De Afscheiding van 1834. Deel 7. Classes Rotterdam en Leiden
(1986)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 16
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. AfscheidingMerkwaardig is dat de hervormde predikant H.P. de KanterGa naar voetnoot3 - zoals we reeds zagen in hoofdstuk 3 - begin 1836 verwachtte dat de Afscheiding te Brielle spoedig enige omvang zou krijgen. Immers, hij zag 50 potentiële Afgescheidenen, ‘meest bejaarde vrouwen en varensgezellen’. Als de gemoederen zouden worden ‘opgehitst’, voorzag hij dat 200 personen zich van de Hervormde kerk zouden losmaken.Ga naar voetnoot4 De Kanter schrijft: ‘In ons stedeke zijn er enkelen en die zijn dan ook boos. Over het geheel worden zij diep veracht, maar toch bij enkelen, voornamelijk onder de klasse der zeevarenden, hebben zij eenigen aanhang weten te maken. De meeste dier aanhangers durven zich echter niet regtstreeks openbaren en houden zich schuil en daarom is het moeijelijk derzelver getal te bepalen. Intusschen, er schijnt ook van hier een adres te zijn gepresenteerd van afscheiding. Het moet berusten bij justitie...’.Ga naar voetnoot5 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het heeft echter tot 1850 geduurd, aleer de Afscheiding te Brielle een organisatorische vorm verkreeg.Ga naar voetnoot6 Hoewel we weinig data vinden, staat het vast dat zich begin 1850 een groep personen afscheidt. In de notulen van de Hervormde kerkeraad van mei 1850 lezen we dat tien personen verklaren tot de gemeente der Afgescheidenen over te gaan.Ga naar voetnoot7 Twee maanden later vinden we: ‘Afgescheidene. Ter sprake is thans gebragt de zaak der afgescheidenen in onze gemeente. Met meerder en minder motiven heeft ieder der leden daarover zijn gevoelen kenbaar gemaakt. Er waren er, die wenschten dat de namen van hen die bij den kerkeraad hunne verklaring van afscheiding hadden ingediend in het openbaar van de predikstoel worden afgelezen. Anderen verlangden dat dit niet zoude geschieden. Eindelijk werd dit in omvrage gebragt. Evenveel bijval en afkeuring vonden beide gevoelens. De stemmen staakten. De voorzitter van zijn regt gebruik makende besliste de zaak ten voordeele van hen, die tegen de afkondiging waren, waarin de minderheid berustte...’.Ga naar voetnoot8 De afgescheiden gemeente te BrielleGa naar voetnoot9 wordt 15 mei 1850 door ds. H.B. Geuchies van Rotterdam, geïnstitueerd.Ga naar voetnoot10 De kerkeraad krijgt bij de stichting de volgende samenstelling: Pieter van Waardenberg, Izaäk van Oudenaarde, ouderlingen; Hermanus Weyerse, Jan van der Sluijs, diakenen. Al spoedig komen er moeilijkheden. Dit verwondert niet, aangezien - evenals in andere kleine Afgescheiden gemeenten - leiding door een eigen herder en leraar ontbrak; ook de classis Rotterdam, waarbij de gemeente zich aansloot, was te zwak bezet met predikanten om hulp te bieden door een consulent en door de min of meer regelmatige bediening des Woords. Reeds spoedig na de instituering komt men in aanraking met Pieter van Wagtendonk, dan te Rotterdam woonachtig. We zullen Van Wagtendonk ook noemen in de hoofdstukken over Rotterdam en Gouda, maar reeds hier zij het volgende vermeld.Ga naar voetnoot11 Na te Gouda ouderling en voorgan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ger te zijn geweest van de Afgescheiden gemeente, vinden we hem rond 1839 aldaar bij de Kruisgezinden. In 1846 verhuist hij naar Rotterdam en sluit zich weer bij de Afgescheidenen aan. In 1850 is hij ouderling; gedurende de jaren 1840 tot 1850 treedt hij op als oefenaar. Midden 1851 verhuist hij naar Brielle en oefent hij in deze plaats. Maar reeds in een ‘lastbrief’ van Brielle van april 1852 voor de classicale vergadering staat dat de beide ouderlingen hun ambtsbezigheden nalaten. Zij kunnen het niet met Van Wagtendonk vinden. De vergadering oordeelt ‘...dat zij zich met de gemeente moeten vereenigen, omdat zij zelf Wagtendonk verzocht hebben tot het oefenen, en hem nu niet mogen verwerpen om zwakheid, daar zij tot nog toe geen sporen van onregtzinnigheid hebben voortgebragt...’.Ga naar voetnoot12 Vier maanden later is de situatie niet verbeterd. Bovendien zou ds. Geuchies, de consulent, twist hebben veroorzaakt; hij zou zich, volgens de classicale vergadering, ten nadele van Van Wagtendonk ‘te gul hebben verklaard aangaande eenige zaken’. Beide partijen - Geuchies en Van Wagtendonk - verzoenen zich echter.Ga naar voetnoot13 Evenwel vraagt ds. Geuchies op de volgende vergadering aan Van Wagtendonk of deze alleen wegens werkeloosheid uit Rotterdam is vertrokken en naar Brielle gegaan, of met het oogmerk aldaar te oefenen; heeft hij zich ook niet ‘tot het oefenen ingedrongen?’. Van Wagtendonk antwoordt dat slechts werkeloosheid hem heeft gedreven. Ook nu verzoenen Geuchies en Van Wagtendonk zich.Ga naar voetnoot14 Korte tijd daarna wordt ds. G.J. Raidt consulent; hij zal deze taak vervullen van 12 februari 1853 tot 1 augustus 1856. P. van Waardenberg ‘keert terug’ en neemt zijn ambt van ouderling weer op.Ga naar voetnoot15 Ook I. van Oudenaarde belijdt schuld, maar dit gebeurt pas in 1856.Ga naar voetnoot16 Hij wordt niet hersteld in zijn ambt; echter in 1864 wordt hij opnieuw gekozen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Erkenning; leden in het tijdvak 1850-1869Op 3 juli 1854 wenden de kerkeraads- en andere leden, althans de meesten, zich tot de Koning met het verzoek | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Dat het Hoogstdezelve behagen moge, hen als eene Christelijk Afgescheidene gemeente te erkennen en even als hunne geloofsgenoten bescherming te verleenen.’ Medegedeeld wordt dat men de Dordtse kerkenorde en het reglement van Rijnsburg heeft aanvaard. Het request is getekend door 40 personen; ook wordt een totaal van 24 kinderen genoemd.Ga naar voetnoot17 We zien hieruit dat de gemeente midden 1854 circa 70 zielen omvat. Bij koninklijk besluit van 2 september 1854, no. 63, wordt de gemeente erkend.Ga naar voetnoot18 Als plaats van samenkomst wordt genoemd ‘het gebouw gelegen aan de Noordzijde van het Maarland, te Brielle, geteekend Wijk 5 No. 75, kadastraal bekend Sectie B No. 1114’.
We vermelden hieronder de namen van de ondertekenaars, alsmede van enige andere leden die we vonden in de nog te noemen notulen van 1861 tot 1871. Bij sommige personen noemen we een biografisch gegeven.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Gemeentelijk leven 1855-1869Na 1854 is het met de Afgescheiden gemeente te Brielle bergafwaarts gegaan. Hoewel in 1863 in het Jaarboekje nog wordt gesproken van 60 zielen, vinden we in 1865 en volgende jaren slechts 18 leden.Ga naar voetnoot19 Er wordt geen avondmaal gevierd en ‘de plaats harer bijeenkomst kan niet worden behouden’ tengevolge van de geringe opkomst en de financiële gevolgen daarvan. De classis geeft als advies de godsdienstoefeningen te houden ‘in een bijzondere woning’.Ga naar voetnoot20 Ruim een jaar later vraagt ouderling P. van Waardenberg aan de classicale vergadering zijn ontslag alsmede ontbinding der gemeente. De classis wekt op tot volharding.Ga naar voetnoot21 Ook de diakenen H. Weyerse en J. van der Sluijs ‘verlaten de godsdienst’. In 1860 verkeert de gemeente nog steeds in een ‘droevige toestand’. Het kerkgebouwtje is reeds twee maanden gesloten en er is in het geheel ‘geene dienst gehouden’. Deze situatie wordt mede veroorzaakt door ‘de zware en aanhoudende ongesteldheid van Br. Waardenberg, die niet konde voorgaan, ook zoo Br. Wagtendonk, en daar zij aan het bedrag van het gehuurde kerkgebouw niet meer konden voldoen,Ga naar voetnoot22 hebben zij besloten het meublement er uit te nemen en te bewaren’.Ga naar voetnoot23 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In april 1861 kan worden gerapporteerd, dat de toestand der gemeente enigszins gunstiger is geworden; ds. Chr. Steketee Azn. te Vlaardingen, is consulent.Ga naar voetnoot24 In dit jaar beginnen ook de (bewaarde) notulen van de kerkeraad.Ga naar voetnoot25 We lezen in die van 17 oktober 1861 - de eerste - dat de vergadering bestaat uit
De notulen die hierop volgen zijn van 3 februari 1863! De gemeente ondergaat dan een flinke aderlating: Jacoba Berkhout, J.W. Bernhard, Dirkje van Egmond, C. Hoogendorp, Jannetje van der Sluijs en Arij van der Zee gaan over naar de 28 januari 1863 geïnstitueerde kerk te Zwartewaal,Ga naar voetnoot26 terwijl aangaande Abram Schenk, Jan van der Sluijs en Johanna Wilh.a Smit wordt vermeld dat zij niet meer tot de gemeente behoren.Ga naar voetnoot27 Het jaar 1864 is zowel een dieptepunt als de tijd van een nieuw begin. Ouderling P. van Waardenberg overlijdt 9 mei van dat jaar. Uit de classicale notulen van enige maanden daarna blijkt dat de gemeente nog slechts vijf mannelijke, vier vrouwelijke ledematen en enige kinderen omvat. De gemeente begeert echter hartelijk te blijven bestaan.Ga naar voetnoot28 Iets dergelijks lezen we in de kerkeraadsnotulen van dezelfde tijd. Er is nog slechts één diaken, namelijk F. Schrooten. De vijf broeders, in vergadering bijeen, verklaren: ‘Wij zijn vereenigd in een en dezelfde Geest om Kerk te blijven en bij vernieuwing een ouderling te kiezen.’.Ga naar voetnoot29 Izaäk van Oudenaarde wordt dan gekozen en op 13 januari 1865 bevestigd door ds. P.J. de Groot van Schiedam. P. van Wagtendonk is wellicht - door ziekte of zwakte? - in deze tijd reeds op de achtergrond geraakt; bij de verkiezing krijgt hij twee stemmen tegen Van Oudenaarde drie.Ga naar voetnoot30 Blijkbaar is gedurende 1863 tot 1866 vergaderd ten huize van P. van Waardenberg, want een drietal jaren na diens overlijden verzoekt zijn weduwe - M.C. Helbeek - ‘een andere plaats te zoeken voor onze godsdienstige zaamenkomst’, waarop besloten is ‘voortaan bij I. van Oudenaarde onze bijeenkomst te houden in een kamer waar eenige reparatie aan te doen is...’.Ga naar voetnoot31 Na enige tijd worden stoelen, lampen etc. gekocht ‘voor de plaats van samenkomst’.Ga naar voetnoot32 Over het leven der gemeente in deze jaren tot 1869 valt niet veel te zeggen. Zij gaat geleidelijk weer groeien in tal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1872 klaagt ouderling I. van Oudenaarde op de classicale vergadering dat de gemeente geen plaats heeft om te kunnen vergaderen. Naar aanleiding hiervan wordt er door Van Oudenaarde en door ds. G.A. Kempff van Maassluis in De Bazuin een stukje geplaatst teneinde de zusterkerken met deze nood bekend te maken. Ds. J. Schuurman van Zwartewaal sluit zich hierbij aan in een artikeltje in genoemd blad en vestigt de aandacht op het feit dat in het jaar 1872 het derde eeuwfeest werd gevierd van het innemen van Den Briel door de Watergeuzen: de wereldlingen willen een beeld oprichten ‘maar de arme Gemeente, wat zal zij doen?’. De oproep tot steun voor kerkbouw te Brielle die aan deze stukjes was verbonden, vond in geheel Nederland weerklank, zodat een aanzienlijk bedrag binnenkwam.Ga naar voetnoot33 De classis Rotterdam benoemde een commissie die de zaken van de bouw met de kerkeraad diende te bespreken. De vraag rees daarbij - gezien de zwakheid der gemeente - aan wie het kerkgebouw zou toebehoren. Het antwoord, dat inhield dat de Christelijke Gereformeerde Kerk (de naam van het kerkverband van 1869 tot 1892) eigenares zou zijn, wekte verzet bij de kerkeraad, maar uiteindelijk legde hij zich daarbij neer. Op 29 augustus 1872 werd de eerste steen gelegd door A. Brummelkamp, hoogleraar aan de Theologische School te Kampen en 20 februari 1873 werd het kerkgebouw in gebruik genomen. De naam: Geuzenkerk - staande aan de Geuzenstraat. Eerst in 1913 werd het gebouw, volgens besluit van de generale synode van de Gereformeerde kerken in Nederland (de naam van het kerkverband sedert 1892), gehouden te Utrecht in 1908, door overschrijving op naam gesteld van de Gereformeerde kerk te Brielle.Ga naar voetnoot34
Op 18 oktober 1874 doet de eerste predikant van de gemeente te Brielle en van de Geuzenkerk zijn intrede: de 31-jarige candidaat I. Contant.Ga naar voetnoot35 Hij vertrekt naar Oud-Loosdrecht 4 mei 1879. |
|