De Afscheiding van 1834. Deel 7. Classes Rotterdam en Leiden
(1986)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 283]
| ||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 25
| ||||||||||||||||||||||||||
1. Het ontstaan der gemeenteZoals we reeds in het vorige hoofdstuk zagen, ligt de positie van de weinige Afgescheidenen te Maassluis c.a. rond 1847 min of meer in het duister. Zeker is dat er reeds aanstonds contact is geweest met het naburige Maasland, waar enige Afgescheidenen zich vanaf 1837 verbonden gevoelden aan de Kruisgemeente te Noordwijk aan Zee. Reeds hier moet worden vermeld dat Jakobus Hendrik Kardol, één van de eerste ouderlingen, een aantal jaren te De Lier had gewoond en - zoals we in het hoofdstuk over deze plaats zullen zien - zich daar met zijn vrouw Jannetje Koole had afgescheiden en een op de voorgrond tredende oefenaar in de Kruisgemeente was geweest. Het lijdt geen twijfel dat | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| ||||||||||||||||||||||||||
Kardol in het tijdvak 1850 tot 1865 te Maassluis heeft geoefend. In het archief van de Hervormde gemeente te Maassluis vinden we dat Cornelis Fool zich in 1836 afscheidt; in 1848 breken Johanna Suzanna Sonneveld en Maartje Vijftigschil met de Hervormde kerk; zonder jaartal wordt hetzelfde vermeld aangaande Johanna Das.Ga naar voetnoot3 Verder: in de jaren 1845-1848 en 1850-1853 wordt expressis verbis in de notulen vermeld dat er in een afgelopen jaar geen ‘overgangen’ naar andere kerkgenootschappen zijn geweest.Ga naar voetnoot4 Wel staat in het ‘Register der leden 1763-1901’ aangetekend, dat onderstaande personen op 23 januari 1863 lid zijn van de Afgescheiden gemeente te Maasland.
De datum ‘23 januari 1863’ wordt verklaard door een passage in de Hervormde notulen van 4 februari 1863. ‘Voorgelezen een brief [gedateerd 23 januari 1863] van de Afgescheiden Gemeente te Maasland, kennisgevende van de gronden waarop en wie zich van onze Gemeente hebben afgescheiden. De bedoelde personen hadden blijkbaar, vóór 1863 zich niet schriftelijk van de Hervormde kerk losgemaakt.
Begin 1865 komen enige leden van ‘Maasland’ in de vergadering van de (Afgescheiden) classis Rotterdam: W. Firet, A. Groenewegen en A. Strijbos. Zij verklaren dat hun wens is dat er te Maassluis een gemeente zal worden gesticht. In deze plaats zijn ‘veertien mans- en veertien vrouwsledematen en evenveel huisgezinnen’; er is een ‘buitengewone opgewektheid en lust naar de Waarheid, ook onder degene[n] die nog leden der Hervormde Kerk zijn’. Men kan voor kerkbouw dadelijk ƒ 2.000 fourneren en er is daartoe grond beschikbaar. De vergadering benoemt een commissie teneinde aan de wens van de broeders te voldoen.Ga naar voetnoot6 Op 9 maart 1865 komt de commissie - bestaande uit ds. P. Wagemaker, M. Kalisvaart (Vlaardingen); ds. J. de Koning (De Lier) en L. van der Mark (Maasland) - te Maassluis en verricht daar de instituering der gemeente. Van de veertien ‘mansleden’ zijn er twaalf aanwezig. Tot ouderling worden gekozen: Willem Firet en Jakobus Hendrik Kardol; tot diaken: Andries Groenewegen en Cornelis Ruijgrok.Ga naar voetnoot7 | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| ||||||||||||||||||||||||||
2. De eerste jarenWe krijgen de indruk dat de kleine gemeente - in 1867 omvat zij 70 zielen en van 1869 tot 1871 telt zij er 90 - haar zaken aanstonds met voortvarendheid heeft aangevat. Zodat terecht op de classicale vergadering kon worden verklaard dat in haar midden ‘buitengewone opgewektheid en lust naar de Waarheid’ worden gevonden. In april 1865 ontvangt zij van ‘Maasland’ een lijst van leden met hun kinderen, inclusief geboorte-data etc. ‘van degenen die van Maasland naar Maassluis zijn overgegaan’.Ga naar voetnoot8 Deze informatie maakt de weg vrij, zich aan te melden bij de landsregering, teneinde te worden erkend. Gedateerd 15 mei 1865 wordt een request verzonden, waarin onder meer wordt vermeld dat de gemeente de Drie formulieren van enigheid en de Dordtse kerkenorde heeft aanvaard, terwijl als ‘huishoudelijk reglement’ dat van Maassluis (Rijnsburg) is gekozen.Ga naar voetnoot9 Tevens wordt gemeld dat door het plaatselijk bestuur vergunning is verleend ‘om een kerk opterigten in de SandelijnstraatGa naar voetnoot10 ter plaatse waar thans eene schuur staat en op het daarnevens leggende erf, kadastraal nr. 803 en 804’. Het verzoekschrift draagt de handtekening van de volgende personen
De regering antwoordt, gedateerd 3 juni 1865, dat ‘het gegeven berigt... wordt aangenomen als kennisgeving van het bestaan der gemeente’. De tijd dat soms vele maanden moest worden gewacht alvorens een aanvaarding of afwijzing - zeker voor een kleine gemeente - van een verzoekschrift inzake erkenning werd ontvangen, ligt in 1865 meer dan tien jaar achter ons!
De voortvarendheid van de gemeente blijkt ook uit de wijze waarop zij de gelden voor de bouw van het eerste, ongetwijfeld kleine, kerkje bijeenbrengt. W. Firet, mr. scheepmaker, leent ƒ 500, M. van Zanten, mr. vleeshouwer, ƒ 500 en F. Bijl, bouwman, ƒ 200. Het ontbrekende bedrag wordt door giften bijeen- | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| ||||||||||||||||||||||||||
gebracht.Ga naar voetnoot11 Reeds omstreeks 18 augustus 1865 wordt het kerkgebouwtje in gebruik genomen.Ga naar voetnoot12 Inmiddels hebben zich bij de gemeente aangesloten: Heintje Verzeyde, de vrouw van C. Ruijgrok, Willem Kapteijn en zijn vrouw Dirkje Hoos. Na het eigen gebouwtje komt de eigen predikant. Midden 1866 wordt er een tweetal geformeerd - de beide candidaten zijn D.J. te Grootenhuis en M. Boon. Eerstgenoemde wordt beroepen op een tractement van ƒ 600 en vrije woning. Te Grootenhuis neemt het beroep aan en wordt 4 november bevestigd.Ga naar voetnoot13 Hij vertrekt naar Haarlem 18 april 1869.Ga naar voetnoot14 Zijn opvolger is G.A. Kempff; deze staat te Maassluis van 27 maart 1870 tot 23 maart 1873.Ga naar voetnoot15 |
|