De Afscheiding van 1834. Deel 7. Classes Rotterdam en Leiden
(1986)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 275]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 24
| ||||||||||||||||||||||||||||||
1. Het tijdvak 1835 tot 1848In oktober 1835 scheiden zich als eersten te Vlaardingen af: Samuel van Piershil (hij tekent: van Persil) en zijn vrouw Catharina Johanna Juin (zij tekent: Catrina J. Juin) met drie kinderen: Antonia, Leendert en Johannes. In de verklaring van beide ouders lezen we onder meer ‘...dat wij volgens Art. 28 en 29 onzer op Gods Woord gegronde Geloofsbelijdenis ons vrijwillig afscheiden van het sedert 1816 bestaand Hervormde Kerkgenootschap en ons vereenigen met alle waare Gereformeerden, waar de Heere die ook gelieft te vergaderen...’.Ga naar voetnoot3 | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Het is de formule die honderden malen in Zuid-Holland is gebruikt. Kort daarna volgen: Angenita Ketting, Wilhelmina Schoonenburg en Neeltje Walraven.Ga naar voetnoot4 Eind 1839 en in 1840 vinden we de volgende vermeldingen van afscheiding in de Hervormde notulen (alphabetisch):
In 1841 scheiden zich af:
Er zijn ook enige gevallen van terugkeer tot de Hervormde kerk.Ga naar voetnoot7 Volgens een besluit van de kerkeraad van 5 april 1843 moesten Afgescheidenen die zich | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
wilden herenigen een verklaring tekenen, waarin onder meer staat dat men geloofde dat de volkomen leer der zaligheid, uitgedrukt in de Formulieren van enigheid in de Hervormde kerk ‘alhier’ wordt geleerd, en dat de sacramenten zuiver worden bediend; ‘dat zij alzoo beantwoordt aan de kenmerken der ware kerk...’. In 1852 werd de inhoud van de geëiste verklaring grondig veranderd. Voortaan luidde zij: ‘Ik ondergeteekende betuig bij deze in opregtheid mijn berouw over den stap door mij gedaan in mij van 't Hervormde kerkgenootschap af te scheiden, wenschende ik tevens op nieuw als lid van genoemd kerkgenootschap te worden erkend. Ik beloof daarbij tevens, na ernstige zelfbeproeving, als in de tegenwoordigheid van God, dat ik, in den schoot der Hervormde Gemeente weder opgenomen, mij in alle bescheidenheid zal gedragen en van ligtvaardig en meesterachtig oordeelvellen afkeerig, door woord en voorbeeld die eenigheid zal trachten te bevorderen, die moet plaats grijpen tusschen belijders van het Evangelie der zaligheid.’Ga naar voetnoot8 Door de vele moeilijkheden in de Schiedamse gemeente - van financiële aard en met betrekking tot de eerste predikanten (Fijnebuik en Leenmans) - waarvan wij in het vorige hoofdstuk gewaagden, zal het voor de Afgescheidenen te Vlaardingen niet altijd een vreugde zijn geweest bij genoemde gemeente ‘in te wonen’. Dit nog afgezien van de afstand tot Schiedam voor de in Vlaardingen ongetwijfeld verspreid-wonende leden. Maar daarnaast moet sympathie voor de Kruisgezinden - althans bij sommigen - invloed op de gang van zaken hebben gehad. Nadat begin 1846 de crisis rond ds. H.A. Leenmans haar hoogtepunt heeft bereikt en ‘Schiedam’ herderloos is geworden, vinden we in de classicale notulen enige passages over de Vlaardingse Afgescheidenen. In de eerste plaats - we lezen: ‘Broeder [J.] Knock [Schiedam] verzoekt dat de Classe een of meer leden zende om als commissie met den Kerkeraad van Schiedam en Vlaardingen werkzaam te zijn, om te beproeven te Vlaardingen eene gemeente te ordenen. Verder (de volgende vergadering): De ouderling van Schiedam deelt mede ‘...over de handelingen van de leden uit Vlaardingen... dat er nog geen genegentheid bestond tot vereeniging of het zamen stemmen tot een gemeente in hun midden, waarop den ouderling [Hugo] van der Vlis zijn ontslag heeft verzocht. De vergadering besluit dat de Commissie in de vorige vergadering benoemd, nog het hunne zal dienen aan te wenden tot vereeniging van die leden tot een gemeente.’Ga naar voetnoot10 We kunnen uit het bovenstaande geen andere conclusie trekken dan dat te | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Vlaardingen afzonderlijk werd vergaderd, maar dat men niet kwam tot instituering. Drie maanden later vinden we: ‘Op voorstel der broeders van Schiedam wordt besloten de gemeenten van Vlaardingen en Maassluis te vermanen omtrent hunne onordelijke handelingen; hetwelk de praeses op zich neemt.’Ga naar voetnoot11 In april 1847: ‘Is gehandeld over de gemeente van Vlaardingen die nog in hunne verkeerdheyd blijven voortgaan en is beslooten dat door eene Commissie uyt de Classikaale vergadering de kerkenraad van Schiedam zal wordt onderzogt in hoe verre die Leeden die borg zijn gebleeven voor een somma van 250 Gulden aan den ouderling J. Zijdeman gewillig zijn om J. Zijdeman eenigszins gerust te stellen en om daardoor de vereeniging ook te zoeken te bevorderen.’Ga naar voetnoot12 De verdeeldheid in de ene gemeente te Schiedam - waartoe, voor zover wij kunnen zien, de Afgescheidenen te Vlaardingen nog behoorden - had dus voor een deel zijn oorzaak in problemen van financiële aard.Ga naar voetnoot13 In de notulen van de volgende vergadering lezen we dat de kring van de moeilijkheden eerder uitgestrekter dan kleiner is geworden. ‘Met algemeene stemmen is Do. S.O. Los en Do. H. Diemer... verkoozen tot Visitatoors om de Gemeenten te bezoeken daar zulks noodig is en als zoodanig zullen beyde die Leeraars de Gemeenten Vlaardingen, Maassluys, MaaslandGa naar voetnoot14 en de ZuydbuurtGa naar voetnoot15 bezoeken om te arbeyden dat de bezwaare aldaar mochten worden weggenoomen.’Ga naar voetnoot16 Tenslotte, in november 1847: ‘H. Diemer en S. [O.] Los geven verslag aangaande hunne werkzaamheden als Visitatores betrekkelijk de Gemeentens Maassluis, Zuidbuurt, Maasland en Vlaardingen; geven te kennen dat de GemeentensGa naar voetnoot17 zeer onordentlijk handelden, terwijlGa naar voetnoot18 ze onder geen bepaald opzicht stonden. Dat zij ze vermaand hadden hun onordentlijkheid te verlaten, de Dienaars des Evangeliums te erkennen, [maar] betuigden tot hun smart niet te kunnen zien eenig voordeel behaald te hebben. De | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
oefenaar [T.] VerseveldtGa naar voetnoot19 hadden ze niet te woorde kunnen komen. En heeft de classe na hunne reden te hebben aangehoord besloten dat de leden der Gem. Maassluis, Maasland en Zuidbuurt zich moesten vervoegen bij de Gem. Roozenburg ten einde zij dan onde een wettig opzicht stonden.Ga naar voetnoot20 En dat degenen die zulks weigerden aangemerkt zouden worden als niet meer bij de Kerk te behooren. En aangaande de Gem. Vlaardingen dat ze daar nog bericht van wachteden.’Ga naar voetnoot21 Voor een goed verstaan van het voorgaande dient te worden gewezen op gebeurtenissen te Maasland en Noordwijk aan Zee, waarop we bij de behandeling van genoemde gemeenten terugkomen. Het merkwaardige verschijnsel heeft zich voorgedaan dat reeds in 1837 enige Afgescheidenen te Maasland contact zochten met de Kruisgemeente van Cors Noorduin te Noordwijk aan Zee. De in dat jaar ontstane relatie heeft vermoedelijk stand gehouden tot 1844. Noorduin preekte regelmatig te Maasland; in 1839 wordt Andries Regoor (Maasland) zelfs door hem tot ouderling bevestigd en sluiten bijvoorbeeld Samuel van Piershil en zijn vrouw met hun drie kinderen zich bij Noordwijk aan.Ga naar voetnoot22 Met Van Piershil heeft zich in 1841-1842 een incident voorgedaan. Wij lezen over hem in de Noordwijkse notulen:Ga naar voetnoot23 dat op 28 december 1841 een verzoek werd ontvangen ‘van onze broeder Samuel Persil te Vlaardingen die aan onze gemeente te Maasland was aangesloten en daar [te Maasland] [de] godsdienst [oefeningen bijwoonde], of hij op verzoek van eenige mense aldaar [Vlaardingen] in de week 's avonds een woord tot nut en stigting bij wijzen van oeffening-houding mogte spreken gelijk ook des zondags 's avonds als het voor hem en zijn vrouw geen weer was naar Maasland te gaan. 't Welk wij Kerkeraad toestonde om den loop van het Evangelie niet te stuyte...’. Van Piershil krijgt wel als voorschrift zich te houden aan de kerkenorde en de godsdienst te Maasland niet te verzuimen. Echter: de ouderling van Maasland - A. Regoor - bericht daarna dat Van Piershil ‘zijn tijdelijk [lees: geldelijk] voordeel’ zoekt. Aangezien hij in zijn houding volhardt wordt hij, evenals zijn vrouw ‘Kaatje’ onder censuur geplaatst. In augustus 1843, als Kaatje van een | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
dochter Maria is bevallen, belijdt het echtpaar schuld. Op 24 september kan de pas-geborene te Maasland worden gedoopt.Ga naar voetnoot24 De classicale notulen zwijgen na 1 november 1847 langer dan een jaar over de situatie te Vlaardingen. Op de vergadering van 6 februari 1849 - de vorige was die van 10 oktober 1848 - zijn voor het eerst afgevaardigden aanwezig, geheel in overeenstemming met de tot nu toe aangenomen datum van instituering van 10 december 1848.Ga naar voetnoot25 | ||||||||||||||||||||||||||||||
2. De beginjaren der gemeenteHoewel het eerste notulenboek van de kerkeraad is bewaard gebleven,Ga naar voetnoot26 vinden we geen indicatie aangaande de stichting der gemeente onder leiding van een genabuurde kerkeraad of classicale commissie. Op 6 december 1848 schrijft J. Zijdeman,Ga naar voetnoot27 zich noemend ‘ouderling praeses’, met medeondertekening van M. van der Vlis ‘diacon scriba’ en ‘in naam der leden’, een brief aan de burgemeester van Vlaardingen, waarin onder meer het volgende staat: ‘Vasthoudende aan de oud Gereformeerde leer zoo zijn de leden daarvan alhier woonachtig, overeen gekomen om op den dag des Heeren en na gelegentheid ook in de week, [tot] Goddienstigen uitoefening van hunne godsdienst zaam te koomen, en dat te beginnen op den aanstaande Zondag den 10 December 1848 en dat wel in het huis FranschestraatGa naar voetnoot28 No... bewoond wordende door Gerrit Re[e]dering...’.Ga naar voetnoot29 Zondag 10 december 1848 hield de gemeente haar eerste godsdienstoefening. Arie van Minnen, oud 49 jaar, van beroep schipper, las in deze samenkomst een preek over Jeremia 3 vers 14: ‘Bekeert u, gij afkerige kinderen! spreekt de HEERE, want Ik heb u getrouwd, en Ik zal u aannemen, een uit een stad, en twee uit een geslacht, en zal u brengen te Zion.’ De daarop volgende kerkdiensten werden geleid door genoemde Van Minnen, door Hugo van der Vlis Jr. of door de ook elders wel oefenende Cornelis van den Berg.Ga naar voetnoot30 Laatstvermelde wordt in de notulen van de kerkeraad een enkele maal aangeduid als ‘behulpsel’ of als ‘voorganger’; hij verzorgde aanvankelijk het catechetisch onderwijs. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste vergadering van de kerkeraad in wording wordt gehouden 14 december 1848. Dit college krijgt dan de volgende samenstelling. Ouderlingen: C. van den Berg, F. van Hees, A. van Minnen, H. van der Vlis Jr., J. Zijdeman; diakenen: M. Kalisvaart, M. van der Vlis. Al spoedig breidde de gemeente,Ga naar voetnoot31 die aanvankelijk enige tientallen leden telde, zich uit, zodat in 1851 naar een andere vergaderruimte - dan waarover in het woonhuis van familie Redering kon worden beschikt - moest worden omgezien. Ingaande mei 1851 gaat men kerken in het huis ‘De Oude Zalm’, op de hoek van de Vleersteeg en de Smalle Havenstraat. In 1853 werd Israël Middel,Ga naar voetnoot32 proponent te Groningen, beroepen. Op zondag 19 juni werd hij door zijn vader H.H. Middel, dan te Middelburg, bevestigd. Eveneens in 1853 wendt men zich tot de Koning teneinde te worden erkend. Het desbetreffende request, gedateerd 23 september 1853,Ga naar voetnoot33 en waarin de gemeente het Rijnsburgse reglement als het hare erkent, leert ons dat op laatstgenoemd tijdstip de kerkeraad de volgende leden telt. Ds. I. Middel; de ouderlingen: C. van den Berg, A. van Minnen, H. van der Vlis Jr., J. Zijdeman; de diakenen: J. Brobbel, H. van Minnen, K. Schoonenberg, A.J. Versteeve. De gemeente wordt erkend bij koninklijk besluit van 2 december 1853. Uit de ondertekening van het request blijkt dat zij in genoemd jaar ongeveer 175 zielen omvat - 75 belijdende en 100 doopleden.Ga naar voetnoot34 Ds. I. Middel houdt 11 november 1855 zijn afscheidspredikatie wegens vertrek naar Zutphen. De gemeente blijft vacant tot 16 maart 1859, als ds. Christiaan Steketee Az.,Ga naar voetnoot35 beroepen van Sliedrecht, zijn intrede doet. In diezelfde tijd koopt men een huis en erf gelegen aan de Kuiperstraat, hoek Lombardsteeg voor ƒ 3000. Het is de bedoeling daar een kerk te bouwen. Het verrijst op dezelfde plaats waar tot 1810 de kerk van de Remonstrantse gemeente stond. Op zondag 11 september 1859 wordt het in gebruik genomen. In maart 1862 vertrekt ds. Steketee naar Andijk, maar reeds 7 december van | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
hetzelfde jaar doet Pieter Wagemaker, beroepen van Haarlem, zijn intrede te Vlaardingen. In 1869 gaat hij naar Rotterdam, en wordt predikant van de voormalige Kruisgemeente aan de Goudsche weg, die sedert de vereniging van 1869 tot het kerkverband van de Afgescheidenen behoort. De vierde predikant wordt Korstiaan Kleinendorst, geboren te Westmaas; hij dient de gemeente van juli 1871 tot maart 1879. Van hem schrijft Den Admirant: ‘Korstiaan Kleinendorst... was een veel begeerd prediker. Hij diende de Vlaardingse gemeente bijna acht jaar en ontving in die tijd tien beroepen, waaronder twee uit Noord-Amerika. Diverse geschriften van zijn hand zagen het licht, onder andere enkele prekenbundels en een brochure, getiteld Lof der Psalmen, verschenen in 1875. In laatstgenoemd geschrift keerde Kleinendorst zich in feite tegen ds. W.H. Gispen, die in De Bazuin (het blad der Christelijke Gereformeerde Kerk) een pleidooi had gehouden voor het zingen van gezangen. Volgens een woord vooraf schreef Kleinendorst dit boekje niet om de gezangenlust te doven en evenmin uit vrees dat de Synode haar macht zou misbruiken door het invoeren van een gezangenbundeltje, maar alleen om de lof die kerkvaders, hervormers en anderen aan de psalmen hadden gegeven, te verbreiden.’Ga naar voetnoot36 In 1859, bij de komst van ds. Steketee, omvatte de gemeente 220 zielen, in 1873 was dit aantal gegroeid tot 505. Het kerkgebouwtje aan de Kuiperstraat, sedert 1859 in gebruik, was veel te klein geworden. Een nieuw bedehuis aan de Landstraat werd in 1877 in gebruik genomen; het heeft dienst gedaan tot 1960, toen het onder de slopershamer viel. |
|