huwde onlangs met zijne dienstmaagd, die met haar gansche geslacht legaal gesepareerd en op ons kerkbestuur geweldig gebeten is.Ga naar voetnoot25
Daar nu zoodanig persoon in die betrekking vooral in onze gemeente zoo gevaarlijk is, te meer daar de Secretaris van deze stad, de heer Jan van Wijngaarden,Ga naar voetnoot26 als ook zeer aan het oude gehecht en een tegenstander onzer nieuwe kerkelijke verordeningen, hem ondersteunt, zoo spreekt het vanzelf, dat de weldenkende de toekomst wel eens met bekommering tegenzien en meermalen den wensch uiten dat het Z.M. onzen geëerbiedigden Koning mogt behagen om den heer Huibert Dane, die - zoo ik meen - met 1839 moet aftreden, niet weer als zoodanig te benoemen; en dit te meer, omdat onze heer Burgemeester, die reeds 86 jaren telt en met iederen dag kan moeten
| |
| |
worden vervangen, alsdan niet zoo gereed door dien heer Dane kan worden opgevolgd.Ga naar voetnoot27
Onze conclusie mag wel zijn, dat te Willemstad nagenoeg geen personen behorende tot ‘den deftigen burgerstand’ tot de Afscheiding zijn overgegaan; het bleef bij een enigszins sympatiserende houding, althans men was bezwaard over de ontwikkeling binnen de Hervormde kerk. In dit kader trekt het de aandacht dat juist te Willemstad door Gezelle Meerburg bij herhaling ernstige moeilijkheden werden ondervonden. Naast de sympatisanten zijn er anderen geweest, personen sterk gekant tegen de Afscheiding - we denken aan het invloedrijke geslacht Punt,Ga naar voetnoot28 de hervormde predikant alsmede andere leden van de raad der hervormde gemeente.
Helaas weten we weinig van het interne leven van de Afgescheiden gemeente, ook gedurende de eerste jaren. Wij achten het niet onmogelijk - we komen hierop terug - dat reeds circa 1840 een breuk is ontstaan in de kleine groep, doordat een deel voor de Kruisgezinden of voor de Ledeboeriaanse richting koos. De bij de instituering bevestigde ouderlingen - Adriaan Boeren en Pieter Noorlander; van een diaken wordt niet gerept - zijn niet lang in functie geweest. Boeren door zijn hoge leeftijd -in 1836 was hij 77 jaarGa naar voetnoot29; en Noorlander, als wij het goed zien, door zijn kiezen voor Ledeboer. In 1839 is H.B. van Iserloo, ouderling en Bastiaan Sjerp, diaken. In 1841 heeft de kerkeraad als samenstelling: H.B. van Iserloo en P. Korteweg, ouderlingen; B. Sjerp, diaken.Ga naar voetnoot30
| |
3. Archief Hervormde gemeente WillemstadGa naar voetnoot31
Gedateerd 12 april 1836 ontvangt de kerkeraad voor het eerst een acte van afscheiding. Zij is getekend door dertien personen, die door de kerkeraad onder meer worden aangeduid met ‘H.B. van Iserloo en cons.’.Ga naar voetnoot32 De praeses ds. H.J. KromGa naar voetnoot33 constateert in een vergadering van 21 april dat onder het stuk handtekeningen staan van mensen die bekend zijn als niet te kunnen schrijven en van mensen die ‘wegens hoogen ouderdom in eenen staat van kindsheid en
| |
| |
verzwakte verstandsvermogens zijn verkeerende’. Volgens de predikant ligt Van Iserloo daarom onder verdenking van valsheid in geschrifte te hebben gepleegd. Via de burgemeester zal een aanklacht worden ingediend bij de officier van justitie van de rechtbank te Breda. Ouderling A. Timmers en diaken Arij J. van der Giessen verklaren zich tegen een desbetreffend besluit van de kerkeraad.Ga naar voetnoot34 Bedoelde officier en de procureur-crimineel in Noord-Brabant zijn echter van oordeel ‘dat deze zaak geene termen tot een regterlijk onderzoek opleverde’, een oordeel waarmee de minister van justitie zich enige weken later verenigt.Ga naar voetnoot35
Enige maanden later bevatten de notulen een ‘rapport van de huisbezoeking’.Ga naar voetnoot36 Corstiaan Maris en zijn echtgenote Geertje Burgers alsmede Cornelis Dane hebben verklaard ‘ongezind te zijn de openbare godsdienstoefening bij te wonen uit ontevredenheid met de bepalingen van het Hervormd Kerkbestuur’. Huibert en Nicolaas Dane eveneens ‘thans zich schuldig makende aan geheele verwaarloozing van de openbare godsdienstoefening zijn door den praeses en ouderling niet te huis gevonden’.
Eind 1836 verklaart diaken Arij J. van der Giessen dat hij bij de doop van zijn kind zal weigeren de in het doopsformulier voorkomende vragen te beantwoorden.Ga naar voetnoot37 Hij zegt in de vergadering van de kerkeraad
‘dat hij gelooft dat door de organisatie van het Hervormd Kerkbestuur in 1816 menschelijke vonden in de Kerk ingevoerd waren, en dat de praeses als leeraar van deze gemeente onder andere onregtzinnigheden, aan de menschen eene redelijke natuur toekende. Van der Giessen laat zich niet overtuigen door redenen die hem tot genoegzame voldoening der overige leden door den praeses worden voorgesteld, en deze redenen niet kunnende weerleggen, verklaart hij zich niet te willen laten overtuigen, en bij den doop van zijn kind niet te willen verklaren dat de ware Christelijke leer alhier geleerd wordt’.Ga naar voetnoot38
De kerkeraad spreekt uit Van der Giessen niet te kunnen of willen ontslaan van de in het Doopsformulier gevorderde verklaring. De praeses reserveert zich, zich te wenden tot het classicaal bestuur van Breda, voor wat betreft de geuite beschuldiging van onrechtzinnigheid.Ga naar voetnoot39 Het vervolg - voor zover bekend - is geweest, dat Van der Giessen, die eind 1836 aftredend was, niet op een tal voor herkiezing komt.Ga naar voetnoot40 Maar reeds 11 december 1836 wordt een schrijven ontvangen
| |
| |
van het classicaal bestuur van Breda, waarin staat dat Van der Giessen ‘is geschorst in zijne bediening als Diaken’.Ga naar voetnoot41 Laatstgenoemde scheidt zich in maart 1839 af.Ga naar voetnoot42 Hoe het met de doop van zijn kind is gegaan, vermelden de archieven niet.
Eerst in de vergadering van de raad van 3 januari 1845 wordt een lijst samengesteld en ingeschreven, van, op deze datum ‘werkelijk en wettig afgescheidenen’. Zij omvat 29 personen. We missen een aantal namen van het eerste uur. Gezien de neergang die de gemeente vertoont - en die leidt tot haar ontbinding circa 1864 - vermoeden we dat er waarheid schuilt in de woorden van K. Dane over de Afgescheidenen te Willemstad, geschreven in 1950:
‘... gebleken is, dat velen van hen in de loop der jaren weer zijn teruggekomen op hun besluit en zich later weer gevoegd hebben bij de Ned. Hervormde Gemeente’.Ga naar voetnoot43
| |
4. Archief Hervormde gemeente Fijnaart c.a.
In FijnaartGa naar voetnoot44 scheidden de eerste personen zich af op 22 januari 1836: Cornelis Versluijs, bouwman en zijn vrouw Elsje Francijna Sneep Ddr. met hun zeven kinderen. Zij werden gevolgd door onder anderenGa naar voetnoot45 Catharina Broere (gehuwd met Lauwrens de Rooij, arbeider van Versluijs) en Dingena Sinon.Ga naar voetnoot46 Aangaande laatstgenoemde vinden we het volgende in de notulen aangetekend.
‘Ook in April 1836 nog ontvangen eenen brief zonder plaats- en dagteekening, onderteekend Dingena Sinon.Ga naar voetnoot47 Met verzoek om hare kerkelijke attestatie van Lidmaatschap op te zenden, en tevens verklarende zich af te scheiden. De Kerkeraad het tegenstrijdige hiervan opmerkende, meende hierin niet te moeten treden, te minder daar de brief kennelijk door iemand anders geschreven was, zijnde welbekende Dingena Sinon niet in staat om te schrijven, terwijl echter de brief zoo onderteekend was als of zij konde schrijven, (zie hier achter gevoegde Memorie).’
Kort voor zijn vertrek uit Fijnaart (11 juni 1837) heeft Ds. W.G. van den Broek de hierboven genoemde ‘Memorie’ in het notulenboek geschreven. We geven de hoofdzaak daarvan in het onderstaande.
‘Memorie nopens het aangeteekende in de Notulen van 22 Januarij 1836 en 3 Maart 1837 ...
| |
| |
De Bouwman Cornelis Versluijs Jansz. gelijk ook zijne Huisvrouw vroeger bekend als ijverig en naauwgezet in het bijwonen van de Openbare Godsdienst, was eerstgemelde niet minder bekend als tegenstander van eenige kerkelijke verordeningen, waardoor hij ook vroegere Predikanten bemoeijelijkte en onverzettelijk was in sommige punten, die naar het oordeel van anderen minder de hoofdzaak betreffen, ja waarover men, behoudens de eenigheid des Geloofs verschillend denken mag. Zijne te overdrevene gevoelens zijn vooral toegenomen na den dood zijner zuster Magdalena Versluijs wed. Wervers die door hare liefderijke gesprekken, gekenmerkt door den Geest des ootmoeds, veel invloed op hen had. De nagedachtenis dier vrome vrouwe, worde in deze Gemeente bewaard en op haar toegepast de heerlijke belofte Jesaia 57: 2.Ga naar voetnoot48
Het was dan ook kort na dien dood, dat gemelde Versluijs zich begon te verzetten tegen den Predikant en vooral na dat men hier en daar hoorde van afscheidingen aan wier hoofd zich eenige jonge Predikanten gesteld hadden. Hij bleef echter de Godsdienstoefeningen bijwonen, zeggende geroepen te zijn tot het opmerken van het bederf dat in onze Kerk gevonden wordt. In Augustus 1835 bij de huisbezoeking verlangde hij aan den Predikant en den achtingwaardigen Ouderling A. Soetens, het een en ander mede te deelen; maar deed dat naar beider oordeel op zulk eene onbescheidene en doordrijvende wijze dat beiden oordeelden, zich liever te verwijderen, om daardoor dat twistvuur te dempen. In de Kerkeraadsvergadering kwam deze zaak ter sprake en besloot men Versluijs te verzoeken, ditmaal om gewigtige redenen zich van het Avondmaal des Heeren te onthouden. Na een langdurige gesprek met den Predikant op Zaturdagavond voor de bediening des Avondmaals, bleek het op den volgenden dag dat het verzoek des Kerkeraads niet was opgevolgd en het was bij die gelegenheid dat Catharina Broere, de vrouw van zijnen arbeider, met wie men zegt, dat hij ook nog des avonds gesproken heeft, aan de tafel des Avondmaals aanzittende, zulk een ontzettend geschreeuw maakte, dat het velen ontstelde en ontstichtte, men haar verwijderen moest en naar de kerkekamer bragt, als wanneer gemelde Versluijs van zijne zitplaats kwam, langs de tafel des Avondmaals ging, met een hem gewoon lagchend gelaat, terwijl de Gemeente ter herstelling der orde zong. Men moge opmerken dat gemelde Catharina toen naar huis ging, maar vooral dat de verdere bediening des Avondmaals gelijk ook de Nabetrachting bijzonder stichtelijk afliep.’
Het was op zondag 6 december 1835 dat Cornelis Versluijs bij de doop van zijn kind verklaarde op de tweede doopvraag niet te kunnen antwoorden.Ga naar voetnoot49 ‘De Predikant gaf zijne afkeuring te kennen en mogt welligt daardoor, als voorstellende hoe zijne weigering door verwarring van Leer der Kerke en uiterlijk bestuur der KerkeGa naar voetnoot50 voortkwam, uitbarstingen van misnoegen in de Gemeente voorkomen.’ Enige weken later - nadat inmiddels van de kansel was bekendgemaakt ‘de uitnoodiging ... om de bezwaren tegen de Leer des Predikants in te brengen op eene gepaste wijze bij den Kerkeraad’ - scheidden Versluijs en zijn vrouw met hun kinderen zich af. Enige weinigen zijn Versluijs in die scheiding gevolgd die ‘blijkens de brieven aan den Kerkeraad door hem bestuurd zijn ...’.
‘Wat Dingena Sinon betreft die vroeger hier, later te Stellendam op Flakkee woonde, in den zomer van 1836 hier komende, vermeende geroepen te zijn, om iedereen te waarschuwen en tot scheiding aantemoedigen, zelfs den Leeraar dezer Gemeente, die
| |
| |
hare onbestemde woorden aanhorende, haar zijne afkeuring ernstig te kennen gaf, waarop zij vertrok.
Eenigen tijd later vermeende zij geroepen te zijn om op eenen zondag namiddag ten drie ure in de Kerk te komen en daar haren last te volbrengen. Gepaste maatregelen waren er aan de zijde van het Burgerlijk bestuur genomen, daar het algemeen verspreid was. Gekomen zijnde is zij onder het bestuur der Voorzienigheid verhindert op eene of andere wijze, welligt door eene zenuwtoeval, van niet verder dan tot aan de deur der Kerke te komen, zoo echter dat men haar geluid onder het prediken vernam, waarop zij na door den koster vermaand en eenigzints teruggezet te zijnGa naar voetnoot51 zich verwijderd heeft.
Na dien tijd zich aan het huis van Versluijs en Catharina Broere vertoevende is het opmerkelijkGa naar voetnoot52 dat men geen hunner in naburige kleine afgescheiden Gemeenten heeft aangenomen, ja volstrekt en volhoudend heeft geweigerd en niettegenstaande de herhaalde en wijdafgelegene reizen om in hun oogmerk te slagen door Versluijs en vrouw benevens Dingena ondernomen, zij tot nu ook van hun blijven afgescheiden.’
We weten dat er onder de Afgescheidenen enige dwepers zijn geweest; op een enkele uitzondering na verlieten dezen na kortere of langere tijd hun gemeenschap. Niet onmogelijk is dat Catharina Broere en Dingena Sinon (of: Simon) tot bedoelde categorie hebben behoord. Door het ontbreken van zovele archiefstukken kan helaas het ‘hoor en wederhoor’ niet worden betracht. Ten aanzien van de laatste conclusie van ds. Van den Broek moet echter een vraagteken worden geplaatst. De gezinnen Versluijs-Sneep en De Rooij-Broere zijn niet (blijvend) door andere Afgescheidenen geweerd. In 1841 vinden we hen als behorende tot de gemeente te Willemstad.Ga naar voetnoot53 We krijgen de indruk dat die van Fijnaart c.a. eerst hebben getracht een eigen gemeente te stichten, wat moge blijken uit een in 1839 zelfstandig ingediend request.Ga naar voetnoot54
| |
5. Eerste Afgescheidenen
In deze paragraaf geven we de namen van de eerste Afgescheidenen te Willemstad en Fijnaart c.a. alsmede enige bijzonderheden. De opsomming is gebaseerd op de ondertekening van een drietal nog te noemen requesten (1839, 1841), op de aan het einde van paragraaf 3 genoemde ‘lijst’ van Afgescheidenen te Willemstad per 3 januari 1845 en op de notulen van de hervormde kerkeraden te Willemstad en Fijnaart.
| |
| |
|
|
1 |
= tekent request 1839 (Willemstad of Fijnaart) |
|
|
|
2 |
= tekent request 1841 |
|
|
|
3 |
= ‘lijst’ Afgescheidenen Willemstad per 3 jan. 1845 |
|
|
|
(F) |
= Fijnaart |
|
|
|
12.4.1836 |
= afscheiding op (of circa) deze datum |
|
|
2 |
|
Pie ter Baan |
|
1 |
2 |
|
W. de Beer |
5.3.1839 |
|
|
|
Pieternella Biert, ‘een welbespraakte winkelierster’ |
12.4.1836 |
|
|
|
Adriaan Boeren en zijn |
12.4.1836 |
|
|
|
vrouw Willemina Hagen; ‘een kindsche kruidenier met zijn vrouw, wier huis de plaats van samenkomst is’ (1836). Bevestigd als ouderling 5 september 1836.Ga naar voetnoot55 |
12.4.1836 |
1 |
2 |
3 |
Neeltje Boon |
15.10.1836 |
1 |
|
|
Pieternella van Dis |
|
|
|
3 |
Dorus Dof |
14.12.1839 |
|
|
|
C. de Gast (F) |
22.1.1836 |
|
|
3 |
Cornelis van Gendt |
11.12.1841 |
1 |
2 |
3 |
Arij J. van der Giessen, timmermansbaas; in 1836 hervormd diaken |
29.3.1839 |
|
|
3 |
Maria Groenendijk |
28.3.1841 |
|
2 |
3 |
Krijn Jacobse van der Gijp en |
10.10.1840 |
|
2 |
3 |
zijn vrouw Sijmetje Huijsers |
10.10.1840 |
|
|
3 |
Krijn Krijnse van der Gijp met |
|
|
|
3 |
vrouw en kinderen |
|
|
|
3 |
Huibertje Huijsers, dienstbode dochter van Nicolaas Huijsers |
12.4.1836 |
|
|
3 |
Mijna Huijsers, dienstbode/huishoudster, dochter van Nicolaas Huijsers; huwt 17 mei 1838 Huibert Dane |
12.4.1836 |
|
|
|
Nicolaas Huijsers en zijn |
12.4.1836 |
|
|
|
vrouw Mijna van Erkelens (ook: Herkelens) - ‘de man kindsch’Ga naar voetnoot56 |
12.4.1836 |
|
|
3 |
Pleun Huijsers |
|
1 |
2 |
3 |
Hendrik Bastiaanse van Iserloo, beurtschipper en |
12.4.1836 |
|
2 |
3 |
zijn vrouw Maaijke de Groen |
29.3.1839 |
|
|
|
H.B. van Iserloo is ouderling in 1839 en 1841 |
|
|
|
|
Willem van Iserloo, schipper |
|
|
|
|
Antonie de Kievit |
16.12.1837 |
|
|
|
Dingena Koning (F) |
22.1.1836 |
1 |
2 |
|
P. Korteweg, boerenarbeider; ouderling in 1841 |
12.4.1836 |
|
2 |
3 |
Bastiaan de LangeGa naar voetnoot57 |
17.1.1841 |
|
|
3 |
Dingena Langeweg |
16.5.1841 |
1 |
2 |
3 |
Frans Lievense, schippersknecht; ‘met huisgezin’ |
|
|
|
3 |
Jacobus Mastenbroek |
14.1.1837 |
|
|
|
A. van de Meeberg en kinderen (F) |
22.1.1836 |
| |
| |
1 |
2 |
|
Teuna Nieuwkoop, werkster |
12.4.1836 |
|
|
3 |
Pieter Noorlander, mandenmaker en |
12.4.1836 |
|
|
|
zijn vrouw Hazea BouwmanGa naar voetnoot58 met hun kinderen |
12.4.1836 |
|
|
|
P. Noorlander bevestigd als ouderling 10 sept. 1836; aanwezig op provinciale vergadering 22 febr. 1837Ga naar voetnoot59 |
|
|
|
3 |
Johannes Otterdijk |
|
|
|
3 |
Johannes Ottevanger; ouderling circa 1861 |
11.12.1841 |
1 |
2 |
|
Johannis de Rooij (F) en |
|
1 |
2 |
|
zijn vrouw Hanna Koekkoek (F) met 6 kinderen |
22.1.1836 |
1 |
2 |
|
Lauwrens de Rooij (F) en |
|
1 |
2 |
|
zijn vrouw Catharina Broere (F) met 1 kind |
22.1.1836 |
1 |
2 |
3 |
Benjamin Schippers, schoenmakersbaas |
18.3.1837 |
|
|
|
Dingena Sinon (Simon?) (F) |
4.1836 |
1 |
2 |
3 |
Bastiaan Sjerp, meester timmerman |
15.10.1836 |
|
2 |
3 |
en zijn vrouw Aploni Franke B. Sjerp diaken in 1841 |
14.12.1839 |
|
|
|
Arie Tielemans (F) |
22.1.1836 |
|
2 |
3 |
Johanna Veermans |
29.3.1839 |
1 |
2 |
|
Cornelis Versluijs Jz.(F), bouwman |
22.1.1836 |
1 |
2 |
|
en zijn vrouw Elsje Francijna Sneep (F) met 7 kinderen |
22.1.1836 |
|
|
|
Adriana van der Vin |
2.10.1841 |
|
|
3 |
Maartje Vink, ‘een bejaarde arbeidersweduwe’ |
12.4.1836 |
|
2 |
3 |
Arij Weeda en zijn |
15.10.1836 |
|
2 |
3 |
vrouw Kaatje van der Gijp |
15.10.1836 |
De gezinnen van Cornelis Versluijs, Johannis de Rooij en Lauwrens de Rooij zijn in 1839 en 1841 lid te Willemstad.
Een beschouwing van deze tabel leert ons, dat van de 31 personen - voor zover bekend - die zich te Willemstad hebben afgescheiden vóór februari 1841, dat is vóór de verzending van het request aan de Koning (januari 1841), slechts 20 bedoeld verzoekschrift of dat van 1839 tekenden. Dit kàn betekenen, zoals we reeds aanstipten, dat er te Willemstad een Ledeboeriaans of kruisgezind conventikel heeft bestaan,Ga naar voetnoot60 waarvan de leden met de Afgescheiden gemeente hebben gebroken. Gezien de nabijheid van Goeree-Overflakkee,Ga naar voetnoot61 met als verbinding het veer De Hel (bij Willemstad)-Ooltgensplaat, moet dit niet verwonderlijk worden geacht.Ga naar voetnoot62
| |
| |
| |
6. Uit het ‘Dagboek 1837-1903’ van mr. Jan van Wijngaarden
Mr. Jan van Wijngaarden, zoon van de secretaris van Willemstad van dezelfde naamGa naar voetnoot63 heeft ons een dagboek nagelaten over een lange, hierbovengenoemde periode.Ga naar voetnoot64 Hoewel de schrijver de kerkdiensten van de Afgescheidenen wel eens bezocht, lag zijn sympathie niet bij hen. In het manuscript vinden we enige niet-onbelangrijke opmerkingen aangaande het verloop van de Afscheiding te Willemstad. We noemen deze in het onderstaande.Ga naar voetnoot65
Zondag 28 juni 1846
Er kwam ‘een schuit’ - bedoeld is de veerboot Ooltgensplaat-De Hel - ‘vol volk om Ds. Meerburg te hooren’. Het gezelschap begaf zich naar Willemstad.
Zondag 29 augustus 1847
‘'s Morgens met Hordijk in de afgescheiden kerk geweest, waar door een Groninger, een gewezen schoenmaker, zoo ik hoorde, gepreekt werd. Hij preekte vrij goed.’Ga naar voetnoot66
Woensdag 18 december 1850
Ds. S.M. FleschGa naar voetnoot67 preekte 's avonds van 6 tot 81/2 in de Afgescheiden kerk. Sommige leden van ‘ons’ culturele genootschap ‘Door Vriendschap Werkzaam’ waren niet aanwezig bij een vergadering van dit gezelschap, maar waren Flesch gaan horen.
Donderdag 26 juli 1855
‘'s Avonds in de Afgescheiden kerk geweest.’
Donderdag 22 oktober 1857
‘Te 6 Ure met Nicolaas Dane en met vader eens wezen luisteren bij Noorlander naar een godsdienstoefening van Ledeboer. Het was allerzonderlingst en het duurde tot 9 Ure.’
De laatste aantekening leert onzes inziens dat er, althans in 1857, te Willemstad een Ledeboeriaans gezelschap bestond. We vinden een van de leidende personen ervan - de oud-ouderling Pieter Noorlander - na 1838 niet meer bij de Afgescheiden gemeente.
| |
7. Erkenning
Teneinde door de landsoverheid te worden erkend, richtten de Afgescheidenen zowel van Fijnaart c.a. als van Willemstad zich in 1839 afzonderlijk tot de
| |
| |
Koning.Ga naar voetnoot68 Het request van Fijnaart, gedateerd 16 augustus 1839, is getekend door slechts zes volwassenen, mede voor vijftien kinderen.Ga naar voetnoot69 Verklaard wordt te behoren ‘aan de christelijke Afgeschijde Gemeente te Willemstad’; mitsdien wordt geen vergaderruimte opgegeven. Het doel van het verzoekschrift kan geen ander zijn geweest, dan dat van Willemstad te ondersteunen. De burgemeester oordeelt, dat de ondertekenaars behoren tot de arbeidende stand ‘en overigens personen zijn van gering vermogen’. Het request wordt afgewezen.
De schuur op de voorgrond, die aan het ‘Vossenhol’ stond, diende de Afgescheidenen van Willemstad en Fijnaart tot bedehuis van circa 1839 tot 1864. Zij werd in ongeveer 1980 afgebroken.
Ook de Afgescheidenen van Willemstad wenden zich in augustus 1839 (een dag is niet ingevuld) tot de landsoverheid. Het verzoekschrift telt tien handtekeningen.Ga naar voetnoot70 De burgemeester verklaart dat H.B. van Iserloo, A.J. van der Giessen en Frans Lievense de enige ondertekenaars zijn ‘welke als eenigzins gezeten burgers kunnen beschouwd worden...’. Deze drie personen hebben een gebouw aangekocht
| |
| |
‘bestaande in een schuur behoorende aan de erven Aart van der Giessen,Ga naar voetnoot71 staande in een stil afgelegen deel dezer Vesting aan de noordwestzijde der Stad’. De omschrijving ‘afgelegen deel’ was geenszins overdreven. Want de schuur stond aan een pad zonder naam, in de volksmond ‘Vossehol’ genoemd.Ga naar voetnoot72 De andere requestranten: A.J. van der Giessen is timmermansbaas; B. Schipper, schoenmakersbaas en P. Korteweg, arbeider ‘in het bezit van eene schamele woning’, terwijl de vier overigen ‘in zoodanige onvermogende toestand verkeeren, dat zij in gevallen van ziekten of andere rampspoeden in de termen vallen om zelfs dadelijk liefdadige onderstand in te roepen’. Het request wordt van de hand gewezen.
In 1841 wordt een nieuwe poging tot erkenning in het werk gesteld. Het ‘Januarij 1841’ gedateerde verzoekschrift is door 24 personen ondertekend, 18 wonen te Willemstad, 6 te Fijnaart.Ga naar voetnoot73 De gemeente verklaart het Utrechtse reglement ‘met eenige veranderingen’ te hebben aangenomen; zij zal haar openbare eredienst uitoefenen in de boven reeds genoemde schuur aan het Vossenhol. De erkenning wordt verleend bij koninklijk besluit van 1 april 1841, no. 107.Ga naar voetnoot74
|
-
voetnoot1
- We spreken kortheidshalve van Fijnaart c.a. of van Fijnaart. Literatuur: A. Hallema, Hoofdtrekken uit de geschiedenis der Nederlandsche Herv. Gemeente te Fijnaart-Heiningen 1587-1937, Neerbosch 1937.
-
voetnoot2
-
Van der Aa XII (1849) 457-463; Afgescheidenen worden niet vermeld (vergelijk bijlage II en noot 4).
-
voetnoot4
- De Kok, Nederland op de breuklijn geeft voor het jaar 1849: Willemstad 51 Gereformeerden, Fijnaart en Heijningen 17. (446, 434)
-
voetnoot6
- Dinteloord, Fijnaart c.a., Klundert, Willemstad, Zevenbergen, Oudenbosch, Oud- en Nieuw Gastel, Standdaarbuiten. Naar wij menen zijn alleen de eerste vijf gemeenten bedoeld.
-
voetnoot9
- We vinden beide personen niet onder de Afgescheidenen in Fijnaart of Willemstad.
-
voetnoot9
- We vinden beide personen niet onder de Afgescheidenen in Fijnaart of Willemstad.
-
voetnoot11
- De praeses van het classicaal bestuur van Breda verklaarde aangaande deze bewering, dat genoemd college “het verzoek van Sneep geëxamineerd te worden, wegens de ongeschiktheid van dien dweeper had afgewezen...”.
-
voetnoot14
- In het volgende geven we een samenvatting van een brief van ds. H.J. Krom te Willemstad aan het classicaal bestuur van Breda, 10 sept. 1836 en van een rapport van het stedelijk bestuur van Willemstad aan de gouverneur van Noord-Brabant, van dezelfde datum. Bos III, 418-423.
-
voetnoot15
- Reeds eerder, namelijk woensdag 13 april 1836, had het stedelijk bestuur van Willemstad, maatregelen genomen aan Gezelle Meerburg de toegang tot de vesting te beletten - met meer succes dan op 5 september daaraanvolgende. Meerburg was toen aan het veer De Hel overgevaren naar Ooltgensplaat, vervolgens te Middelharnis door de marechaussee ‘teruggeleid’, en na opnieuw te zijn overgestoken, langs Willemstad naar Klundert gereisd. (Bos III, 223) Niet iedere predikant verging het als Meerburg; de hervormde en burgerlijke autoriteiten in de noordwesthoek van Brabant waren op hem wel bijzonder gebeten, zoals in meer dan één hoofdstuk van dit boek blijkt.
-
voetnoot16
- De burgemeester A. van der Hoog was 84 jaar. Volgens een eerder bericht van ds. H.J. Krom zou Huibert Dane ‘bij ontstentenis of overlijden van den Burgemeester aan het hoofd van het stedelijk bestuur... staan’; Krom noemt Huibert Dane ‘een bekend en doordrijvend ijveraar voor het Separatisme’. (Bos III, 224)
-
voetnoot17
- Huibert Dane (1798-1849), koopman in hout, Cornelis Dane (1807-1896), landbouwer, dijkgraaf en Nicolaas Dane (1801-1882), aannemer, stadsarchitect waren zonen van de gefortuneerde Jacob Nicolaasz. Dane (1763-1810), schepen, koopman in hout en van Maaijke Punt.
We ontlenen deze bijzonderheden aan J. Knol, J.L. Rijndorp e.a. Genealogie der familie Dane (noord-west Noord-Brabant), s.l. 1983.
-
voetnoot20
-
Bos III, 281 heeft abusievelijk: Stevense.
-
voetnoot22
- De oorzaak van dit “plezier” is niet geheel duidelijk. Wellicht vreesde Van Wijngaarden relletjes. Anderzijds: zijn vader en hij bezochten wel eens de diensten der Afgescheidenen, zoals nog zal blijken in dit hoofdstuk.
-
voetnoot23
- Men zie voor enige andere bijzonderheden: Ref. 1e S. II (1837) 119-122.
-
voetnoot24
- W.B. Barends (1804-1881); 1828 predikant te Lopik c.a., 1837 te Willemstad, 1845 te Kuilenburg, 1858 emeritus.
-
voetnoot25
- Huibert Dane huwde 17 mei 1838 Mijna Huijsers (GA Willemstad, Huwelijken 1838, acte no. 3). Zoals we hierna zullen zien, behoorde zij, haar ouders en een zuster tot de Afgescheidenen.
(Zowel de spelling Huijsers komt voor, als Huijzers en Huizers.)
In de huwelijksacte vinden we onder meer het volgende.
Huibert Dane oud 40 jaar, is de zoon van de overleden Jacob (Nicolaas) Dane en Maaijke Punt. Mijna Huijsers, oud bijna 43 jaar, is de dochter van Nicolaas Huijsers, overleden en van Mijna van Herkelens (Erkelens), oud 87 jaar, tegenwoordig.
Getuigen: Nicolaas Dane, 37, aannemer; Cornelis Dane, 30, landbouwer; Jan A. Schippers, 43, schipper en Jan Huijsers, 54, particulier - allen wonende te Willemstad.
-
voetnoot26
- De vader van mr. Jan van Wijngaarden, de schrijver van het ‘Dagboek’.
-
voetnoot27
-
Bos IV, 296-297. Mede ten gevolge van dit verzoek, werd H. Dane - nog in 1838 - niet herbenoemd; in zijn plaats werd tot eerste wethouder aangesteld C.L. Punt (Ibidem 297, noot 39), behorende tot een aanzienlijk en vermogend geslacht te Willemstad.
-
voetnoot29
- RA Den Bosch; Overlijden 1844. Adriaan Boeren overlijdt 12 aug. 1844, oud 85 jaar, weduwnaar van Willemina Hagen.
-
voetnoot30
- Men zie voor de gegevens van 1839 en 1841 (requesten) verder in dit hoofdstuk.
-
voetnoot31
- Voor deze paragraaf hebben we geput uit Archief Herv. gemeente te Willemstad, inv. no. 6 ‘Notulen kerkeraad 1822-1889’, alsmede uit een nader te noemen gedeelte van Bos III.
-
voetnoot32
- Een opsomming van de eerste Afgescheidenen te Willemstad en Fijnaart met data van afscheiding (voor zover bekend) alsmede enige andere bijzonderheden, geven we in paragraaf 5.
-
voetnoot33
- H.J. Krom (1793-1850); 1815 predikant te Schelluinen, 1818 te Oudenbosch, 1822 te Willemstad, 1837 te Leur. Hij was in 1820 gehuwd met Huijbertje van der Made, één van de kinderen van de bij Klundert (hoofdstuk 6) genoemde Dirk van der Made.
-
voetnoot34
-
Bos III, 224-226. Op deze bladzijden vinden we de complete notulen van de vergadering van de kerkeraad van 21 april 1836.
-
voetnoot35
-
Bos III, 227-228. De scriba van het classicaal bestuur van Breda, ds. H. Wessels, in deze zaak gemengd, schrijft aan het ministerie van eredienst onder meer: ‘Een geregtelijk onderzoek naar de echtheid der handteekeningen acht hij [ds. Krom] en alle weldenkenden met hem, als een geschikt middel om de woelgeesten een weinig af te schrikken’.
-
voetnoot37
- Het bezwaar, van Van der Giessen zal zich hebben gericht tegen de formulering in de tweede doopvraag: ‘of gij de leer, die ... in de christelijke kerk alhier geleerd wordt, niet bekent, de waarachtige en volkomen leer der zaligheid te wezen?’ Vergelijk hoofdstuk 6, paragraaf 6.
-
voetnoot41
- ‘Aanteekening’ na not. kerker. 10 dec. 1836.
-
voetnoot42
- Not. kerker. 29 maart 1839 (geen art.).
-
voetnoot43
- K. Dane, Willemstad - Historisch overzicht van Stad en Polder, Klundert 1950, 137.
-
voetnoot44
- Voor Fijnaart c.a. raadpleegden we Archief Hervormde gemeente, inv. no. 6 ‘Actaboek van de kerkeraad 1802-1837’. Predikant was W.G. van den Broek; deze stond te Fijnaart van 13 april 1834 tot 11 juni 1837.
-
voetnoot45
- We noemen alle te Fijnaart c.a. woonachtige Afgescheidenen van het eerste uur in paragraaf 5.
-
voetnoot46
- De hier genoemde personen, C. Versluijs etc, worden vermeld in not. kerker. 3 maart 1837, art. 3.
-
voetnoot47
- Wij achten het niet onmogelijk dat is bedoeld Simon.
-
voetnoot48
- Jesaja 57 vers 2: “Hij” - namelijk de rechtvaardige - “zal ingaan (in) de vrede; zij zullen rusten op hun slaapsteden, een iegelijk, die (in) zijn oprechtheid gewandeld heeft”. In de desbetreffende pericoop wordt gehandeld over “Vrede voor de rechtvaardigen en straf voor de goddelozen”.
-
voetnoot50
- Voor de ontwikkeling van de structuur der Hervormde kerk is deze onderscheiding van geen belang gebleken. De in 1816 opgelegde proponentsformule heeft de leervrijheid gelegaliseerd.
-
voetnoot51
- eenigzints teruggezet te zijn = iets verder van het kerkgebouw te zijn neergezet (of: neergelegd).
-
voetnoot52
- Wij lezen: Na dien tijd in de huizen van Versluijs en van Catharina Broere vertoevende, bemerkte ik ...
-
voetnoot54
- Idem. Ook in 1839 verklaren de ondertekenaars van het request (van Fijnaart) ‘te behooren aan de Christelijke Afgeschijde Gemeente te Willemstad’. De tijdsruimte mei 1837 (‘Memorie’) tot september 1839 (request) lijkt ons niet essentieel.
-
voetnoot55
-
Bos III, 225, 419, 422. Het kinds-zijn (volgens de hervormde predikant) heeft blijkbaar de verkiezing tot ouderling niet gestuit.
-
voetnoot56
- In huwelijksacte van dochter Mijna (GA Willemstad, Huwelijken 17 mei 1838): de man overleden, zijn echtgenote 87 jaar.
-
voetnoot57
- ‘Lijst’ per 3 jan. 1845 heeft: ‘teruggekomen’.
-
voetnoot60
- Zoals bekend stonden zowel de Ledeboerianen als de Kruisgezinden afwijzend tegen het vragen van erkenning aan de overheid.
-
voetnoot64
- Het ‘Dagboek’ wordt bewaard: GA Willemstad.
-
voetnoot65
- We citeerden het manuscript reeds in paragraaf 2 over het gebeurde op 22 juni 1837.
-
voetnoot66
- Niet onmogelijk dat is bedoeld Gerrit Jan Raidt (1788-1877). Men zie voor hem vorige delen, register. Ook: De Haas I, 219-220. Raidt, die schoenmaker was geweest, stond in 1847 in Herwijnen. Hij was weliswaar geboren te Raalte, maar was opgeleid door H. de Cock te Groningen. Raidt was welbespraakt.
-
voetnoot67
- Men zie voor Salomon Mozes Flesch (1812-1862) vorige delen, register; De Haas I, 110-112. Flesch was enige weken voor 18 december 1850 geschorst als predikant van de Afgescheiden gemeente te Dordrecht, maar wellicht was het gerucht daarvan nog niet doorgedrongen tot Willemstad.
-
voetnoot68
- Men deed dit kennelijk in navolging van de Utrechtse zustergemeente, die 14 februari 1839 als eerste Afgescheiden gemeente werd erkend (VIERDE DEEL 247-253). Fijnaart en Willemstad requestreerden afzonderlijk, aangezien dit in 1839 diende te worden gedaan volgens de stringente bepalingen van het koninklijk besluit van 5 juli 1836: ‘Dat wanneer in eenige plaats een eenigszins aanmerkelijk aantal personen mögt zijn ...’ (EERSTE DEEL 403).
-
voetnoot69
- De namen der volwassenen kunnen worden afgelezen uit de lijst van paragraaf 5. Het request wordt bewaard: Herv. Ered. 17 sept. 1839, no. 11.
-
voetnoot70
- Men zie voor de namen paragraaf 5. Dit request wordt eveneens bewaard: Herv. Ered. 17 sept. 1839, no. 11.
-
voetnoot71
- In 1841: “... het gebouw, toebehoorende aan de weduwe A. van der Giessen, geb. Grietje Struijk”.
-
voetnoot72
- De schuur werd circa 1980 afgebroken; zij was gelegen achter het huidige hotel ‘Het Wapen van Willemstad’.
-
voetnoot73
- Herv. Ered. 15 maart 1841, no. 1. Men zie voor de namen der ondertekenaars paragraaf 5.
|