De Afscheiding van 1834. Deel 7. Classes Rotterdam en Leiden
(1986)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 466]
| |
Hoofdstuk 41
| |
[pagina 467]
| |
Aangezien het eigenaardige standpunt van LedeboerGa naar voetnoot6 met zich bracht, dat hij en zijn aanhangers niet wilden scheiden van de Hervormde kerk - ‘de afscheiding ligt niet aan onze, maar aan der anderen zijde’Ga naar voetnoot7 - kwamen zijn volgelingen, althans de meesten, er niet toe hun lidmaatschap van de Hervormde kerk officieel te doen beëindigen. Daardoor ontbreken aantekeningen inzake afscheiding in het archief van de Hervormde gemeente te Benthuizen. Ook bestaan er geen ledenregisters van de gemeente van Ledeboer over de eerste jaren. De burgemeester van Benthuizen meldt weliswaar, dat, nadat Ledeboer de facto met de Hervormde kerk had gebroken, hij zondag 15 november 1840 een dienst belegde in een door hem kort daarvoor gekocht huis en dat daarbij circa driehonderd van zijn geestverwanten aanwezig waren,Ga naar voetnoot8 doch onder hen moeten er velen zijn geweest die niet te Benthuizen woonachtig waren. Ook later kwamen velen, soms uit verre omgeving, naar dit dorp teneinde Ledeboer te horen.Ga naar voetnoot9 Het verwondert niet dat zijn gemeente leden, zelfs ambtsdragers telde uit andere plaatsen (Boskoop, Moerkapelle etc.); in de jaren rond 1850 moet evenwel haar omvang worden geschat op ten hoogste 150 zielen,Ga naar voetnoot10 van wie circa 100 uit Benthuizen.Ga naar voetnoot11 De betekenis van Ledeboer moet voor het overgrote deel buiten Benthuizen worden gezocht. ‘Behalve in Zuid-Holland, had hij in Zeeland, Gelderland, Overijssel en Drenthe de meeste volgelingen.’Ga naar voetnoot12 | |
SamenvattingOp 29 juli 1838 werd Ledeboer, als hervormd predikant te Benthuizen, door zijn familielid dr. P.H. Hugenholz te Rotterdam, bevestigd. Zondag 8 november 1840 begroef hij na de morgendienst, in tegenwoordigheid van een groot gedeelte van zijn gemeente, de Reglementenbundel van de Hervormde kerk en het Gezangenboek in de tuin van een door hem gekochte woning, na reeds tijdens de dienst het ‘samenstel der wetten’ van de kansel te | |
[pagina 468]
| |
Kadastrale plattegrond Benthuizen omstreeks 1840.
1. Nederlandse Hervormde kerk. 2. Burgemeesterswoning tegenover de kerk. A. Moestuinen, boslanden, boomgaarden enz. behorende bij 2. B. Woning van Ledeboer (na 1844) met (-later-) kerkgebouw. | |
[pagina 470]
| |
hebben geworpen. Uiteraard hadden deze handelwijzen symbolische betekenis. Bij zijn ‘verhoor’ door het Classicaal bestuur van Leiden, verklaarde Ledeboer genoemde boeken ‘te beschouwen als uitvloeisels van nieuwigheden strijdig tegen oude Reglementen [lees: Dordtse kerkenorde] en formulieren van eenigheid’.Ga naar voetnoot13 Twee ouderlingen, C. Veldhuizen en A. Koorenwinder, volgden hun predikant in zijn optreden. Zowel Ledeboer als deze beide ambtsdragers werden eerst geschorst door het Classicaal bestuur van Leiden en daarna - 26 januari 1841 - afgezet door het Provinciaal kerkbestuur van Zuid-Holland.
Tot goed begrip van het volgende zij vermeld dat Ledeboer op 6 november 1840 - dus twee dagen voor de definitieve breuk - de ‘burgemeesterswoning’ recht tegenover de Hervormde kerk gelegen, kocht bij voorlopig koopcontract. De transactie omvatte ‘een huis en erve, verdere getimmerten met moestuinen, boomgaarden, boschlanden etc.’, samen ongeveer drie en een halve hectare. Deze oppervlakte was ruim een kwart van die van de dorpskern!Ga naar voetnoot14 Toen aan Ledeboer met ingang van zondag 15 november 1840 de toegang tot het kerkgebouw werd ontzegd, begaf hij zich met zijn volgelingen - zoals reeds aangestipt - naar genoemd huis, teneinde daar een godsdienstoefening te houden. Ook in de komende maanden gebeurde dit; volgens de autoriteiten tot grote hinder van de diensten in de Hervormde kerk. En inderdaad de toevloed van hoorders in de Ledeboeriaanse gemeente, van wie menigeen per rijtuig kwam, zal een ongewone drukte en enige opschudding hebben teweeg gebracht. Bij de soms wekelijkse veroordelingen door de rechtbank te Leiden werd niet alleen de predikant, maar werden ook zijn ouderlingen tot hoge boeten veroordeeld. Ledeboer betaalde niet, en toen ook zijn familie niet meer voor hem in de bres sprong, werd hij te Leiden gegijzeld. De eerste maal duurde zijn gevangenschap van 22 april tot 29 mei 1843, de tweede maal van 1 Oktober 1843 tot 9 maart 1845! Van de leden van Ledeboers gemeente zat Izaak Johannes Cinjee, zonder beroep, wonende te Benthuizen, in gijzeling van 16 September 1843 tot 14 maart 1844 (hij was óók veroordeeld wegens ‘het geven van lager onderwijs bij herhaling’); Abraham Havenaar, winkelier, te Hazerswoude, van 19 Oktober 1843 tot 14 april 1844; Johannes Nieuwendorp, onderwijzer, te Hazerswoude gedurende hetzelfde tijdvak.Ga naar voetnoot15 Na maart 1845 (einde tweede gijzeling) is Ledeboer niet meer vervolgd. Vermoedelijk is dit het gevolg geweest, zowel van de veranderde houding van de landsregering, als van een verzoekschrift gedateerd 24 augustus 1845 dat zijn ouders en andere familieleden - merendeels vooraanstaande personen, wonende te Rotterdam en 's-Gravenhage - aan de Koning zonden. In dit request verzochten de ondertekenaars Zijne Majesteit aan L.G.C. Ledeboer ‘goedgun- | |
[pagina 471]
| |
stelijk kwijtschelding van alle te zijnen laste openstaande geldboeten en kosten wegens religie zaken tegen hem gewezen’.Ga naar voetnoot16 Landwehr schrijft: ‘Na dien tijd is Ledeboer niet meer lastig gevallen, hoewel de bepalingen van de overheid toch niet veranderd waren. Heeft men van verdere vervolging afgezien, omdat men overtuigd was dat het toch niet baatte? Ledeboer ging toch telkens op den ouden ingeslagen weg voort. Hoogstwaarschijnlijk heeft Ledeboer door tusschenkomst en voorspraak van hooggeplaatste personen de noodige vergunning verkregen tot het houden zijner godsdienstoefeningen. Na 1844 [lees: na 9 maart 1845] heeft hij geen vervolging meer te verduren gehad.’Ga naar voetnoot17 Ledeboer is daarna - namelijk eind 1849 - in staat voor zichzelf een andere woning te kopen; de ‘burgemeesterswoning’ - doorn in het oog van de Hervormde gemeente - was 21 januari 1845, tijdens de tweede gijzeling, verkocht.Ga naar voetnoot18 In de tuin van de ‘nieuwe’ woning liet Ledeboer een houten gebouw plaatsen, dat als kerk werd ingericht.Ga naar voetnoot19
Tenslotte, het weinige dat we weten van de gemeente van Ledeboer te Benthuizen, gedurende de begintijd, is iets aangaande de samenstelling van de kerkeraad in de jaren 1841 en 1843. Op 13 juli 1841 schrijft Ledeboer een brief aan Koning Willem II. Hij is getekend ‘Mede uit naam der provisioneel aangestelde ouderlingen: Ewoud Manheer [Hazerswoude, later Bleiswijk], Cornelis van Gent [Hazerswoude], Hendrik van Tol [Boskoop], Arie Schouten [Benthuizen?]’.Ga naar voetnoot20 Op 16 februari 1843 schrijft de kerkeraad een ‘Biddagbrief’ - een opwekking tot het houden van een ‘Dank-, Vast- en Bededag’ in de andere Ledeboeriaanse gemeenten. Dit stuk is getekend door L.G.C. Ledeboer (predikant), H. van Tol, ouderling [Hazerswoude], A. Schouten, ouderling [Benthuizen?], H. Schoenmaker, diaken [Boskoop], C. Schouten, diaken [Moerkapelle] en H. van der Wal, diaken [Hazerswoude].Ga naar voetnoot21 |
|