De Afscheiding van 1834. Deel 7. Classes Rotterdam en Leiden
(1986)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 364]
| |
Hoofdstuk 31
| |
[pagina 365]
| |
Tekening van het exterieur van de Remonstrantse kerk te Bleiswijk, met daarachter de pastorieGa naar voetnoot3
| |
[pagina 366]
| |
de meisjes. Voor de kerk stond de pastorie, later woning van de hoofdonderwijzer van de daarnaast gebouwde school. ‘Tussen die woning en de kerk was de ingang met aan het einde een trapje naar de orgelgaanderij. Voor in de kerk de preekstoel, mooi bewerkt maar klein met een deurtje zodat de voorganger weinig bewegingsvrijheid had... Er was een soort koorhek met lessenaar voor de voorlezer (met koper omlijst). Aan beide zijden van de preekstoel stonden banken voor de ouderlingen en de diakenen.’Ga naar voetnoot4 In de remonstrantse gemeente stond van 1792 tot 1796 Gerbrand Bruining (1764-1833). Zijn vurig patriottisme en zijn fransgezindheid hebben in Bleiswijk tot vele conflicten en moeilijkheden geleid. Zo is er onder zijn leiding en door de dwang die hij op de ‘burgers’ van Bleiswijk uitoefende, af en toe door het ‘Vrijcorps’ geëxcerceerd in het koor van de Hervormde kerk - soms des zondags na de kerkdienst. Wij kunnen op de vele verwikkelingen van het tijdvak 1792 tot 1796 niet ingaan, maar vermelden slechts dat het optreden van Bruining zijn gemeente geen goed heeft gedaan. Anderzijds moet worden opgemerkt dat haar bloeitijd in die jaren reeds een kleine eeuw achter haar lag. In 1810 telt de gemeente achttien zielen en in 1864 nog slechts tien.Ga naar voetnoot5 | |
1. De ‘Vrienden van de Waarheid’ te BleiswijkDe eerste notulen van de ‘Vereeniging voor christelijke belangen te Bleiswijk’, verder aan te duiden met ‘Vrienden van de Waarheid’,Ga naar voetnoot6 zijn die van 6 maart 1866.Ga naar voetnoot7 Uit het daarin vermelde blijkt, dat zeven personen, onder wie Dammes | |
[pagina 367]
| |
Interieur van de Remonstrantse kerk te Bleiswijk
| |
[pagina 368]
| |
Welle,Ga naar voetnoot8 kerk en pastorie van de Remonstranten hebben gekocht; ieder van hen draagt ƒ 500 in de koopsom bij. Als voorzitter van de opgerichte vereniging wordt gekozen J. Biemond, als secretaris D. Welle. In december 1867 verzoekt laatstgenoemde in het gebouw met een groep personen samenkomsten te mogen houden, geheel los van de activiteiten van de vereniging. Hem wordt het ‘locaal’ eens in de zeven weken afgestaan (uitsluitend) voor godsdienstige bijeenkomsten. In 1868 wordt R. van Mazijk benoemd tot ‘confessioneele Evangelist’, waarbij dient te worden opgemerkt dat enige oprichters lid blijven van de Hervormde kerk. Uit een bewaard gebleven ‘Kasboekje’Ga naar voetnoot9 blijkt dat in de jaren 1866-1875, onder anderen de volgende sprekers zijn opgetreden (behalve R. van Mazijk): oefenaar W.J.G. Basoski, ds. J.W. van den Broek, oefenaar W. Floor, ds. P.D.M. Huet, ds. D. Klinkert, ds. F. Lion Cachet, ds. P. Los Gzn., ds. J.W.A. Notten, ds. C. van den Oever, ds. C.L.F. van Schelven, ds. W.G. Smitt, ds. L. van der Valk.Ga naar voetnoot10 Ongetwijfeld een bont gezelschap: oefenaars van Hervormde en Afgescheiden signatuur, Hervormde predikanten die in 1886 zullen meegaan met de Doleantie (Lion Cachet, Van Schelven - Huet niet) en (al dan niet gewezen) kruisdominees (Van den Broek, Klinkert, Los, Notten, Van den Oever, Smitt, Van der Valk). De kruisdominees zullen ongetwijfeld zijn uitgenodigd door de groep-Welle. Zondag 26 juni 1887 moet worden beschouwd als de datum van de Doleantie te Bleiswijk, want op deze dag wordt de eerste kerkeraad door de consulent ds. G.H.J.W.G. Geesink te Rotterdam, bevestigd. De verdere geschiedenis van deze Doleantie-gemeente ligt buiten het bestek van dit boek - op het nader te noemen punt van de vereniging met de Afgescheidenen te Bleiswijk na. Slechts herhalen we dat in 1900 de voormalige Remonstrantse kerk alsmede het ‘schoolhuis’ werden aangekocht. De koopprijs van het geheel bedroeg ƒ 3000. | |
2. De Kruisgemeente, daarna Christelijke Gereformeerde kerk te BleiswijkVan deze gemeente die van 1868 tot 1889 zelfstandig heeft bestaan, is weinig bewaard gebleven; te Bleiswijk zèlf nagenoeg niets.Ga naar voetnoot11 De voorbereiding van haar | |
[pagina 369]
| |
bestaan moet worden gezocht in de afscheiding van Ewoud Manheer.Ga naar voetnoot12 Over hem vinden we dat hij in 1840 of kort daarna oefende in een gezelschap in zijn geboorteplaats Hazerswoude, op de thans nog bestaande boerderij van Jacob van Beek. Dit conventikel kreeg in 1841, vermoedelijk door de invloed van ds. Ledeboer, min of meer de status van ‘gemeente’, maar de Kruisgemeente aldaar werd eerst in 1864 geïnstitueerd.Ga naar voetnoot13 Merkwaardig is dat in de notulen van de classis Leiden van de Afgescheiden kerken van 31 mei 1841 - Ledeboer heeft in deze tijd enige vergaderingen bezocht - wordt vermeld dat E. Manheer en zekere C. van Gent, als ouderlingen van Hazerswoude (althans zij worden zo gekwalificeerd), aanwezig zijn.Ga naar voetnoot14 Zij tekenen de op deze vergadering opgestelde ‘Biddagsbrief’ gedateerd 1 juni 1841 - opwekking tot het houden van een ‘Dank-, Vast- en Bededag’ op 18 juni 1841 - hoewel dan achter hun naam staat vermeld ‘Pv’ (provisioneele) ouderlingen.Ga naar voetnoot15 Op 5 en 6 oktober 1853 is E. Manheer aanwezig op de ‘Algemeene Vergadering’ van de Ledeboeriaanse gemeenten, gehouden te Bruinisse. Hij wordt dan vermeld als ‘provisioneel ouderling Blijsweijk’. Als zodanig tekent hij een schrijven aan de Koning, waarin op grond van de Wet op de kerkgenootschappen 1853, kennis wordt gegeven van het bestaan dezer gemeenten.Ga naar voetnoot16 We krijgen wat meer vaste grond als we in de notulen van de Algemene vergadering van de Kruisgemeenten van 9-10 juni 1868 lezen, dat E. Manheer aanwezig is als ouderling van Bleiswijk, en: ‘De Classis N.- en Z. Holland geeft bericht... van de opname eener gemeente te Bleiswijk, vroeger bediend door wijlen Ds. Ledeboer...’.Ga naar voetnoot17 De gemeente wordt, bij een nieuwe classiscale indeling die op deze vergadering tot stand komt, gevoegd bij de classis Rotterdam van de Kruisgemeenten.Ga naar voetnoot18 Bij de vereniging van deze groep met de hoofdstroom van de Afgescheidenen - juni 1869 - gaat Bleiswijk deel uitmaken van de classis Rotterdam van de Christelijke | |
[pagina 370]
| |
Gereformeerde kerk. In de jaren 1869 en 1870 vinden we E. Manheer (ouderling) en D. Welle (diaken) als afgevaardigden vermeld, zonder dat verdere bijzonderheden aangaande hun gemeente worden genoemd.Ga naar voetnoot19
Tot slot een enkel woord over de verdere geschiedenis van deze kleine groepering. In de jaren 1871 tot 1889 zijn afgevaardigden naar de classicale vergaderingen Rotterdam: D. Welle, eerst diaken daarna ouderling (1871-1879); S. van der Kraats, idem (1880-1884); ouderling A. Spruijt (1884-1889).Ga naar voetnoot20 In 1871 is het lid D. Buitenhuis voorlezer geworden bij de ‘Vereeniging der Confessioneelen’ te Bleiswijk, ‘welke functie hij ook waarneemt als de gemeente vergaderd is’. Na te zijn vermaand doet hij ‘van zijn verkeerde handelwijs afstand’.Ga naar voetnoot21 Ook in 1873 zijn er leden die bij de ‘Confessioneele Vereeniging’ ter kerke gaan. De consulent, ds. D. Klinkert te Rotterdam zal deze personen vermanen.Ga naar voetnoot22 De kerkvisitatoren rapporteren in 1876: ‘Te Bleiswijk niet weinig ongeregeldheid waargenomen in het houden van kerkeraad en administratie’. Hoe was het ook anders mogelijk in dit kleine groepje? Zelfs de afvaardiging naar de classicale vergaderingen in het nabije Rotterdam viel zwaar: de gemeente is in deze jaren vaker niet dan wel vertegenwoordigd. In 1878 vinden we: ‘Ds. Klinkert deelt aan de vergadering mede, dat de gemeente van Bleiswijk gaarne als gemeente blijft bestaan, ofschoon zij zeer klein en zwak is, en dat ZEW. daarvoor als consulent dezer gemeente den Kerkeraad weder voltallig heeft gemaakt. Broeder...Ga naar voetnoot23 is benoemd als ouderling en verder twee diakenen. De vergadering oordeelt dit goed’.Ga naar voetnoot24 Begin 1882 moet ds. Klinkert melden, dat ‘Bleiswijk’ in kwijnende toestand verkeert. Zij bestaat uit zestien (belijdende) leden. Er is geen volledige kerkeraad ‘geen ouderling zelfs’. Klinkert vraagt of deze gemeente moet blijven bestaan ‘dan of het niet raadzamer was, bij een naburige gemeente te doen aansluiten’. De classicale vergadering meent dat Bleiswijk ‘zoo mogelijk moet worden behouden. De naastgelegen gemeente is 2 à 3 uur verwijderd.’Ga naar voetnoot25 Op de volgende vergadering kan worden gerapporteerd dat Bleiswijk inderdaad begeert te blijven bestaan. Volgens de consulent: ‘In haar heerscht een liefelijke geest van eensgezindheid en ware broederliefde’. De kerkeraad is ‘weer geconstitueerd’, wat in dit geval wel zal betekenen dat er minstens één ouder- | |
[pagina 371]
| |
ling en één diaken is benoemd.Ga naar voetnoot26 In 1884 brokkelt het kleine groepje verder af. Diaken Willem Staring legt zijn ambt neer.Ga naar voetnoot27 Ouderling S. van der Kraats gaat naar de Hervormde kerk ‘waar een schoolmeester oefent’ en blijft 's middags thuis. Hierover vermaand, legt ook hij zijn ambt neer.Ga naar voetnoot28 Eind 1887 rapporteren de kerkvisitatoren dat te Bleiswijk de godsdienstoefeningen zeer gebrekkig worden gehouden ‘zoodat we haast huiveren het een geregelde Openbare godsdienst te noemen’. Maar enige predikanten vinden deze formulering te sterk en spreken uit dat de gemeente aldaar in het geloof voortgaat.Ga naar voetnoot29 De kleine schare zoekt in 1889 contact met de Doleantie-gemeente. Met de ‘afgevaardigde van de Christelijke Gereformeerde gemeente’ A. Spruijt, wordt op 13 april van dat jaar door de Dolerenden de ‘eenwording van beide genootschappen’ besproken. Hoewel de vereniging van Afgescheidenen en Dolerenden nabij is - 1892 - rijst over deze zaak onenigheid in de kleine kerkeraad. Zo lezen we in de notulen van de classis Rotterdam van eind 1889, dat is ingekomen een schrijven ‘van de gemeente Bleiswijk’ met verzoek deze op te heffen. De brief is ondertekend door diaken A.C. van den Akker. Maar de aanwezige ouderling Spruijt zegt dat ‘dit voorstel niet van den kerkeraad is’ en dat hij meent ‘er nog niet in te moeten medegaan’. Het advies van de classicale vergadering luidt kort en goed: ‘blijven bestaan’.Ga naar voetnoot30 Evenwel, enige weken later - 30 november 1889 - wordt diaken Van den Akker in de vergadering van de kerkeraad der Dolerenden toegelaten. Hij overhandigt een lijst van zestien belijdende leden - in 1870 omvatte de groepering 33 zielen (en in de jaren 1874-1880: 39) - ‘die nu wenschten over te gaan naar de Dolerenden’. Ds. C. Kuijper, predikant te Katendrecht zal ‘een dienst leiden en afscheidswoorden spreken tot de leden die nu overgaan. Nadien zal de afkondiging van de attestaties plaats hebben’.Ga naar voetnoot31 |
|