De Afscheiding van 1834. Deel 7. Classes Rotterdam en Leiden
(1986)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 373]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 32
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
artikelen van de latere hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, D.H. Th. Vollenhoven ‘De Afscheiding in de residentie in het midden der 19e eeuw’.Ga naar voetnoot5 We merken hierbij op dat wij in ons VIJFDE DEEL een korte schets gaven van de beginjaren - 1837-1838 - van de Afgescheiden gemeente te 's-Gravenhage alsmede een lijst van de eerste leden; de volgende paragraaf vat wat daar is geschreven samen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Het tijdvak februari 1837 tot oktober 1842Nadat mr. A.M.C. van Hall zich 7 september 1836 te 's-Gravenhage heeft gevestigd, gaan de Afgescheidenen aldaar zich organiseren. Zij vinden dan voor hun samenkomsten, aanvankelijk gehouden ten huize van H.J. Nieuwenhuizen in de Raamstraat - hij overleed begin 1837 - een onderkomen bij het echtpaar Van Hall-van Schermbeek aan de Amsterdamsche Veerkade. Deze godsdienstoefeningen leiden tot een drietal vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg te 's-Gravenhage.Ga naar voetnoot6 Van 1834 tot 1844 heeft Cors Noorduin te Noordwijk aan Zee aanvankelijk geoefend, later gepreekt bij de familie Nieuwenhuizen.Ga naar voetnoot7 Al spoedig kwam er een kloof met de overige Afgescheidenen. In dit optreden van Noorduin moet het begin van de Kruisgemeente te 's-Gravenhage worden gezocht. Volgens de ‘Lijst der texten’ werd de Afgescheiden gemeente woensdag 8 februari 1837Ga naar voetnoot8 geïnstitueerd. Immers op die dag werd onder leiding van ds. Scholte ‘met de gemeente kerkeraad verkoren’, tevens werd er gedoopt en het heilig avondmaal bediend. J. van Golverdinge, hoewel gekozen tot ouderling, nam de benoeming niet aan. In zijn plaats kwam Jacob Toet te Scheveningen; A.M.C. van Hall werd diaken. Toet wordt al spoedig gecensureerd. Op 7 maart 1838 wordt Van Hall ouderling en A. Monteba diaken. Als eerstgenoemde 15 augustus 1838 overlijdt, is A. Monteba de enige ambtsdrager. Over het tijdvak augustus 1838 tot oktober 1842 is van de kleine gemeente, tengevolge van het ontbreken van archiefstukken, nagenoeg niets bekend. In 1839 zegt diaken Monteba op de provinciale vergadering te verlangen dat er een ouderling | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zal worden gekozen. Maar hij vermeldt tevens ‘dat eenige leden daartegen zijn’. De ‘President’ - ds. Scholte - stelt dan voor ‘alle de lidmaten hoofd voor hoofd te onderzoeken in hunne belijdenis, om aldus te zien of allen vereenigd zijn in het geloof der kerke, zooals dit door hare belijdenisschriften wordt uitgedrukt. Dit wordt algemeen goedgekeurd, en tot die onderzoeking benoemd de ouderlingen W. Bergmann, van Naaldwijk en J. de Gorter, van Schiedam’.Ga naar voetnoot9 In de daarop volgende notulen van de provinciale vergaderingen - van het jaar 1840 - lezen we echter niets van de bevindingen van deze beide ouderlingen; 's-Gravenhage wordt zelfs niet genoemd en heeft geen afgevaardigden gezonden naar de twee in genoemd jaar gehouden samenkomsten. De verklaring hiervan moet ongetwijfeld worden gezocht in onderlinge verdeeldheid. Op 26 augustus 1839 schrijft Suze van Hall aan Scholte: ‘In de Haagsche gemeente was alles nog hetzelfde, de eene verdeeld tegen de andere en allen klagen dat er bij den anderen geene liefde gevonden werd. Bij (van) Golverdinge was alles ook al zoo.’Ga naar voetnoot10 Eerst in 1842 duikt de gemeente als het ware weer op. Zij kiest in dit jaar voor het kerkverband en tegen Scholte. De kerkeraad bestaat uit J. van Golverdinge,Ga naar voetnoot11 ouderling en T.J. Beeuwkes, J. van der Spek, diakenen. De groep-Scholte bestaat als een afzonderlijk geheel. Haar leiders: P. Hoogendoorn, A. Monteba en J. Toet. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Tijdvak oktober 1842 tot juni 1849 (komst van ds. H. Joffers)In de eerste vergadering van de kerkeraad (J. van Golverdinge c.s.) waarvan de notulen zijn bewaard - die van oktober 1842 - wordt mededeling gedaan van een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
brief, geschreven namens ‘de zich noemende leden der Christelijke afgescheiden gemeente te 's Hage, en onderteekend door P. Hoogendoorn Schriba’. Besloten wordt het schrijven niet te beantwoorden ‘omdat die leden blijken genoeg aan den dag leggen van zichzelven van de gemeente af te scheuren’. Uit deze formuleringen komt duidelijk naar voren dat op genoemd tijdstip de breuk tussen de anti-Scholte-groep (Van Golverdinge c.s.) en de pro-Scholte-groep definitief is geworden. Op 24 oktober 1842 houdt de kerkeraad-Van Golverdinge - verder aan te duiden met ‘de kerkeraad’ - een gemeente-vergadering. Aanwezig is slechts een handjevol leden (evenwel de meesten!): L. Beeuwkes, A.B. Beeuwkes, J. Gezon, H. Koster, D. Moos en G.W. van Rijn. Besloten wordt een brief te schrijven aan ouderling A. Cz. Kuijper te Rotterdam waarin wordt verklaard dat ‘'s-Gravenhage’ vanaf heden slechts zal deelnemen aan kerkelijke vergaderingen, waarin de orde der kerk en de schorsing van ds. Scholte worden erkend en geëerbiedigd. Zoals we reeds zagen in de hoofdstukken 8 en 9 gaat ‘'s-Gravenhage’ in deze maanden krachtig medewerken aan de reconstructie van het kerkverband in Zuid-Holland. Wat de groep-Scholte betreft: we moeten aannemen dat zij circa 1844 ontbonden is. In de notulen van de kerkeraad van 14 augustus 1844 lezen we dat Izaäk Hoogendoorn, Eva Versteegh en Pieter Hoogendoorn (de scriba van 1842), ‘leden die zich ongeveer twee jaren geleden van de gemeente hebben afgezonderd’, met een volledige schuldbelijdenis terugkeren. Wij weten niet wat er kerkelijk is gebeurd met de beide andere Scholte-gezinde leiders: A. MontebaGa naar voetnoot12 en J. Toet. In ieder geval verdwijnen zij uit de bewaardgebleven annalen van de Afgescheiden gemeenten.Ga naar voetnoot13
Na het overlijden van Maurits van Hall vindt de gemeente een onderdak in de ‘ververswinkel’ van het lid R.B. Beeuwkes op de Visschersdijk. Zij zal daar gehuisvest blijven tot in 1850 een eigen kerkgebouwtje aan de Nobelstraat in gebruik kan worden genomen.
In 1843 besluit de kerkeraad - hierin gesteund door een aantal leden der gemeente - geen ‘vrijheid’ te vragen aan de landsoverheid. Het zal 1853 worden aleer de gemeente wordt erkend. Midden 1844 kondigt diaken J. van der Spek aan met enige leden der gemeente een avond in de week te zullen samenkomen tot onderlinge stichting door het lezen van een preek of door het spreken met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
elkaar. Maar in augustus 1845 constateert de kerkeraad dat Van der Spek is overgegaan tot ‘oefenen’. Aangezien hij, ondanks vermaan, met zijn activiteiten doorgaat, wordt besloten zijn zaak aan de september-classis voor te leggen. Deze vergadering stelt de kerkeraad in het gelijk,Ga naar voetnoot14 maar reeds daarvóór blijkt dat Van der Spek zijn ambt heeft neergelegd; kort daarna komt hij niet meer in de godsdienstoefeningen. Uit het vervolg zal blijken dat circa 1846 Van der Spek zich verenigt met de groep-Noorduin te 's-Gravenhage. In dit jaar of in 1847 is de eerste Kruisgemeente aldaar geïnstitueerd.Ga naar voetnoot15 In ieder geval: de Kruisgezinden zijn vanaf begin 1847 in Den Haag actief geweest. Zo lezen we in de notulen van 14 januari 1847 dat ‘onderscheidene leden der gemeente zich hebben bevonden onder het gehoor van C. van den Oever, die zich verklaart predikant te zijn, doch door de afgescheidene gemeenten niet... erkend wordt...’. Onder 14 november 1848 vinden we dat twee leden die door C. van den Oever zijn gecensureerd ‘omdat zij weigeren onder 't gehoor van van der Spek te komen’, begeren over te komen tot de Afgescheiden gemeente. Begin 1848 heeft de kerkeraad de volgende samenstelling: J. van Golverdinge, L. Beeuwkes ouderlingen; C. Valstar, L.J. Kleijn diakenen.Ga naar voetnoot16 Ondanks alle moeilijkheden waarmede de gemeente heeft te kampen, breidt zij zich geleidelijk uit. Wij vinden de neerslag daarvan in de notulen van de kerkeraad over de jaren 1847 en 1848, waar bij herhaling wordt gewag gemakt van personen die zijn ‘opgenomen in den schoot der Kerk’. Door deze groei en door ‘de voortdurende ongesteldheid’ van Van Golverdinge, wordt de begeerte sterker een predikant te beroepen. Uit het tweetal H. Joffers (Uithuizen) - H. Wiersma (Giessendam) wordt eerstgenoemde op 5 april 1849 met 31 tegen 4 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hiernaast is afgebeeld het ondertekeningsformulier voor predikanten, ouderlingen en diakenen van de Afgescheiden gemeente te 's-Gravenhage over het tijdvak 1849 tot circa 1870 (dit laatste althans voor wat de predikanten betreft). Het blad is het eerste in het notulenboek 1842-1864. De namen van de predikanten zijn: H. Joffers (zondag 17 juni 1849), P. (M.) Dijksterhuis (3 januari 1869), W. Doorn (8 augustus 1875). Die der ouderlingen: J. van Golverdinge, T.J. Beeuwkes, J. Gezon, A. Zelisse, Job Knoester, R.B. Beeuwkes, T. Vermeulen, C.H. Balkema, A. Nieuwenhuijsen, J. Dike, C. van den Bor, H. Koster, G. Letterie, L. van H(e)ijningen, W.L. van Dort, J. Nijhuis, A.C. van Loo, J. Kruijer. Die der diakenen: L.J. Kleijn, C. Neeleman, G. van Witteloostuijn, D. Verbaan, J. van Rees, A.W. Wendte, C. Konings, C. Hazenboom, B. Bronkhorst, D. Nieuwenhuijsen, J. Kruijer, J.W. Ransch, A. Woesthof, E.C. Nieuwenhuijsen, P. van der Ende, A.D. Aldewereld, C. Verschoor Konings, A.C. Valstar, P.L. de Weever.
stemmen gekozen. Ds. JoffersGa naar voetnoot17 doet zondag 17 juni 1849Ga naar voetnoot18 zijn intrede in de vanaf haar instituering - in 1837 - herderloze gemeente. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Ds. H. Joffers te 's-Gravenhage 17 juni 1849 tot 28 juni 1868‘Aanvankelijk ging alles goed’, schrijft Vollenhoven.Ga naar voetnoot19 In de notulen lezen we over nieuwe leden en jonge mensen die belijdenis doen. De kerkeraad wordt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitgebreid: behalve de predikant omvat dit college dan drie ouderlingen en drie diakenen. De ververswinkel aan de Visschersdijk werd spoedig te klein. Reeds in het najaar 1849 gaat de kerkeraad over tot de aanbesteding van de bouw van een eenvoudig kerkje aan de Nobelstraat.Ga naar voetnoot20 Het wordt 10 maart 1850 in gebruik genomen.Ga naar voetnoot21 Het bezit van een eigen kerkgebouw maakt de zaak van de erkenning door de overheid actueel; immers de gemeente had deze tot nu toe niet willen vragen; naar aanleiding van het ingebruiknemen van het kerkgebouw noteert het ministerie van eredienst: ‘Van het bestaan dier gemeente bij dit Departement niets bekend’.Ga naar voetnoot22 Eerst wordt een request ingediend waarin toelating en erkenning wordt gevraagd als ‘Christelijke Afgescheidene gereformeerde gemeente’, waaraan echter ‘geen gevolg kan worden gegeven, dewijl de aangegeven titel behoort tot diegenen, waarop het Hervormd of gereformeerd Kerkgenootschap uitsluitend aanspraak heeft’.Ga naar voetnoot23 Een nader adres - waarbij het woord ‘gereformeerde’ in de naam wordt weggelaten, en waarbij het reglement van Rijnsburg wordt overgelegd - heeft het gewenste resultaat: de gemeente wordt erkend bij koninklijk besluit van 11 juni 1853, no. 53.Ga naar voetnoot24 Omstreeks 1855 begint de afbrokkeling. De Kruisgemeente blijft trekken, waarbij het vragen van vrijheid aan de landsoverheid door Joffers c.s., één van de oorzaken is geweest. Diaken J. van Rees legt zijn bediening neer en kerkt terwille van zijn vrouw bij de Kruisgezinden. In 1855 blijkt dat Van Rees tijdens de kerkdiensten te Scheveningen gezelschap houdt.Ga naar voetnoot25 In 1857 ontstaat een openlijk conflict in de kerkeraad.Ga naar voetnoot26 Op 24 februari is er een brief ingekomen van het lid J. Haas; deze heeft bezwaren tegen de predikant. Ds. Joffers verklaart dat de ‘tegenstand’ van Haas hieruit voortkomt ‘dat ZEW. geen hosannah over zijne ondervondene werkzaamheden had willen uitroepen’. Hierbij voegt zich dat Joffers zegt, dat de brief uit de mond van Van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Golverdinge is opgeschreven. Laatstgenoemde reageert hierop met te zeggen: ‘Dominee liegt’; hij verklaart tevens dat de brief is geschreven door een achtenswaardig mens en het zó geheel met de inhoud eens te zijn dat hij zijn handtekening er wel onder zou durven plaatsen. De predikant: ‘de brief is door een spotter geschreven’. Hoewel op de volgende vergadering Van Golverdinge schuld belijdt over enige uitdrukkingen en het blijkt dat J. Haas zijn brief heeft ingetrokken, komt er toch geen verzoening tot stand, maar Joffers verzoekt laatstgenoemd tweetal ‘met den brief op de Classe’. Hij heeft blijkbaar begrepen dat er in zijn gemeente fundamentele verschillen over de wijze van prediken waren: de Woordbediening van Joffers werd door velen gesteld tegenover het oefenen van Van Golverdinge (wanneer de predikant elders vertoefde). Als in april 1857 de classis bijeenkomt, liggen er brieven van de ouderlingen J. van Golverdinge en T.J. Beeuwkes, waarin zij ontslag vragen uit hun bediening. De classicale vergadering verleent(!) dit ontslag.Ga naar voetnoot27 Naar aanleiding van de vele censuurgevallen, legt diaken F.G. Keijzer kort daarna zijn ambt neer; hij verklaart niet de tucht te willen uitoefenen ‘over zijn lieve vrienden’. In juni bedankt diaken L.J. Kleijn - hij kiest min of meer de partij van Van Golverdinge en Beeuwkes. Tegelijkertijd protesteren 30 leden van de gemeente tegen de verkiezing van opvolgers der ‘dissidenten’, 38 tegen hun voorgenomen bevestiging. In plaats van de kerkelijke weg te gaan, blijft Van Golverdinge weg uit de godsdienstoefeningen, weigert voor de kerkeraad te verschijnen en oefent aan huis. In juli 1857 besluit de classicale vergadering een commissie te benoemen, bestaande uit de predikanten J. Alting, J.H. Donner, J. Ph. Sluijter en de diaken N. Haasnoot (Katwijk) teneinde zó te trachten te 's-Gravenhage verzoening te weeg te brengen.Ga naar voetnoot28 Op 1 juli verschijnt de commissie ter plaatse; er wordt vergaderd van half negen 's avonds tot twee uur in de nacht. Volgens de notulen van de kerkeraad heeft de commissie de leraar, de kerkeraad en die het met de kerkeraad eens zijn ‘in het volkomen gelijk gesteld en tegen de andere partij die protesterende waren, gezegd dat hun protest van alle goede gronden ontbloot was en dat hun onttrekken... tegen Gods Woord was...’. Deze ‘partij’ is toornig weggelopen; wilde zich niet beroepen op de ‘hoogste vergadering’.Ga naar voetnoot29 In de classicale notulen vinden we, dat volgens de commissie de gehele twist haar ‘grond heeft in de voorliefde van dat deel der gemeente voor de prediking van Van Golverdinge en vooringenomenheid tegen de prediking van Ds. Joffers...’ - de predikant ‘heeft niet tegen het recht, wel onvoorzichtig gehandeld’.Ga naar voetnoot30 Volgens Vollenhoven behaalde de predikant een Pyrrhus-overwinning. Op 1 januari 1857 telde de gemeente 525 leden, in 1858 daalde dit aantal tot 419 en in 1859 tot 250. ‘Van Golverdinge had... een aanhang van 'n kleine 300 leden.’Ga naar voetnoot31 Gedateerd 28 juli 1857 ontvangt de kerkeraad een schrijven van 73 leden der | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 384]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gemeente - het aantal kinderen van deze personen wordt niet vermeld - van de volgende inhoud. Eerwaarde Broeders! Dit stuk was ondertekend door:
Bij de hierboven genoemde twintig personen staat vermeld: ‘en zijn Echtgenoot[e]’.
Op voorstel van de predikant worden deze personen verklaard niet meer in de gemeente te zijn, met uitzondering van T.J. Beeuwkes en L.J. Kleijn - dezen worden ‘onder de censure gezet’. De eerste ‘om zijn lasterlijke brief tegen den leeraar en kerkeraad; de laatste om zijn mondeling en schriftelijk gedrag tegen zijn leeraar en Classis’. Het voorstel wordt aangenomen met de stemmen van ouderling T. Vermeulen en diaken C. Konings tegen; beiden hebben zowel bezwaar tegen het buiten de gemeente plaatsen als tegen de censuur. Vermeulen en Konings leggen kort daarna hun ambt neer.Ga naar voetnoot32 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 385]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De grote teruggang van het aantal leden der gemeente heeft een tweetal nog niet genoemde gevolgen. In de eerste plaats: het bescheiden kerkgebouw in de Nobelstraat bleek op den duur veel te ruim - halverwege het schip hing men een gordijn om de ledige banken aan het oog te onttrekken; in de tweede plaats: de gemeente kan het tractement van ds. Joffers niet meer opbrengen. Zonder dat ‘'s-Gravenhage’ er om vraagt, besluiten zowel de classis Leiden als de provincie Zuid-Holland financiële hulp te bieden.Ga naar voetnoot33
In oktober 1858 wenden de leiders van de ‘oppositie’ - T.J. Beeuwkes en J. van Golverdinge - zich tot de classicale vergadering met het verzoek met 300 zielen ‘als eene onder het opzigt der Klassis staande gemeente gesticht’ - geïnstitueerd - ‘te worden, zonder de vereeniging met Ds. Joffers en zijnen kerkeraad te willen’. De vergadering verwerpt dit verzoek ‘als uit eenen mond’.Ga naar voetnoot34 Daarop richten de ‘losgescheurden’ zich tot de provinciale vergadering, maar ook deze wijst hun verzoek af. Van Golverdinge c.s. ontvangen het volgende antwoord. Vrede en Zaligheid Van Golverdinge c.s. gaan daarna - in 1860 - naar de ‘meeste vergadering’. De synode van Hoogeveen neemt na ampele discussie het ‘eindbesluit... bedoelde personen ten ernstigste aan te raden zich met de Gemeente weder te vereenigen, en den Kerkeraad op te wekken bij voortduring zijnerzijds pogingen aan te wenden om de afgekeerden in den schoot der Gemeente terug te brengen’.Ga naar voetnoot36 Al spoedig is de groep-Golverdinge, die samenkwam in de reeds genoemde ververswinkel van R.B. Beeuwkes aan de Visschersdijk, uiteengevallen. ‘a. Een zeer klein gedeelte keerde terug naar de Afgescheidenen, de eersten reeds Mei 1859. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 386]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. Een grooter aantal verspeelde Van Golverdinge aan de Kerk onder 't Kruis, sinds 1858 scherp te onderscheiden van de groep-Van den Oever.Ga naar voetnoot37 Over het tijdvak 1860-1868 is er - afgezien van de strijd van Joffers op landelijk niveau tegen de richting Brummelkamp - niet veel te melden van de Haagse gemeente. In 1868 telt zij 412 zielen. Begin juni van laatstgenoemd jaar komt de emeritaatsaanvrage van Joffers onder meer op de provinciale vergadering van Zuid-Holland. 's-Gravenhage zal aan hem ƒ 500 per jaar uitkeren, de provincie voegt daar ƒ 50 bij. We lezen dat de bijna 61-jarige predikant zijn dienstwerk niet meer kan verrichten ‘vooral door het gebrek aan zijn linkerbeen, waaraan hij in de laatste acht maanden meer dan in de laatste dertig jaren geleden heeft’.Ga naar voetnoot41 Op zondag 28 juni 1868 preekt hij afscheid over 1 Corinthiërs 2 vers 1-3: En ik, broeders, als ik tot u ben gekomen, ben niet gekomen met uitnemendheid van woorden, of van wijsheid, u verkondigende de getuigenis van God. Met vrouw en vijf kinderen vertrekt hij naar Smilde en overlijdt aldaar 11 maart 1874. Zijn opvolger is de levenswijze Pieter Meinderts Dijksterhuis.Ga naar voetnoot42 Onder hem komt de gemeente verder tot rust en beleeft in 1869 de vereniging met de Kruisgezinden van de ‘Wagenstraat’.Ga naar voetnoot43 Dijksterhuis staat te 's-Gravenhage van 3 januari 1869 tot 28 september 1873. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 387]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. De Kruisgemeenten te 's-GravenhageZoals we reeds in dit hoofdstuk zagen, kwamen circa 1847 de Kruisgezinden te 's-Gravenhage, geleid door de ex-diaken van de Afgescheidenen J. van der Spek, Cors Noorduin en C. van den Oever tot meerdere activiteiten en - hoewel de datum niet bekend is - tot instituering.Ga naar voetnoot44 Waarschijnlijk vergaderde men vóór 1850 ‘in de Roode Poort, Boekhorststraat 83a, ten huize van den oefenaar [J. van der Spek]’.Ga naar voetnoot45 Op de Algemene vergadering van de Kruisgezinden van maart 1848 is voor het eerst een lastbrief van 's-Gravenhage aanwezig.Ga naar voetnoot46 De godsdienstoefeningen van deze groep zijn niet ontgaan aan het gemeentebestuur en aan de minister van justitie, maar het advies van de commissaris des konings wordt opgevolgd, namelijk de kerkdiensten niet te verbieden en te beletten ‘vanwege de ongunstige indruk, die dit zou wekken’.Ga naar voetnoot47 We bemerken dat we in 1850 zijn, en niet meer in de jaren 1834 tot 1839! In 1854 liet de consulent, ds. C. van den Oever te Rotterdam ‘een kerk zetten aan de evenzijde van het Hoogezand’.Ga naar voetnoot48 Vervolgens werd op het sterke aandringen van laatstgenoemde, diens zoon Adrianus van den Oever, dan te Oosterland, beroepen. Zoals we reeds in hoofdstuk 22 - ‘De Kruisgemeenten te Rotterdam’ - zagen, werden dit beroep en het aannemen ervan, de aanleiding, dat Van den Oever c.s. buiten het verband van de Kruisgemeenten kwamen te staan en dat de Kruisgezinden te 's-Gravenhage in twee groepen uiteengingen. Ds. A. van den Oever stond in Den Haag van zondag 20 november 1855 tot zijn vertrek naar Leiden 28 april 1864. Het Dagblad van 's-Gravenhage en Zuid-HollandGa naar voetnoot49 van 21 november 1855 vermeldde over de intree-diensten aan het Hoogezand: ‘Zondag morgen Jl. heeft bij de Gereformeerde gemeente onder het kruis alhier, door Ds. Wedemeijer van Dordrecht,Ga naar voetnoot50 de plegtige inzegening plaats gehad van den nieuw beroepen leeraar en herder bij die gemeente, Ds. A. van den Oever van Oosterland. In de avond godsdienstoefening aanvaardde de nieuw beroepene zijn herders- en leeraarsambt. De opkomst was bij beiden zeer talrijk.’ In de dossiers van het Departement van eredienst werd aangetekend: ‘Deze gemeente heeft geen erkend bestaan, hebbende zij de toelating des Konings niet | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 388]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verkregen, noch verzocht (26 Nov. 1855).’Ga naar voetnoot51 Zoals we reeds zagen, werden F. BoersGa naar voetnoot52 en P. Taal door de Algemene vergadering van de Kruisgezinden in hun ambt hersteld, nadat zij door de groep-Van den Oever eind 1855 waren gecensureerd en in mei 1857 afgesneden. Zij en hun aanhang vormden de wettige voortzetting van de Haagse kruisgemeente.Ga naar voetnoot53 De opvolger van ds. A. van den Oever werd ds. J. de Haan (1840-1871). Reeds in 1865 - hij stond toen ongeveer een jaar in Den Haag - vroegen hij en zijn gemeente opneming in het kerkverband van de Kruisgezinden, maar aan de predikant werden enige voorwaarden gesteld waaraan hij niet kon voldoen.Ga naar voetnoot54 In 1869 gelukte het De Haan door de Kruisgemeenten weer te worden aanvaard als proponent; van zijn gemeente werd niet gerept.Ga naar voetnoot55 Na de vereniging van 1869 diende hij van 1870 tot 1871 nog de kleine Christelijke Gereformeerde kerk te Hellevoetsluis, zoals we in hoofdstuk 15 zagen. De Haagse Kruisgemeente die we hier op het oog hebben, bleef dus buiten alle kerkverband staan. In 1870 kwam zij in contact met de door de Afgescheidenen afgezette ds. J.A. Donkers (1824-1890)Ga naar voetnoot56; hij werd de opvolger van ds. De Haan. De kring werd echter steeds kleiner, vergaderde al spoedig ten huize van Donkers en ging in 1871 te niet.
De groep-Boers gold voor de wettige voortzetting van de gemeente onder 't kruis te 's-Gravenhage. Beroofd van haar plaats van samenkomst op het Hoogezand, was zij genoodzaakt een nieuw onderkomen te zoeken. Zij vond dit - evenals andere al genoemde groepen - in de ververswinkel van R.B. Beeuwkes aan de Visschersdijk. Vóór 1860 hebben Boers c.s. de stichting ondervonden van de ex-ouderling J. van Golverdinge, zoals we al vermeldden. In 1862 wordt de jeugdige Reinder Veldman (1830-1869) de predikant van deze gemeente. Maar hij heeft haar niet tot bloei gebracht. Het enige goede dat van hem kan worden gezegd is, dat hij gezorgd heeft voor een kerkgebouw; dit was gelegen aan de Wagenstraat en onder deze naam zal zijn gemeente de geschiedenis ingaan, zij het ook dat het ‘bezitten’ van het gebouw - er was een hoge hypothecaire schuld - vele financiële zorgen heeft opgeroepen. Eind 1864 vertrekt Veldman naar Zwolle, maar de nasleep van zijn optreden in Den Haag | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 389]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
duurt tot 1866; de beschrijving hiervan valt echter buiten het bestek van dit boek.Ga naar voetnoot57 Van 1 juni 1865 tot 12 juni 1878 wordt de gemeente Wagenstraat bediend door Willem Gerrit Smitt, geboren te Zwolle 7 juni 1842 als zoon van de bekende Kruisdominee Wolter Wagter Smitt; hij overleed te 's-Gravenhage 2 augustus 1912. Maar reeds in 1878 is hij door toenemende ziekte genoodzaakt emeritaat te vragen.Ga naar voetnoot58 Als Smitt te 's-Gravenhage zijn arbeid aanvangt, vindt hij daar de volgende leden van de kerkeraad: T.J. Beeuwkes, F. Groeneveld ouderlingen; M. Coenraads, H. Verschuur diakenen; J. van Golverdinge Jr. fungeert als scriba. Tijdens het predikantschap van Smitt verenigt ook deze Kruisgemeente zich met de hoofdstroom der Afgescheidenen (1869). Jarenlang zullen er dan in Den Haag twee Christelijke Gereformeerde kerken zijn: die van de Nobelstraat en die van de Wagenstraat.
Onder leiding van Smitt heeft zich met betrekking tot het kerkverband een incident voorgedaan, met de beschrijving waarvan we dit hoofdstuk besluiten. Bij gebrek aan notulen over de jaren, waarin deze kerk als Kruisgemeente bestond, geeft het enig inzicht in de samenstelling der gemeente. In september 1865 richten W.G. Smitt c.s. zich tot de Koning met een request, waarin zij zich noemen ‘Oud-Gereformeerde Gemeente te 's-Gravenhage’. Het verzoekschrift heeft tot doel ‘kennisgeving van het bestaan van die gemeente, en verzoek om de bij de Grondwet verzekerde regten en vrijheden te bestendigen’. De achtergrond van het zenden van het request is het verkrijgen van de mogelijkheid tot het op naam der gemeente plaatsen van het kerkgebouw en het ontvangen van vrijstelling van grondbelasting. Het verzoekschrift wordt afgewezen aangezien het niet voldoet aan de wettelijke bepalingen.Ga naar voetnoot59 Ook een volgend adres, waarin de kerkeraad-Smitt uitsluitend vraagt de gemeente als rechtspersoon te erkennen - let wel: er wordt geen vrijheid van godsdienstoefening gevraagd - wordt om dezelfde reden van de hand gewezen.Ga naar voetnoot60 Op 10 januari 1866 richt de gemeente zich voor de derde maal tot de Koning met een request, dat als volgt luidt.Ga naar voetnoot61 ‘Aan den Koning | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
langen, als Oud-Gereformeerde Gemeente te 's-Gravenhage, Ongetwijfeld kan worden gezegd dat enige termen - ‘godsdienstige Vereeniging’, ‘godsdienstig Genootschap’ - verschillen van die, welke worden gebezigd in andere requesten van Afgescheidenen van het Hervormd Kerkgenootschap. Het voert te ver hier het gehele ‘Reglement der Oud-Gereformeerde Gemeente te 's-Gravenhage’, van negen artikelen, af te drukken; wij vragen slechts aandacht voor het tweede artikel: ‘De vereeniging of gemeente, als burgerlijk regtspersoon beschouwd, wordt gevestigd voorloopig voor den langstmogelijken termijn, dien de wet als zoodanig gedoogt, bij koninklijke erkenning.’ Ook in dit artikel vinden we een formulering, die afwijkt van die voor een kerkelijke gemeente wenselijk en gebruikelijk. De ondertekening omvat 72 namen, en wel van alle belijdende leden; zij luidt als volgt.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op 3 maart 1866 wordt door de regering een beschikking gemaakt, waar ‘het bestaan van eene Oud Gereformeerde gemeente te 's-Gravenhage... als kennisgeving wordt aangenomen’; verder ‘dat omtrent de aanvrage van erkenning als regtspersoon nader zal worden beschikt’.Ga naar voetnoot65 Bij koninklijk besluit van 26 april 1866, no. 74 wordt aan de gemeente ook de rechtspersoonlijkheid verleend.Ga naar voetnoot66 Het laatste geeft enige deining op de Algemene vergadering van de Kruisgemeenten gehouden juni-juli 1866. Ds. W.G. Smitt en F. Groeneveld zijn afgevaardigden. Er ligt een bezwaarschrift van de zusterkerk te Zwartsluis, tegen het feit dat door ‘W.G. Smitt en 71 leden der Gemeente... erkenning is aangevraagd...’. De commissie die over deze zaak moet rapporteren, verklaart onder meer, dat de omstandigheden - van zuiver-financiële aard - geen genoegzame reden kunnen vormen, de handeling te wettigen; dat de kerkeraad niet eigenmachtig het woord ‘Oud’ aan de naam der gemeente had mogen toevoegen; dat de aanvraag ook verkeerd is, omdat ‘de erkenning vragende personen, bij de erkenning als ont- en niet bestaande gemeente worden beschouwd’.Ga naar voetnoot67 De vergadering besluit dat de kerk te 's-Gravenhage de aanvraag om erkenning zal dienen in te trekken ‘wil zij kerkelijk met ons vereenigd blijven. De afgevaardigden van 's-Gravenhage berusten hierin gaarne...’.Ga naar voetnoot68 Op de Algemene vergadering van juni 1867 wordt het bewijs geleverd - hoe wordt niet vermeld, en ook de archieven van Eredienst en Justitie zwijgen hierover - dat aan bovengenoemd besluit is voldaan.Ga naar voetnoot69 Maar dan nadert reeds het jaar 1869, dat van de vereniging met de andere Afgescheidenen die wel erkenning hebben gevraagd. |
|