De Afscheiding van 1834. Deel 7. Classes Rotterdam en Leiden
(1986)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 22
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
delijk, betrokken is geweest in enige geruchtmakende conflicten. Gezien de beperking die bij de opzet van deze publicatie voortdurend moet worden betracht, willen we ten opzichte van de gedrukte bronnen niet steeds in herhalingen vallen. Wel willen we hier en daar een samenvatting van en verwijzing naar de bestaande literatuur geven, maar ons verder bepalen tot niet eerder gepubliceerde bijzonderheden. Inzonderheid geldt dit laatste voor de beginjaren, aangezien daarover tot nog toe enige vaagheid heerst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. De gemeente van de Raampoortlaan1. Conventikel 1837-1844Zoals we in het vorige hoofdstuk vonden, voegden Cornelis van den Oever en zijn echtgenote Kaatje van der Bil, nadat zij zich hadden afgescheiden, zich op de dag van de instituering - 19 november 1835 - bij de Afgescheiden gemeente te Rotterdam, maar onttrokken zij zich ‘kort na de aansluiting omdat zij de gemeente niet wilden erkennen’. De facto hebben zij zich, zoals we nader zullen zien, reeds 26 oktober 1837 - aanstonds na de synode gehouden te Utrecht van 28 september tot 11 oktober - van de jonge gemeente losgemaakt. Doch, volgens het ‘Lidmatenregister’ is er aangaande deze beiden, nadat zij dikwijls waren vermaand, pas 1 maart 1841 afgekondigd, dat zij niet meer tot haar behoren. In 1837 wordt derhalve reeds de grondslag gelegd voor de gemeente Raampoortlaan, die in 1844 zal worden geïnstitueerd, en van welke C. van den Oever de eerste predikant zal zijn. Cornelis van den Oever werd 14 februari 1802 te Valkenburg (gemeente Rijnsburg) geboren als zoon van Cornelis van den Oever, timmerman, en Anna de Wit. Hij overleed te Rotterdam 5 december 1877. In 1823 werd hij beurtschipper te Schiedam en huwde aldaar 14 december 1823 Kaatje van der Bil. Het echtpaar kreeg dertien kinderen, zeven jongens en zes meisjes, van wie er negen jong stierven; Hermanus (1826-1900) en Adrianus (1828-1906) werden eveneens predikant. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Weenaplein - C.S.), waarin hij tot juni 1877 regelmatig voorging.’Ga naar voetnoot3 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op 26 oktober 1837 zendt het gezelschap-Van den Oever een request aan B. en W. van Rotterdam, waarvan het volgende kon worden achterhaald. ‘Verzoek om vrijheid tot - en bescherming in de uitoefening van hunnen Godsdienst, overeenkomstig de bepalingen van Zr. Mts. besluit dd 5 Julij 1836 (staatsblad no 42); wenschende zijlieden hunne bijeenkomsten te houden in een huis op de Rotte, Q 147, waarvan eigenaar is C. van der Laan, en hetwelk bewoond wordt door C. van den Oever, en wel op de volgende tijden: des Zondags 's morgens van 9 tot 12 - 's namiddags van 2 tot 4 - en 's avonds van 6 tot 10 uur; des Donderdags 's avonds van 8 tot 10 uur. Het request zelve is niet bewaard gebleven, maar bovengenoemde aantekening vormt het bewijs dat in ieder geval sedert eind oktober 1837, Van den Oever en zijn groep driemaal des zondags etc. afzonderlijk vergaderden. Voor zover valt na te gaan is op dit verzoekschrift niet gunstig beschikt. Anderhalf jaar later wordt opnieuw een poging gedaan ongestoord gezelschap te kunnen houden met meer dan twintig personen. Het aantal ‘leden’ van het gezelschap is inmiddels aangegroeid van 31 tot 63. Aangezien we de desbetreffende groep mogen beschouwen als de kern waaruit de ‘Raampoortlaan’ is voortgekomen, geven we hieronder behalve de tekst van het verzoekschrift ook de namen der personen die het hebben getekend.Ga naar voetnoot6 Bedoeld request luidt als volgt.Ga naar voetnoot7 ‘Wij ondergetekende, veren[i]gt tot een Godsdienstig gezelschap, verzoeken aan Den WEd Heer Burgemeester en wethouderen der Stad Rotterdam om op Elken rustdag, (volgens het besluit van Zijn Maijesteid onze geëerbiedigden Koning genomen den vijfde Julij agtienhondert Zes en Dertig) ongestoort bij een te komen om gezamentlijk eensgezint den rustdag Godsdienstig door te brenge met het onderzoek van Gods Woort en zoodanige Godsdienstige Boeke die met onze Belijdenis overeenkome.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het verzoek van de requestranten wordt reeds na enige dagen afgewezen. B. en W. verklaren niet bevoegd te zijn de gevraagde vergunning te verlenen. Van den Oever c.s. zullen zich via de gouverneur tot de Koning dienen te wenden.Ga naar voetnoot10 Het wordt 1841 voor het zover komt.
Gedateerd 11 oktober 1841 wendde C. van den Oever ‘uit aller naam der vergadering’ (= uit naam van zijn gezelschap) zich tot de Koning met een verzoekschrift dat in het geheel niet aan de in de koninklijke besluiten van 5 juli 1836, no. 42 en van 9 januari 1841, no. 23Ga naar voetnoot11 gestelde voorwaarden, voldeed. De individuele ondertekening ontbrak, er was geen duidelijke omschrijving gegeven van het karakter der ‘gemeente’ etc. Dit stuk mag merkwaardig worden genoemd; waarom we een excerpt laten volgen.Ga naar voetnoot12 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van den Oever verklaart - hij gebruikt zowel de ik- als de wij-vormGa naar voetnoot13 - dat hij zichzelf gering acht ‘ofschoon den Koning mij toeliete, om mondelings met u te spreken. De reden... dat ik deeze lettere aan u zende is deeze: Daar wij meer dan zeven Jaare onze Godsdienst oeffening gehouden hebbe, als Vereenigde Gerefformeerde,Ga naar voetnoot14 volgens de Leer der vaderen, rustende op Gods onfeilbaar Woord, hoewel tot hier toe door ons geen Verbonds teekene[n] bediend, noch gebruikt zijn. En wij voor twee jaare, ook, zoowel als veele onzer Broederen het onderwerp van verdrukking moe[s]te zijn, als ons ook een geldboeten is opgelegd. Dog nu meenende dat onder de Regering van u, O Koning, deeze zaake hadde opgehoude, zoo dachten wij, voor ons verkeer een gebouwtje of woning te laate zette tot uitoefening van onze Godsdienst. Want wij noch kunne noch mooge ons vereenige, noch met die van de Haagse noch met die van de Utrechtsche Sijnode.Ga naar voetnoot15 Maar kunne en moge niet anders als verbonde blijve dan de Dordregtsche Sijnode van 1618en 1619...’. Niet vanwege de ‘eenvoudigheid’, maar aangezien het, zoals reeds vermeld, niet voldoet aan de wettelijke bepalingen, wordt het request terzijde gelegd. Via het gemeentebestuur van Rotterdam wordt dit aan Van den Oever duidelijk gemaakt.Ga naar voetnoot16 Dit leidt tot het inzenden van een tweede verzoekschrift. Het is ongedateerd, maar door het Departement Hervormde Eredienst geregistreerd op 30 december 1841.Ga naar voetnoot17 Gevraagd wordt godsdienst te mogen uitoefenen als ‘Oud Gereformeerden, naar de Leerregels der Dordregtsche Sijnode... in den Jaare 1618 en 1619, dewelke wij geloove in alles met Gods onfeilbaar Woord overeen te koome, en welkers inhoud bestaat in de zeeve en dertig Geloofs Artikelen, de Heidelbergsche Catechismus, Formulier van Eenheid en verdere Liturgie.Ga naar voetnoot18 Wij verzoeke dus uwer Majesteit, om in de uitoeffening van deeze niet te mooge worde verhinderd...’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het request is getekend door 67 personen, van wie er 22 ook dat van 27 mei 1839 aan B. en W. van Rotterdam hadden gezonden. Er zijn dus ingrijpende verschillen in het ledenbestand van het conventikel ten opzichte van twee en een half jaar geleden, nog afgezien van ‘een meenigte belijders’ die niet te Rotterdam woonden. Ook trekt de aandacht, dat er nu sprake is van ‘Ouderlingen’ (C. van den Oever en Machiel Jansen), ‘Diacenen’ (D. van Vianen en P. Zuur) en ‘Kerkmeesters’ (J.C.G. de Haan - zijn naam is doorgehaald - en J. Tollig).Ga naar voetnoot19 Via de gouverneur van Zuid-Holland wordt aan de adressanten te kennen gegeven dat ‘gemeld adres voor geene inwilliging vatbaar is, als zijnde de bepalingen van het besluit van 9 Jan. 1841, No. 23 daarbij meest alle uit het oog verloren’.Ga naar voetnoot20 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De gemeente Raampoortlaan 1844 tot begin 1864Ga naar voetnoot21Op 13 januari 1844 vergadert de kerkeraad in wording met ‘Afgezondenen’ van de Kruisgemeente te Zalk. Aanwezig zijn de hierboven genoemde ‘ouderlingen’ en ‘diakenen’ alsmede ds. W.W. Smitt en ouderling Z. Stoel uit laatstvermelde plaats. Smitt en Stoel verklaren in alles verenigd te zijn met ‘leer, tucht en dienst’ van de Synode Dordrecht 1618-1619. Zij ‘verwerpen tevens alles wat door de Afgescheidenen van het zoogenaamd Hervormd genootschap sedert de uitleiding der gemeenten is gemaakt of verbroken’. De Rotterdamse kerkeraad is geheel van hetzelfde gevoelen. Op de volgende dagen wordt door ds. Smitt de gemeente geïnstitueerd (15 januari), worden de ouderlingen en diakenen bevestigd en twintig kinderen gedoopt. Bij de instituering verbinden zich 64 leden. Op 13 februari 1844 wordt tijdens een gemeentevergadering Van den Oever - hij is afwezig - met algemene stemmen tot herder en leraar verkozen. Hij neemt het beroep aan en laat zich examineren op de eerste meer bekend geworden ‘Algemeene kerkelijke vergadering’ van de ‘Oud-Gereformeerde Kerk in Nederland’, gehouden te Linschoten 4 en 5 juni 1844.Ga naar voetnoot22 Dit betekent ook, hetgeen na het bezoek van de kerkeraadsleden uit Zalk mocht worden verwacht, dat de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jonge gemeente werd ingelijfd in het verband van de Kruisgemeenten. Zondag 9 juni daaraanvolgende wordt Van den Oever door ds. Cors Noorduin van Noordwijk aan Zee in het ambt bevestigd. Ook ds. Bastiaan Sterkenburg van Giessendam neemt aan de handoplegging deel en dinsdag 11 juni doet de pasbevestigde intrede. De gemeente van de Raampoortlaan begint haar geschiedenis, die een bewogene zal zijn... Al spoedig wordt de noodzaak ingezien van het stichten van een kerkgebouw. Het zal verrijzen aan de Raampoortlaan, vlak bij de plaats waar reeds zo lang op primitieve wijze is vergaderd. B. en W. geven wel toestemming tot de bouw, maar waarschuwen dat er geen toestemming is gegeven tot het daarin houden van godsdienstoefeningen.Ga naar voetnoot23
Op 16 september 1844 wordt de eerste steen gelegd door ds. C. van den Oever, de tweede door G.J. de Haan (zoon van J.C.G. de Haan), de derde door ds. B. Sterkenburg en de vierde door J.C.G. de Haan die zowel kerkmeester als ‘bouwmeester’ is. En eerste kerstdag daaraanvolgende wordt het bedehuis in gebruik genomen. Op nieuwjaarsdag 1845 wordt het avondmaal gevierd; zestig personen nemen er aan deel. In de jaren 1845 en 1846 krijgt de kerkeraad een nieuwe samenstelling. Na het overlijden van ouderling Machiel Jansen (september 1844), het bedanken van de tot ouderling gekozen diaken. D. van Vianen en enige andere complicaties, bestaat begin 1847 de kerkeraad uit de volgende leden: ds. C. van den Oever; ouderlingen: J. de Koning, N. Schippers, J. Tollig, P. Zuur; diakenen: J. Fijgeler Czn, J. de Jager. Als kerkmeester fungeren: J.M. van Hoek en W. Stoon.
We zullen nu de gemeente niet volgen in al haar wel en wee gedurende de jaren 1847 tot 1857. We krijgen de indruk, uit de reeds genoemde requesten en de vele censuur-gevallen, dat de samenstelling van de ‘Raampoortlaan’ in sterke mate aan verandering is onderhevig geweest.Ga naar voetnoot24 Zo worden 12 juli 1855 drie leden afgesneden en 17 juli 1856 zes. Landwehr vermeldt dat Van den Oever veel Schriftkennis en ook veel mensenkennis bezat. Hij had daarbij de gave zich voor het volk duidelijk te maken. ‘Hij was de man uit het volk die kon spreken tot het volk... Velen zijn onder zijn prediking krachtdadig tot bekeering gekomen... Achttien jaren lang stroomden honderden door de Raampoortlaan om op den rustdag Van den Oever te hooren.’Ga naar voetnoot25
Uit de vele mogelijkheden een fragment van één van de preken van Van den Oever in te voegen, kozen wij het onderstaande. Het is genomen uit een ‘Leer- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rede naar aanleiding van Mattheus 8 vers 25b’ (‘Heere, behoed ons, wij vergaan!’), gebracht onder de titel Christus discipelen in doodsnood, roepende tot den Heere!Ga naar voetnoot26 In de pericoop Mattheus 8 vers 23-27 wordt beschreven, hoe de Heere Jezus de storm stilt als hij zich met zijn discipelen bevindt in een schip op het Meer van Galilea. Het schip wordt bij Van den Oever het ‘schip der kerke’ en hij grijpt de tekst aan om hoorders en lezers zijn mening over de Christelijke Afgescheidenen kenbaar te maken. ‘O, volk van Neêrlands kerk! ontwaakt toch eer het te laat is. Verwerpt toch Hem niet. Die tot u spreekt! Het is toch al reeds meer dan tijd, om naar redding uit te zien, want waarlijk het schip der kerke is aan het vergaan, reeds lang is dat gezien, een enkele der ouden, die ervaren waren, zagen dit tegemoet in 1805 en hebben het verlaten, omdat er vreemde wetten kwamen, waar de stuurlieden zich aan moesten houden, dat was de invoering van de gezangen. Doch erger werd dit, toen elke kapitein en stuurman kon handelen met het volk, zoo als zij wilden, zoo met hun spijs voor te zetten, als met de reglementen der kerk, ik bedoel in 1816, toen elke leeraar kon en mogt prediken zooals hij wilde, voor zoo verre! enz. enz. als hij het nu maar met de waarheid kon goedmaken, wil hij dan goed en regtzinnig preken, 't is goed, doch wil hij verkeerd en leugen preken, 't is ook goed! Dit deed velen besluiten, om het schip der kerke te verlaten,Ga naar voetnoot27 en zijn in 1834 in eene boot gegaan en hebben hun afscheid van het schip genomen, en hadden zij goede stuurlieden gehad, welligt hadden zij de regte koers weêr gekregen, doch hun eerste stuurmanGa naar voetnoot28 die zeer ervaren was door geleerdheid en bevinding, begon naar raad te luisteren van anderen,Ga naar voetnoot29 die voornemens waren om eene gansch andere koers te nemen, als hunne voorvaders ooit gevaren waren, zoo begon hij wat van de regte koers af te raken; doch werd spoedig door den dood hun ontrukt, daar scheen in die boot eerst veel gevaar,Ga naar voetnoot30 de stormen en baren teisterden hun geweldig, ook kregen zij wel eens roovers aan boord,Ga naar voetnoot31 die hun danig plunderden en sommigen zelfs van hunne vrijheid beroofden, en hun in gevangenissen zettenden, doch onder het bestuur van hun eerste getrouwe stuurman,Ga naar voetnoot32 riepen zij dikwijls tot den Heere, Heere! behoud ons, wij vergaan! en de Heere deed wonderen op hun noodgeschrei, zoodat zij konden zeggen: God is mijn licht ende mijn heil, voor wien zou ik vreesen? Doch toen die stuurman door den dood was weggenomen en anderenGa naar voetnoot33 zijne plaats vervulden, zetteden zij eene gansch andere koers en geraakten uit de stormen, door het roepen (niet tot God) maar tot den koning, in de stille vrij zee.Ga naar voetnoot34 Toen hadden zij God zoo niet meer noodig, en nu is die boot door onkundige stuurlieden zooverre van de ware Gereformeerde koers geraakt, dat zij door den stroom van welmeenendheidGa naar voetnoot35 zijn gedreven in het kanaal van algemeenheid, alwaar nu de wind waait van eigenliefde en verbittering tegen anderen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelfs tegen de scheepjes hunner broederen, en hoe harder die wind nu waait, hoe eer zij aan het einde zijn! 't Is waar, daar zijn er nog velen in de boot, die het leed doet, dat zij zooverre zijn afgedwaald en er zielesmart over hebben, en ook anderen die er daarom uitgesprongen zijn, uit vrees dat de boot op zulk eene wijze nooit in de behouden haven komen zal.’ Hoewel wij ons in deze studie zoveel mogelijk wensen te onthouden van een beoordeling of veroordeling van de persoon van C. van den Oever, dienen we toch, voor het goed-verstaan van bepaalde zaken, vast te stellen, dat hij een driftig persoon moet zijn geweest, bij conflicten aanstonds de meest krasse termen gebruikte en daardoor een deel van zijn gemeenteleden en collega's van zich vervreemdde. Een voorbeeld hiervan is zijn optreden tegen ouderling J. Smaling.Ga naar voetnoot36 Begin 1857 moet het kerkgebouw worden vergroot en over de wijze waarop, ontstaat in de kerkeraad enige wrijving. Op 22 mei wil Van den Oever aan ouderling Smaling - die ‘dagelijks als vriend met hem verkeerde’ - geen hand geven, want Smaling zou onwaarheid van hem hebben gesproken tegen aannemer C. van Eeuwen uit Gouda. De pastor noemt Smaling daarbij een ‘valsche Judas’. Hoewel de volgende dag - als Van Eeuwen en Frederik Cornelis Urbanus, eveneens uit Gouda, in de vergadering van de kerkeraad zijn verschenen - deze zaak wordt gesust, ligt hierin toch het begin van een verwijdering, waarin Smaling, zoals we zullen zien, wordt betrokken. Kort daarna rijzen in de gemeente bezwaren tegen A. Schaap - hij is verkozen tot ouderling, maar hij is vrijmetselaar geweest, zij het ook dat hij reeds 25 jaar geleden is uitgetreden. Van den Oever oordeelt - terecht - de ingebrachte bezwaren onontvankelijk. Circa twintig leden zijn in oppositie. Daarbij blijkt dat ouderling Smaling ‘zig ingewikkeld met de Reklamateurs vereenigd had’.Ga naar voetnoot37 Op 5 juni verschijnen de opposanten ten tweeden male voor de kerkeraad. Opnieuw bleek - aldus notulist Van den Oever - ‘hoe vals en onopregt die man met de Kerkenraad omging...’. Ook andere zaken komen die avond aan de orde. Over en weer worden harde uitdrukkingen gebruikt. Jan de Koning voegt Van den Oever toe ‘dat hij den God van Ekron zogt’. Waarop de pastor repliceert dat hij - Jan de Koning - ‘een oude man was en daarom niet veel van hem zoude zeggen, als dat hij een schandelijke oude man was’. Dit weinige is, zoals begrijpelijk, voldoende een explosie te veroorzaken: ‘Hier op wilde dien oude sukkel met den Leeraar vegten. (Merk eens welk een Godsdienstige ijver - Lasteren en vegten.) Den Leeraar hier over zijn geduld ten einde rakende, werd driftig, ging heen en verliet de vergadering, welke ook daarna in verwarring uit elkander liep!’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enige weken later belijden de opposanten schuld, maar komen daarna - op zaterdagavond voor het avondmaal te half elf - naar de pastorie en uiten nieuwe klachten tegen Van den Oever. Op staande voet wordt aan hen en aan ouderling Smaling ‘uit Naam des kerkeraads’ de toegang tot het avondmaal ontzegd. Geconstateerd wordt dat ‘het getal der openbare tegenstanders in deze zaak bestond uit vijf personen: J. Smaling, J. Oudijk, W. van Es, M. de Jong en J. de Koning’.Ga naar voetnoot38 Het geval van eerstgenoemde zal op de classicale vergadering worden gebracht. Bij de verdere behandeling van deze moeite ‘wordt de Leeraar weer driftig om het opzettelijk liegen van Smaling, zeide toen woorden tegen hem, die hoewel ze waarheid waren, wel gezwegen hadden kunnen worden...’.Ga naar voetnoot39 De classicale vergadering wordt gehouden 3 september; zij verwijst het geding naar de algemene vergadering. Geconstateerd wordt dat de oppositie nu ook Sebastiaan Verbruggen omvat.Ga naar voetnoot40 De ‘bijzondere algemeene kerkvergadering’ gehouden te Zwolle van 23 tot 25 september 1857 besteedt, naar de notulen te oordelen, behoorlijke aandacht aan de zaak Smaling c.s., zonder dat we kunnen zeggen, dat zij haar voor ons tot klaarheid brengt. De Rotterdamse ouderling ontvangt een brief, waarin hij onder meer wordt beschuldigd van achterklap, het voor leugenachtig houden van een getuigenis van vier kerkeraadsleden en ‘het bijzonder Vergadering houden van kerkeraad, met sommige leden, en dat wel tot aanklagte tegen den Leeraar C. van den Oever...’.Ga naar voetnoot41 Het komt niet tot ‘schuld belijden’. De oppositie gaat ten huize van H. Mondeloo aparte vergaderingen beleggen. Na ‘openlijke censuur’ worden op 6 januari 1858 de volgende leden ‘van de gemeente gesepareerd’ oftewel afgesneden: (alphabetisch) Abram Israel van Dijk, Willen van Es, Matthijs Hoogbruin en zijn vrouw M. Hofland, Marinus de Jong en zijn vrouw B. van IJperen, Jan de Koning en zijn vrouw C.P. Klok, Hendrik Mondeloo en zijn vrouw E. Hoogbruin, Jan Nijding, Job Oudijk en zijn vrouw H. de Haan, Aaltje Schrameijer, Jan Smaling en zijn vrouw W. Slingeland, Sebastiaan Verbruggen en zijn vrouw A.E.A. de Visser.Ga naar voetnoot42 Zoals reeds vermeld: laatstgenoemd echtpaar sluit zich in 1864 (weer) aan bij de gemeente Hovenierslaan, maar enige anderen uit bovengenoemde groep nemen in 1863 het initiatief tot het formeren van de gemeente ‘Goudsche weg’.
In 1857 en daarna wordt Van den Oever tevens betrokken in een conflict dat de grenzen van zijn gemeente overschrijdt.Ga naar voetnoot43 Van der Does vermeldt dat de wortels | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van deze controverse lagen in Zwartsluis, waar ongenoegen ontstond over een door Van den Oever gehouden preek.Ga naar voetnoot44 Maar diepgaander was - naast de bedenkingen die in en buiten Rotterdam rezen over het optreden van laatstgenoemde in het algemeen - een ethische crisis die zijn aanleiding vond in zijn handelingen in de Kruisgemeente te 's-Gravenhage, waar hij consulent was. De feiten zijn, samengevat, de volgende. Van den Oever drijft in 1856 door dat zijn zoon Adrianus door de jonge Kruisgemeente te 's-Gravenhage wordt beroepen. Ouderling F. Boers en diaken P. Taal protesteren tegen deze gang van zaken; eerstgenoemde, aardappelenteler en koopman te Monster, treedt hierbij het meest op de voorgrond. Beiden betogen dat het stellen van candidaten bij beroep van een predikant de taak van de kerkeraad is. Door een ‘classicale commissie’ wordt dit tweetal geschorst op grond van hun ‘verkeerdheid met het doel de gemeente te verwoesten’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weging nemende, en tevens lettende op ZEW. handelingen te Dordrecht tegen sommige Broeders, welke zaken allen haren oorsprong hadden in de onwettige handelingen te 's Hage, heeft besloten, en besluit bij deze, met bijna algem. stemmen, ZEW., overeenkomstig art. 79 en 80 der Dordr. Kerkorde, in zijn ambt en bediening als Leeraar te schorsen.’ Boers en Taal zullen in hun rechten worden hersteld. (NAVGK 306) We keren terug tot de Kruisgemeente Raampoortlaan, die vanaf 1858 feitelijk nog slechts aan een gering aantal andere is verbonden. Reeds op 9 november 1858 wordt er te Rotterdam een ‘broederlijke bijeenkomst’ gehouden, waar, volgens de notulen van de kerkeraad, de volgende personen aanwezig waren. De predikanten: C. van den Oever, A. van den Oever ('s-Gravenhage), H. van den Oever (Oud-Vossemeer), M. Keulemans (Woerden); de ouderlingen: H.L. van Putten ('s-Gravenhage), C.P. Flier (Woerden); van de Rotterdamse gemeente - de ouderlingen: J. Bossche, W. Koning, D. Noorduin; de diakenen: P. Dijkstra, D. Koops Eendebak; de kerkmeester: J.M. van Hoek; de secretaris (van de kerkeraad): A. Schaap. Er wordt een brief gezonden aan de tegenpartijGa naar voetnoot47 en er wordt besloten dat een door C. van den Oever opgestelde ‘Circulaire tot onderrichting voor de leden der Gereformeerde kerken onder het kruis’ zal worden gedrukt en gedistribueerd.Ga naar voetnoot48
De frequentie van de vergaderingen van de kerkeraad wordt hierna aanzienlijk lager. In oktober 1861 bedankt J.H.O. Lindeman als kerkmeester. We vinden: ‘...en van de kerk met zijn geheele huisgezin wenschte afgesneden te worden, voorgevende hem aangedane grieven...’.Ga naar voetnoot49 Eveneens in 1861 zijn, behalve de predikant, leden van de kerkeraad: de ouderlingen: J. Bossche,Ga naar voetnoot50 W. Koning, P. de Ruijter; de diakenen: H.H. Gijsbertus, J. van der Heul, C. Koops Eendebak.Ga naar voetnoot51 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eind 1863 worden Van den Oever en zijn gemeente opnieuw in een groot conflict gewikkeld. De notulen van de kerkeraad zijn hierover uiterst sober. Des te meer bijzonderhedenGa naar voetnoot52 treffen we echter aan in de reeds genoemde brochure van Veritas, De laster beschaamd en de onschuld verdedigd; zoals we zagen neemt de anonieme schrijver het voor Van den Oever op. Op 9 november 1863 wordt de kerkeraad geconfronteerd met de verklaring van het nichtje van een Rotterdamse arts, dat zij bij de dominee een kind verwacht. Na het horen van de geruchten die hierover in de gemeente worden verspreid en na te hebben geconstateerd dat de verklaring van het meisje bij de kerkeraad ingang vindt, zou - volgens de kerkeraad cs. - Van den Oever aanstonds als predikant van de Raampoortlaan hebben bedankt; later ontkent hij dit ten stelligste. De gemeentevergadering door de kerkeraad op vrijdag 27 november 1863 belegd, waarin ook de pastor aanwezig is en, in tegenwoordigheid van het nichtje en haar tante, onder ede verklaart in deze zaak onschuldig te zijn, ontaardt in een vreselijk tumult. De kerkmeester H.G. van Rhoon draait dan de gaslichten uit ‘waardoor de Vergadering zich spoedig in duisternis bevond en zoo alle verdere discussie natuurlijk afgesneden was. Deze daad bragt een ongehoord obstacle; de toorn der reeds zoo opgewonden menigte keerde zich nu tegen de aanleggers van dit werk, en talrijke uitroepingen, ten aanzien van het Nichtje en hare positie, en weinig vleijend voor Mijnheer de Kerkmeester, werden van alle zijden gehoord.’Ga naar voetnoot53 Het is niet mogelijk, op grond van de stukken een oordeel te vormen: Van den Oever wel of niet schuldig. Veritas wijst, hoewel bedekt om juridische redenen, een ander aan,Ga naar voetnoot54 maar ook hij kan geen afdoende bewijzen bijbrengen.Ga naar voetnoot55 Eén ding vinden wij echter opmerkelijk. Waarom heeft Van den Oever zijn beschuldigers niet aangeklaagd bij de rechter? In het algemeen was hij niet afkerig de hulp van een rechtbank in te roepen, zoals moge blijken uit de reeds in dit hoofdstuk genoemde aanklacht tegen F. Boers vanwege diens brochure Afgeperst protest etc. Veritas vermeldt ook een tweetal processen tegen Rotterdamse gemeenteleden, namelijk tegen diaken J. van der Heul vanwege een schuld van ƒ 59, 60 aan Van den Oever, en tegen diaken A. Mulder - deze bewoonde een huis dat eigendom was van de predikant - wegens een huurschuld van ƒ 33,75; Mulder werd door de politie op straat gezet.Ga naar voetnoot56
Alle mede-kerkeraadsleden keren zich tegen hun praeses. Behalve diaken Mulder telde de kerkeraad eind 1863 de volgende leden. Ouderlingen: Jan Bossche, Hendrik ten Ham, Pieter de Ruijter; diakenen; Jan van der Heul, J. Andries | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mulder, Gerret van Oosten. De kerkmeesters Johannis Melis van Hoek en Hein G. van Rhoon kiezen dezelfde zijde. Van den Oever vermeldt bij deze lijst ambtsdragers in zijn nieuwe ledenregister: ‘toen de geheele Kerkenraad met een groot gedeelte der Ledematen afvallig zijn geworden en hunne afgelegde belijdenis hebben verloochend’.Ga naar voetnoot57
Op zondag 29 november 1863 spijkert de kerkeraad de deuren van kerk en consistorie dicht en laat de gebouwen door de politie bewaken. Van den Oever preekt dan voor zijn medestanders in zijn woning naast de kerk gelegen. Dinsdag 1 december verzamelt hij zijn aanhang opnieuw - er zouden 200 personen zijn bijeengeweest.Ga naar voetnoot58 Men stelt een protest op dat aan de kerkeraad wordt gezonden. Maar deze antwoordt slechts dat de hulp van het ‘kerkverband’ is ingeroepen. Na allerlei verwikkelingen wordt in een godsdienstoefening van 14 december 1864, waarin ds. M. Keulemans van Middelburg - een met de Raampoortlaan verenigde Kruisgemeente - voorgaat door laatstgenoemde afgekondigd ‘dat de meerdere vergadering zijn bedanken had aangenomen en goedgekeurd’.Ga naar voetnoot59 Als op 17 januari 1864 Van den Oever c.s. de kerkeraad voor geschorst, afgezet en geëxcommuniceerd verklarenGa naar voetnoot60 is de breuk definitief. De ‘Raampoortlaan’ en de Van-den-Oever-groep (later de gemeente Weenaplein) gaan voor goed een eigen weg. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. De gemeente Raampoortplein van 1864 tot 1870Ga naar voetnoot61We willen in deze paragraaf nog enige lotgevallen van de ‘Raampoortlaan’ noemen, en daarna in dit hoofdstuk terugkeren tot de gemeente-Van-den-Oever. Op 17 januari 1864 werd in een gemeentevergadering onder leiding van ds. H. Cramer, kruisdominee te Lunteren, C. van den Oever geëxcommuniceerd en als ‘lid der kerke vervallen verklaard’ met de tekst uit Spreuken 29 vers 1: ‘Een man, die, dikwijls bestraft zijnde, de nek verhardt, zal schielijk verbroken worden, zodat er geen genezen aan zij.’ Reeds acht dagen later werd weer contact gezocht met de hoofdstroom der Kruisgemeenten, officieel geheten: de Gereformeerde kerk in Nederland. De kerkeraad alsmede de kerkmeesters spreken onder meer uit dat zij de kerk hebben gescheurd, hoewel ‘bitterlijk misleid’. De gemeente wordt op de hoogte gesteld van deze poging en slechts één lid is het daarmee niet eens. In de maand februari komt de hereniging in principe tot stand door tussenkomst van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ds. R. Veldman van 's-Gravenhage; deze houdt daarbij ‘een gepaste predicatie’. Op 10 maart 1864 wordt Derk Klinkert,Ga naar voetnoot62 kruisdominee te Zwolle, beroepen. Hij neemt het beroep aan, maar alvorens hij wordt bevestigd - 3 juli - wordt op de Algemene vergadering gehouden te Zwartsluis van 28 tot 30 juni de hereniging van de ‘Raampoortlaan’ met het kerkverband van de Kruisgemeenten definitief. Aanwezig zijn aldaar de ouderlingen J. Bossche en P. de Ruijter. Zij zijn voorzien van een lastbrief, getekend door de andere kerkeraadsleden en er is een brief ter tafel, reeds op 18 april 1864 - wellicht op aandringen en volgens het concept van de beroepen predikant - gezonden door de drie ouderlingen, de drie diakenen en de beide kerkmeesters.Ga naar voetnoot63 In de ‘Notulen’ van de vergadering wordt het schrijven getypeerd als ‘schuldbelijdenis der Gemeente Rotterdam’. Het wordt in zijn geheel in de notulen opgenomen. Wij lezen onder meer: ‘Niet alleen bij God, maar ook voor het aangezigt der menschen-kinderen herroepen en belijden wij alles waardoor wij eenigen aanstoot hebben gegeven, zelfs aan den minste van Gods kinderen. Herroepen wij boven alles de censure en afsnijding van de Kerkeraden en Leeraren, waaraan ook destijds den Kerkeraad de hand heeft geleend, en nemen daardoor het bezwaar weg dat ooit een hunner zich als Leeraar dezer Gemeente zoude kunnen laten bevestigen, met leedwezen dat wij daardoor Gods naam gesmaad hebben en vele kinderen Gods smarte hebben aangedaan.’Ga naar voetnoot64 Onder ds. Klinkert is de gemeente Raampoortlaan tot rust en bloei gekomen. Hoewel precieze getallen ontbreken, moet zij in 1869 circa 950 leden hebben omvat. De twist verdwijnt, en we lezen over deze gemeente niet meer in de notulen van de Algemene vergaderingen, wat in dit geval een goed teken is. Landwehr, die ds. Klinkert nog heeft gekend, schrijft: ‘...de kerk in de Raampoortlaan kwam tot bloei na het tijdperk van strijd, hetwelk doorworsteld had moeten worden. Ds. Klinkert viel in het hart der gemeente... Hij was een zwak man, maar toch altoos onvermoeid in zijn arbeid, een man, die altoos verzekerde, dat de preekstoel voor hem een uitnemend medicijn was tegen ziekte. Zijne stem was ook niet krachtig. Velen, die hem voor het eerst hoorden, hadden moeite om hem te verstaan. Daar lag echter in die stem iets, wat aanstonds aan heilige mystiek deed denken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weinigen verleend werd. Daarom waren zijn predicatiën op practicaal terrein soms juweelen.’Ga naar voetnoot65 In 1869 komt, mede onder leiding van ds. Klinkert, landelijk de hereniging met de hoofdstroom der Afgescheidenen tot stand.Ga naar voetnoot66 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. De gemeente Van den Oever (later ‘Weenaplein’) vanaf begin 18641. Gemeentelijk leven 1864-1870We verlieten in een vorige paragraaf de groep die zich eind 1863-begin 1864 om C. van den Oever bleef scharen, op 17 januari 1864. Niet minder dan ongeveer 160 volwassenen - de ‘Getrouwe Leden’ - worden ingeschreven.Ga naar voetnoot67 Het aantal kinderen is onbekend. Aanstonds wordt een nieuwe kerkeraad gekozen, maar de datum waarop dit gebeurde is niet bekend.Ga naar voetnoot68 Ouderling worden: Willem Bom, Pieter van der Leeuw; diaken: Arie Verkade,Ga naar voetnoot69 Pieter Vos. Tot kerkmeester worden benoemd: Jan Bernardus Maarleveld, Willem Steven Meijer. De komende tijd zal een groot aantal - vruchteloze - pogingen worden gedaan het kerkgebouw in de Raampoortlaan alsmede de reeds jaren bestaande lagere school in bezit te krijgen. Het eerste wat men in deze doet is het raadplegen van een advocaat; deze adviseert op een avond de kerk binnen te dringen en aldaar een godsdienstoefening te houden. De politie, over dit advies op de één of andere manier ingelicht, waarschuwt dat elke poging tot wederrechtelijk inbezitnemen zal worden verhinderd.Ga naar voetnoot70 Voorlopig blijft men in de woning van Van den Oever - en vermoedelijk ook in de tuin daarvan - godsdienstoefening houden. Onder 22 mei 1865 wordt in de notulen gesproken van ‘den verraderschen kerkenraad van Klinkert’. Deze zal niet meer in de school worden toegelaten en hun zal alle recht op deze instelling worden ontzegd. Maar enige dagen later, nadat Van den Oever zich met enige medestanders naar de school had begeven, heet het, dat de kerkeraad-Klinkert er al was. ‘Zij kwamen met hun agte om de school weer in te nemen, en met een gansche hoop omgekogt volk daar buite om oproer en muiterij te verwekken.’ Ook waren er vele politie-beambten. De hoofdcommissaris van politie sluit echter de school voor beide partijen totdat de rechter uitspraak zal hebben gedaan. Van den Oever en de zijnen verlaten daarop het gebouw ‘...en alzoo ging den Leeraar met den Kerkeraad weer naar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
huis, onder geleide van wel 1000 menschen’.Ga naar voetnoot71 Ondanks een request aan de minister van justitie, krijgen Van den Oever c.s. de school niet in handen; zij blijft het bezit van de kerkeraad Raampoortlaan.Ga naar voetnoot72
De huisvesting der gemeente blijft een grote moeilijkheid, zoals we nader zullen zien. Op Tweede Pinksterdag 1866 kerkt men in de zaal ‘Verscheidenheid en overeenstemming’Ga naar voetnoot73; de opkomst is zodanig dat de gehele zaal is gevuld.Ga naar voetnoot74 In februari 1869 komen uit Dirksland over Willem Cornelis Huyser ‘beroepen proponent’ aldaar en ouderling A. Kattestaart; uit Dordrecht reist Pieter Los Gzn. naar Rotterdam. Huyser en Los zullen worden geëxamineerd; de eerste wordt predikant te Dirksland, de laatste ‘zoude kunnen beroepen worden te Leiden’. Het examen wordt bij Van den Oever aan huis afgenomen; behalve de reeds genoemden zijn aanwezig G. Noorlander, ouderling te Rotterdam (als opvolger van P. Vos) en ds. A. van den Oever van Amsterdam. Beide proponenten worden toegelaten.Ga naar voetnoot75 In 1870 ontstaat na verbouwing van een bestaand pand de kerk aan het Weenaplein; voor zover kan worden nagegaan heeft de gemeente daarvóór in de ‘aangepaste’ woning van Van den Oever aan de Raampoortlaan gekerkt. Op 4 september wordt voor het laatst gepreekt in het ‘Noodhulp Kerkje... Zeven jaaren op drie maanden na had de Gemeente zich daarin beholpen’.Ga naar voetnoot76
Af en toe wordt er een ‘Synodale vergadering’ gehouden. In 1869 één te Middelharnis en één te Kampen.Ga naar voetnoot77 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na het overlijden van C. van den Oever - in 1877 - wordt de gemeente gediend door zijn zoon Hermanus (1878-1881), Daniel Boeser van Smalen (1883-1897), Cornelis Pieneman (1898-1906), Gerrit Hendrik Kersten (1906-1912) en anderen na laatstgenoemde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De requesten van C. van den Oever c.s. aan de Koning in het tijdvak 1865-1868Afzonderlijk willen we stilstaan bij enige requesten door C. van den Oever c.s. in bovengenoemd tijdvak gericht aan de Koning. Ook eerder waren - zoals we zagen - verzoekschriften gezonden.Ga naar voetnoot78 Behalve het reeds genoemde, vermelden we hier een request van 1852 ‘om toelating als Gereformeerde gemeente onder 't kruis, zonder toepassing der bepalingen, gevorderd bij... het Koninklijk besluit van Januarij 1841’. De burgemeester van Rotterdam heeft op grond van dit laatste medewerking geweigerd ‘doch getuigt... dat de adressanten zich stil en ordelijk gedragen en geen de minste stoornis geven. Adviseert overigens toelating’. Maar bij dit en ook bij een volgend verzoekschrift (1853) stuit de erkenning uiteindelijk af op het woord ‘Gereformeerd(e)’ in de gekozen naam. De regering acht zich volgens de grondwet verplicht ‘de Kerkgenootschappen te beschermen en te handhaven bij hunne regten waaronder ook hunne titels behooren’. Alleen het Hervormd kerkgenootschap heeft aanspraak op de naam Gereformeerd.Ga naar voetnoot79
Na 1864 krijgen de requesten van de gemeente Van den Oever een ander karakter. Men blijft zich namelijk noemen ‘Gereformeerde gemeente onder het kruis in de Raampoortlaan’ sedert 1844 bestaande. Een request van 1865 alsmede één aan de minister van justitie worden afgewezen.Ga naar voetnoot80 Op 18 juni 1866 wordt een nieuw verzoekschrift ingediend.Ga naar voetnoot81 Het bevat niet minder dan 134 handtekeningen. De kerkeraad blijkt als volgt te zijn samengesteld: ds. C. van den Oever; ouderlingen: P. van der Leeuw, G. Noorlander: diakenen: W. Bom, A. Verkade. B. en W. van Rotterdam verklaren ‘... dat het de bedoeling der betrokkenen is om te trachten zich geregtelijk in het bezit te doen stellen van het kerkgebouw dat aan de gemeente behoort, bij welke van den Oever vroeger als leeraar dienst deed, en uit welke zijne bediening hij later is ontzet geworden.’. Verder spreken B. en W. van ‘de onbestemde benaming van gemeente onder 't kruis in de raampoortlaan die geen andere kan zijn dan de aldaar feitelijk bestaande kerk, die thans niet in het bezit van adressanten is’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hetzelfde dossier bevat een brief van Van den Oever van 6 augustus 1866. Hierin wordt van de tegenpartij (de kerkeraad ds. D. Klinkert) gezegd, dat zij bestaat uit ‘individuen welke de gemeente niet uitmaken, en ook niet vragen of vragen kunnen’ (namelijk te worden erkend) ‘...daar die lieden... niets meer verfoeijen dan de titel en de naam van “Gereformeerde Gemeente onder 't kruis”, maar zich openlijk en in gedrukte stukken noemen “de Oud-Gereformeerde Gemeente”...’. Van den Oever schrijft - voor het request van 18 juni 1866 is afgehandeld - een tweede brief, gedateerd 7 september 1866. Het is een ontboezeming: ‘Waarlijk, onze nood is groot. Wij moeten elken dag des Heeren, onze Godsdienst uitoefenen, gedeeltelijk in de ope lugt, dit kan in den zomer eenigszins geschieden, hoe wel met veel ontstichting! Doch in dit saisoen en vervolgens kan zulks niet geschieden want thans zouden de menschen in regen en wind moeten staan of zitten...’. Het wordt de autoriteiten hoe langer hoe meer duidelijk - mede op grond van de vermelde inlichtingen van B. en W. van Rotterdam - dat Van den Oever c.s. het volgende beogen: eerst door de landsoverheid te worden erkend als gemeente etc. aan de Raampoortlaan en daarna te trachten door een civiel proces in het bezit te geraken van de kerkelijke goederen van de gemeente Raampoortlaan, waar dan ds. D. Klinkert predikant is. Opnieuw wordt hierop geduid door het ministerie voor de Hervormde eredienst, naar aanleiding van een request van 1868: ‘...dat het niet blijkt, dat de adressanten het regt hebben voor de bewering, dat hunne gemeente sedert 1844 feitelijk bestaat’.Ga naar voetnoot82 De kleine stroom van requesten van Van den Oever en de grote van ambtelijke stukken over naam en erkenning van de gemeente van laatstgenoemde droogt eerst op, als de tot kerk te verbouwen opstal aan het Weenaplein is aangekocht; de adressanten hebben dan wel ingezien dat het vruchteloos is te trachten de kerk aan de Raampoortlaan in bezit te krijgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. De gemeente van de Goudsche wegGa naar voetnoot83Zoals we reeds zagenGa naar voetnoot84 verliet in 1858 een aantal leden de gemeente Raampoortlaan wegens ingrijpende verschillen met ds. C. van den Oever. In 1861 onttrok zich daaraan ook het gezin J.H.O. Lindeman - laatstgenoemde woont in deze tijd aan de Goudsche weg en drijft daar een fabriek van borstelwaren.Ga naar voetnoot85 Reeds vanaf 1858 vergaderen de ‘ontevredenen’ - we weten niet welke perso- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen van bovengenoemde groep en welke anderen - afzonderlijk, aanvankelijk ten huize van Hendrik Mondeloo en daarna in de fabriek van Lindeman. Na enige tijd laat laatstgenoemde aan de Goudsche weg een kerkje bouwen. Vooralsnog komt men niet tot instituering. De eerste voorganger is G.W.K. Hugenholz,Ga naar voetnoot86 namelijk in de jaren 1861 en 1862. Maar door een conflict met Lindeman wordt zijn relatie met de ‘Goudsche weg’ verbroken. De tweede voorganger is de zo bekende ds. S.M. Flesch; hij overlijdt te Rotterdam 9 december 1862. In het jaar 1863 komt het tot instituering: R. Veldman, kruisdominee te 's-Gravenhage ‘sticht’ de gemeente en deze wordt aanvaard op de Algemene vergadering van de Kruisgezinden gehouden in oktober 1863 te Amsterdam. Inmiddels is door toedoen van ds. Veldman de theologische student Leendert van der ValkGa naar voetnoot87 oefenaar van de jonge gemeente geworden. Samen met ouderling H. Mondeloo bezoekt hij de Algemene vergadering te Amsterdam.Ga naar voetnoot88 Het volgende jaar wordt hij geëxamineerd; Mondeloo en diaken C. Bal vertegenwoordigen dan de gemeente op de synode. Op 4 september 1864 wordt Van der Valk bevestigd. Geconstateerd wordt dat er nu twee Kruisgemeenten te Rotterdam zijn: die van de Raampoortlaan en die van de Goudsche weg.Ga naar voetnoot89 Landwehr typeert gemeente en predikant met de volgende woorden: ‘Naast de kerk in de Hovenierslaan en in de Raampoortlaan stond de kleine kerk aan den Goudschen weg. Zij was maar klein van kracht. Eigenlijk had, toen de achtergeblevenen van Van den Oever weder in de Gereformeerde Kerk werden opgenomen... de kerk aan den Goudschen weg aanstonds erkend moeten worden en had er ineensmelting moeten plaatsvinden... Het wil ons voorkomen, dat in die dagen de kerk aan den Goudschen weg, die gedurende de droeve dagen van Van den Oever de oude traditie der Gereformeerden hoog had gehouden, wel wat achter gezet is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D. Slotopmerkingen; Ledeboeriaanse gemeenteHoewel het tijdvak na 1869 buiten het bestek van dit boek valt, hierover een enkele opmerking. Al spoedig na de synode van de Afgescheidenen gehouden van 16 tot 23 juni 1869 te Middelburg, en de Algemene vergadering van de Kruisgezinden gehouden 24 juni 1869 te Amsterdam, kwamen de kerkeraden van de drie, dan Christelijke Gereformeerde kerken te Rotterdam, bijeen om te spreken over de nabije toekomst.Ga naar voetnoot92 De eerste vergadering werd gehouden 15 juli 1869, de tweede 24 juli. In principe werd besloten tot vereniging - ‘samensmelting’ - van bedoelde gemeenten. Dit zou onder meer inhouden: het formeren van één kerkeraad, ‘wisselbeurten’ voor de predikanten en het optreden als één rechtspersoon ten aanzien van de kerkelijke goederen. Met enige moeite die de plannen uiteraard meebrachten, werd besloten dat dit samengaan zou ingaan 1 januari 1870. Terwijl er in de gemeente Hovenierslaan en Raampoortlaan geen bezwaren rezen, bleek dit in de gemeente Goudsche weg wel het geval te zijn. Op 14 oktober 1869 onttrok deze zich aan de pogingen tot eenwording, en verklaarde zij schriftelijk te hebben besloten ‘als zelfstandige gemeente te blijven bestaan, zonder relatie tot de andere gemeenten alhier anders dan die uit classicale betrekkingen voortvloeit...’. Met andere woorden: haar relatie tot ‘Hovenierslaan’ en ‘Raampoortlaan’ zou niet verschillen van die tot de overige gemeenten in de classis Rotterdam. De classicale vergadering besloot in grote wijsheid, in deze situatie niet in te grijpen, en kwam tot de laconieke uitspraak: ‘De gemeente Goudsche weg zal op zich zelve blijven, tot den tijd, dat men de plaatselijke vereeniging treffen kan’.Ga naar voetnoot93 Eerst in 1882 wordt de ‘Goudsche weg’ opgenomen in de éne Christelijke Gereformeerde kerk te Rotterdam. Predikant is dan J.W.A. Notten; hij staat te Rotterdam van 1881 tot 1889.
Van circa 1870 tot 1937 heeft er te Rotterdam een (van oorsprong) Ledeboeriaanse gemeente bestaan; zij is voortgekomen uit een conventikel dat vaak door ds. L.G.C. Ledeboer werd bezocht. De kleine groep had haar kerkgebouw aan de Slachthuiskade. Haar eerste predikant was ds. Leendert van der Velde (1877-1901), de tweede Nicolaas Hendrik Beversluis (1901-1908).Ga naar voetnoot94 |
|