De Afscheiding van 1834. Deel 7. Classes Rotterdam en Leiden
(1986)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 287]
| ||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 26
| ||||||||||||||||||||
1. Afscheiding en aansluiting bij de Kruisgemeente te NoordwijkGa naar voetnoot6In het archief van de Hervormde gemeente te Maasland vinden we dat zich eind december 1835 afscheiden: Leendert Dijkshoorn en zijn vrouw Stijntje de Kie- | ||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| ||||||||||||||||||||
wiet, Jacob Kool, Cornelis van der Maarel, Pleun van der Maarel ‘mede geteekend voor zijn vrouw [Lena Sluymer]’, Leendert van der Mark en zijn vrouw Susanna Kool, Andries Regoor, Klaas van der Waal.Ga naar voetnoot7 In de ‘Notulen Noordwijk’ van 17 februari 1837, lezen we dat bovengenoemde personen, met uitzondering van K. van der Waal, zich 26 december 1835 hebben afgescheiden te Maasland en op hun verzoek te Noordwijk aan Zee als leden worden aangenomen. Ook nadien sluiten zich Afgescheidenen te Maasland aan te Noordwijk. Voorganger Cors Noorduin gaat dan om de vijf weken enige dagen naar dezen ‘buiten-leden’. Zelfs wordt 17 februari 1839 Andries Regoor tot ouderling bevestigd.Ga naar voetnoot8 Op 24 september 1843 vinden we Noorduin opnieuw te Maasland. Hij doopt dan een kind van Samuel van Piershil die, zoals we zagen, te Vlaardingen woonde, maar via Maasland ‘buiten-lid’ was van Noordwijk.Ga naar voetnoot9 Hierna vinden we in de Notulen Noordwijk niets meer over Maasland, zelfs niet dat de relatie wordt verbroken. Daar men zich niet aansloot bij de Kruisgemeente te De Lier - deze werd 12 januari 1845 geïnstitueerd - en ook in de notulen van de Algemene vergaderingen van de Kruisgezinden niet van ‘Maasland’ wordt gerept, moeten we concluderen dat men aldaar van circa 1844 tot 1851 inderdaad ‘heeft moeten omzwerven’, zoals we verder in dit hoofdstuk (paragraaf 3) zullen zien geformuleerd. | ||||||||||||||||||||
2. Ontstaan der gemeente; erkenningBegin 1851 komt Leendert van der Mark in de vergadering van de classis Rotterdam en verzoekt ‘dat zij, als eene Gemeente op zich zeiven gesticht mogen worden.’. Hij is gekozen tot ouderling, Leendert Dijkshoorn tot diaken. De gemeente zal worden geïnstitueerd en de ambtsdragers bevestigd, door ds. P.J. de Groot.Ga naar voetnoot10 Op 30 maart 1851 komt laatstgenoemde naar Maasland en verricht deze handelingen.Ga naar voetnoot11 Gedurende de eerste jaren vinden we steeds dat de kerkeraad met de ‘mansleden’ vergadert. In 1854 wordt Bastiaan van Buuren ouderling en Duval Jacob Magchiel Boer diaken. Inmiddels is de gemeente erkend bij koninklijk besluit van 24 december 1853, no. 103, na het inzenden van een request, gedateerd 6 oktober 1853.Ga naar voetnoot12 Men heeft de Dordtse kerkenorde en het reglement van Rijnsburg aangenomen als grondslag voor de kerkregering. Het verzoekschrift draagt de volgende namen.Ga naar voetnoot13 | ||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| ||||||||||||||||||||
De burgemeester verklaart, 5 oktober 1853, dat ‘de bouwmanswoning gelegen in den Dijkpolder Wijk B nummer twee en toebehoorende aan Leendert Dijkshoorn...’, welke gedeeltelijk door de gemeente in gebruik is voor de uitoefening van de erediensten, daarvoor geschikt is. De gouverneur van Zuid-Holland voegt hieraan toe, dat het ‘gebouw’ op een afstand van 226 meter staat ‘van de naastbij gelegene kerk’. | ||||||||||||||||||||
3. KerkbouwNadat scriba D.J.M. de Boer in het reeds genoemde ‘Notulen-Boek’ op 23 januari 1855 heeft aangetekend dat L. Dijkshoorn een stuk grond geeft voor kerkbouw, volgt een verslag over de gang van zaken onder de Afgescheidenen te Maasland gedurende de eerste jaren. ‘De Heere heeft groote dingen bij ons gedaan, dies zijn wij verblijd, Ps. 126:3... Nadat wij ons Christelijk volgens het bevel van God (2 Corinthen 6 vers 17) hadden afgescheiden van het Hervormd Genootschap, hebben wij veel moeten omzwerven, dan eens naar de eene en dan eens naar de andere plaats, waar de Heere een gedeelte of eene Gemeente van Zijne Kerk had gevestigt. Zoo zijn wij ook ten laatste door 's Heeren groote goedheid hier ter plaatse in het Jaar 1850 Godsdienstig bij een vergadert, in een huisje staande op de Kommandeurskade | ||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| ||||||||||||||||||||
N[o.] 16, bewoond door D.J.M. Boer.Ga naar voetnoot15 De scriba vervolgt met mede te delen dat een rondgang voor kerkbouw in de gemeente en langs enige personen die niet tot haar behoorden, ƒ 556 opleverde. Andries Regoor, timmerman, nam het timmerwerk aan voor circa ƒ 596, Hendrik Binnendijk, metselaar, het metselwerk voor ƒ 1.025, Totaal ƒ 1.921. ‘En wij hebben de Bouwlieden betaalt... op de navolgende wijze: Totaal ƒ 1.927. Op 21 oktober 1855 werd de kerk in gebruik genomen, waarbij ds. I. Middel, te Vlaardingen, een preek hield over Deuteronomium 12 vers 11 en 12. Dit eerste kerkje - gebouwd op een stuk grond van 19 bij 9 meter! - heeft gestaan op de plaats van de huidige Prinses Irenelaan, no. 3; het heeft dienst gedaan tot het jaar 1900.Ga naar voetnoot17 | ||||||||||||||||||||
4. Het leven der gemeente 1857-1869De notulen over de eerste twintig jaar zijn - zoals reeds werd aangestipt - tamelijk beknopt. Spectaculaire dingen zijn er niet gebeurd, en dit kan voor het kerkelijk leven een goed teken zijn. We geven in deze paragraaf, op kroniekmatige wijze, enige gegevens. Onder ‘1857’ vinden we in het eerste notulenboek de aantekening: ‘Jacob Kool heeft zich in het begin afgescheiden, dewelke daarvan is afgeweken, en een geruime tijd omgedoold, en in die tijd ook veel tot afbreuk werkzaam geweest is. En na veel vermaningen, hoewel het een afgesneden zaak scheen... is met schuldbelijdenis tot Gods gemeente wedergekeerd en is weder opgenomen op den 2 February dezes Jaars 1857.’Ga naar voetnoot18 Eveneens in 1857 - op 25 december - wordt voor het eerst een drietal geformeerd om tot beroeping van een predikant te komen; een rondgang in de | ||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| ||||||||||||||||||||
gemeente maakt het mogelijk een tractement van ƒ 600 per jaar aan te bieden. De beroepene, ds. J. Ph. Sluijter te Boskoop, bedankt. Ook drie predikanten beroepen in 1858 menen dat hun weg niet naar Maasland voert. Enigszins moedeloos geworden wil men in 1859 's zondags af en toe een oefenaar laten komen. Oud-diaken L. Dijkshoorn is voor dit plan, ouderling L. van der Mark is er sterk tegen ‘omdat de zoogenaamde oefenaar niet alleen onschriftmatig is, maar zelfs strijdt tegen Rom. 10:15 en andere schriftgedeelten en het besluit der Synode 1858 te Leyden’.Ga naar voetnoot19 Deze zaak blijft slepen en in september 1860 besluit de kerkeraad, bij meerderheid van stemmen ouderling C. van den Berg te Vlaardingen, te verzoeken 's zondags te komen oefenen. Door ouderling Van der Mark is dit tot nu toe tegengehouden. Blijkbaar is ook de gemeente over dit oefenen verdeeld, want in december 1860, als diaken/scriba Boer aftredend is en zich aanvankelijk niet herkiesbaar stelt, vinden we ‘niet omdat hij wijgerachtig was in de dienst des Heeren, maar omdat er een onbijbelsche richting in de gemeente heerscht... Als van den Berg... in de gemeente oefent, dat er dan zijn, dewelke uit de Godsdienst blijven en andere met afwijzende gebaare ergernis geven’.Ga naar voetnoot20 Maar dan nadert toch het einde van de vacature. Want op dezelfde dag wordt er een drietal geformeerd: P.B. Bähler die sedert ruim een jaar te Hellendoorn staat, M.H.J. Bosch te Scharnegoutum en P. van der Sluijs te Boxum. Inzake ds. BählerGa naar voetnoot21 lezen we:
‘Daarna is er een rondvraag gedaan, of Do. Bähler goed voldaan heeft met zijne Predikatien, hetwelk onderscheiden beantwoord is...’. Op 19 december 1860 wordt ds. Van der Sluijs beroepen. Hij neemt het beroep aan - ƒ 600 tractement, vrije woning en ‘vrijdom van belastingen’ - en wordt 5 mei 1861 door ds. C. Steketee van Vlaardingen, bevestigd. Hij staat te Maasland tot 27 november 1864. Van der Sluijs wordt opgevolgd door J. Alting (14 mei 1865-13 april 1868); daarna is predikant E. Diemer (26 april 1868-26 februari 1871). Hoewel de gemeente sedert de komst van haar eerste predikant een pastorie rijk is - eerst een gehuurde, daarna een gekochteGa naar voetnoot22 - is er in de jaren rond 1862 nog geen behoorlijke consistorie of ruimte voor het geven van catechisatie. | ||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| ||||||||||||||||||||
Eind 1861 wordt het onderwijs aan de doopleden gegeven in een vertrek van de woning van weduwe Aaltje Kool-Vijftigschil.Ga naar voetnoot23 Zij zal daarvoor ontvangen het bedrag van 25 cent per week.Ga naar voetnoot24 Maar in mei 1862 schrijft zij een briefje aan de kerkeraad waarin staat dat zij geen vergoeding behoeft te ontvangen. Besloten wordt het briefje in het notulenboek te leggen.Ga naar voetnoot25 Het luidt als volgt. Waarde domene en kerkeraad | ||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| ||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| ||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| ||||||||||||||||||||
Het briefje van Aaltje Kool-Vijftigschil, circa april 1862
|
|