De Afscheiding van 1834. Deel 7. Classes Rotterdam en Leiden
(1986)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 6
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. StructuurEen complicatie bij het beschrijven van bedoelde samenkomsten is het feit - zoals reeds in de ‘Inleiding’ aangeduid - dat een deel van ‘Zuid-Holland’ provinciaal met Utrecht vergaderde. Een verklaring voor deze willekeurig-lijkende indeling hebben wij niet gevonden.Ga naar voetnoot2 De eerste vergadering, waarbij afgevaardigden van de in 1837 te formeren classis Leiden etc. met Utrecht samenkwamen, levert ons slechts de vermelding op: ‘Vergadering van de Opzieners en Afgevaardigden der Provincie Utrecht en eenige plaatsen uit Zuid-Holland te Utrecht 26 Febr. 1836’. Met ‘eenige plaatsen’ zijn bedoeld - althans, dit zal zo worden voor het gehele tijdvak 1836 tot 1840: Bodegraven, Gouda, Katwijk, Leiden, Noordwijk en Woerden.Ga naar voetnoot3 Van dit zestal liggen er drie, vanuit Utrecht beschouwd, tamelijk diep in Zuid-Holland. Hierbij komt dat de samenstelling van de bijeenkomsten nogal eens is veranderd; zij loopt uit op een gecombineerde vergadering van afgevaardigden uit Zuid-Holland, Utrecht, Zeeland en ‘Beneden-Gelderland’.Ga naar voetnoot4 Afgezien van een enkele bijeenkomst ad hoc, die een plaatselijke aangelegenheid of twist behandelde, zijn volgens de collectie notulen, in chronologische volgorde de volgende vergaderingen gehouden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op de vergaderingen van 14 en 16-17 maart 1837 komen - zoals reeds in de ‘Inleiding’ vermeld - de classicale indelingen in Zuid-Holland tot stand. Op die van 14 maart, maakt ds. Scholte bekend dat hij is ‘losgemaakt’ van de gemeente te Doeveren en Genderen,Ga naar voetnoot7 ‘belovende aan de vergadering van nu aan zijne dienst aan de provincie Zuid-Holland meer bijzonder te wijden.’Ga naar voetnoot8 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. KerkenordeReeds op laatstgenoemde vergadering stelt ds. Scholte voor ‘om ernstiglijk te onderzoeken en in overweging te nemen, of ook niet, overeenkomstig den Woorde Gods, het ambt der ouderlingen is om de Sacramenten te bedienen’Ga naar voetnoot9 - een thema dat in 1840 zal terugkeren. Later in het jaar 1837, als men te Dordrecht is vergaderd, wordt een door Scholte opgesteld ontwerp van een kerkenorde, aangenomen.Ga naar voetnoot10 Deze zal als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Provinciale kerkenorde 1837’ de geschiedenis ingaan.Ga naar voetnoot11 Voordat tot onderzoek van het ontwerp wordt overgegaan, worden door de president (H.P. Scholte) en de secretaris (A.M.C. van Hall), de bezwaren van een provinciale vergadering van Overijssel tegen de gang van zaken medegedeeld. ‘Art. 5... Die bezwaren bestaan daarin, dat die vergadering meent, dat zoodanige kerkordening uit den boezem der geheele kerk zoude moeten voortkomen, en niet door een enkel persoon zijn opgesteld; dat voorts deze zaak, indien men daarmede voortging, aanleiding zou kunnen geven tot dwaling en verkeerdheden; dat gemelde vergadering ook geene nieuwe kerkordening noodig oordeelde, maar de oude,Ga naar voetnoot12 uitgenomen de daarin voorkomende erkenning van de heerschende magt der overheden en aanzienlijken in de kerk.’ De bezwaren van ‘Overijssel’ worden echter van tafel geveegd: ‘Art. 6. De provinciale vergadering is daarop van oordeel geweest, dat het ontwerp van zulk eene kerkordening niet wel door een aantal, maar wel geleidelijker door één of eenige personen, daartoe uit den boezem eener kerkvergadering gecommitteerd, kon worden opgesteld, zooals ook ten dezen geschied was; dat die kerkordening in den tegenwoordigen toestand der kerke voor deze provincie kon en behoorde te worden onderzocht, zonder de gelegenheid af te willen snijden, om daarover ook op eene nationale Synode, in overeenstemming met de andere provinciale vergaderingen te handelen; terwijl deze provinciale vergadering geene genoegzame reden vindt om het vaststellen van zulk eene kerkordening nog langer uit te stellen, niet meenende dat de oude kerkordening voldoende kan worden geacht, noch dat eene nieuwe daarom alleen, dat zij nieuw en provinciaal gearresteerd was, noodzakelijk aanleiding tot scheuring of ketterijen zou moeten geven.’ Aan de Provinciale kerkenorde 1837 is geen lang leven beschoren geweest. Toen in 1840 (synode Amsterdam) de Afgescheiden kerken voorgoed terugkeerden tot de oorspronkelijke vorm van de Dordtse kerkenorde, was er voor het geestesproduct van Scholte geen plaats meer. Behalve in de provincie Noord-Brabant, waar het onder leiding van ds. G.F. Gezelle Meerburg (te Almkerk) nog tot ongeveer 1849 werd gebruikt en als kerkelijk ‘wetboek’ gold. De kerken die Scholte volgden, kozen van circa 1840 tot hun terugkeer in het kerkverband voor het Utrechtse ‘huishoudelijk reglement’.Ga naar voetnoot13 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De zaken hier genoemd vinden een vervolg op de provinciale vergadering van 24 juli 1838, gehouden te Gorinchem. Inmiddels heeft dan, zoals we reeds zagen, de Utrechtse synode 1837 een kerkenorde aanvaard, een gewijzigde versie van de Dordtse.Ga naar voetnoot14 We lezen in de notulen van de genoemde provinciale vergadering: ‘Art. 5. Wordt overgegaan tot de behandeling der kerkordening te Utrecht ontworpen. Alle de broeders keuren dat ontwerp af, uit aanmerking van het daarin heerschende denkbeeld over de kerkregering. Sommige broeders hebben bovendien meerdere bepaalde aanmerkingen op onderscheidene artikelen gemaakt. Wordt besloten om dat ontwerp nog nader in de kerkeraden te onderzoeken, doch dezelve niet als regel onzer handelingen in deze provincie te volgen; maar ons integendeel te houden aan onze provinciale kerkordening, totdat er eene algemeene kerkordening, door alle de opzieners behoorlijk vertegenwoordigd, met gemeen accoord, is vastgesteld.’ De vergadering te Utrecht van 22 augustus 1839 wordt ook bijgewoond door ds. S. van Velzen, dan predikant te Amsterdam. Hij doet een voorstel de Dordtse kerkenorde weer aan te nemen en ontvangt van ds. Scholte een antwoord, waaruit duidelijk diens independentistische neiging naar voren komt: ‘Art. 46. De President betuigt voor de vergadering, dat hij niet alleen nooit zijne stem daartoe wenscht te verleenen, maar met alle mogelijke ijver dit in de gemeente zal trachten tegen te werken: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. SynodenIn hetzelfde kader - het hierboven gesignaleerde independentisme bij Scholte en diens volgelingen - komt bij herhaling naar voren, dat men zich in Zuid-Holland en Utrecht verzet tegen het houden van een synode. Vóór de landelijke vergadering van 1837, lezen we dat er uit de provincie Utrecht broeders zullen worden afgevaardigd ‘niet ter Synode, maar tot eene bijeenkomst, om met de andere broeders over de daar te behandelen zaken te spreken.’Ga naar voetnoot17 Reeds in de eerste helft van 1840, als de ‘tweede Amsterdamsche twist’ -waarbij de ouderlingen D.A. Budde en J.A. Wormser alsmede de diakenen H. Höveker en D. Lijsen werden geschorst door de kerkeraad waarvan ds. S. van Velzen praeses wasGa naar voetnoot18 - is ontbrand, komen Scholte en zijn aanhang in het isolement. Hieruit moet worden verklaard dat de ‘provinciale’ vergaderingen dan een groter gebied gaan omvatten, want er zijn reeds gemeenten die deze bijeenkomsten, onder voorzitterschap van Scholte, gaan mijden. De gebeurtenissen te Amsterdam zullen leiden tot de aldaar te houden synode eind 1840, op welke vergadering ds. Scholte wordt geschorst wegens zijn weigering schuld te belijden inzake laster over de prediking van ds. Van Velzen en wegens zijn niet willen aanvaarden van de Dordtse kerkenorde. In de handelingen van de vergadering van 24-25 april 1840 te Utrecht lezen we: ‘Art. 4. De President geeft... te kennen, dat hij niet voldaan heeft aan het bepaalde om een Reglement voor deze vergadering te stellen, uit hoofde van het zich meer en meer openbarende verschil van gevoelen onder de Afgescheidenen over de regering der Kerk. De President wenscht daarom deze vergadering te leiden, om te zien of er wezenlijk vereeniging in dit opzigt aanwezig is, kunnende alsdan op eene volgende vergadering zoodanig reglement van orde worden voorgedragen.’ In dezelfde vergadering delen de broeders uit Zeeland (J. van de Luijster, Borssele; A. Steketee, Nieuwdorp; J.P. Oggel, Axel) mede, dat zij ‘in last hebben’ het voorstel te doen, te trachten ‘eene algemeene synodale vergadering te beleggen, ten einde vereeniging te bewerken van vele in gevoelens zeer uiteenloopende Broeders en wel bepaaldelijk onder de Leeraars.’Ga naar voetnoot19 De president doet daarop mededeling van een brief door hem ontvangen van ds. H. de Cock te Groningen, waarin eveneens een synode wordt begeerd. Laatstgenoemde meldt daarbij dat het zijn bedoeling is op deze synode de Dordtse kerkenorde weer in te voeren. Ds. Scholte verklaart dat hij daarom tegen dit plan is ‘dewijl men zich vooraf de handen bindt, en een bepaling maakt, waardoor men belet wordt Gods Woord onbepaald en onverdeeld te volgen.’Ga naar voetnoot20 Na stemming blijkt, dat van de aanwezigen elf vóór en vijftien tegen het houden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van een synode zijn.Ga naar voetnoot21 Ds. Scholte doet daarna een poging de eenheid te bewaren, zoals we lezen in art. 27. ‘Daar de minderheid in haar oordeel niet bepaald wordt door de meerderheid, en er toch bij alle Broeders daarin eensgezinsheid schijnt te bestaan, om Gods Woord tot eenigen grondslag en regel te stellen, en tot geen ander doel eene vergadering te begeeren, dan opdat dit Woord heerschappij zal voeren, zoo stelt de President eene inmiddels geschrevene verklaring voor, in antwoord op de aanvraag van Ds. de Cock. Dit stuk luidt aldus: Ook op de laatste grote wapenschouw van alle kerken die Scholte in deze tijd nog min of meer volgen - de vergadering van 30-31 oktober 1840 te Dordrecht -komt de zaak van de (al kort daarna) te houden ‘algemeene kerkvergadering’ aan de orde. Voorgelezen wordt een mededeling van ds. A. Brummelkamp, dan te Schiedam maar evenwel niet aanwezig, gedaan namens de provinciale vergadering van Gelderland en Overijssel, betreffende het houden van een synode te Amsterdam. De mening onder de afgevaardigden is opnieuw verdeeld over het al dan niet zenden van de gevraagde afvaardiging van vier personen. Ook nu spreekt Scholte het ‘verlossende’ woord, door het volgende voorstel in te dienen. ‘Art. 36.... Daar het aanwezige verschil voornamelijk uit de Leeraars voortvloeit, wordt van wege deze vergadering aan Ds. Brummelkamp kennis gegeven van het algemeen verlangen der Broederen, dat allen, die als geordende Herders en Leeraars in de Gemeente dienen, te zamen komen, ten einde onderzocht worde, en aan de Gemeente berigt kan worden gedaan, of, en in hoeverre, de Leeraars vereenigd zijn in de gronden des geloofs en verdere kerkelijke zaken. Kunnende, in geval van vereeniging, daarna eene algemeene vergadering gehouden worden.’ Wij kunnen niet nalaten op te merken, dat dit voorstel, getoetst aan de regels van gereformeerd kerkrecht, gebaseerd op een al dan niet-gewijzigde Dordtse kerkenorde, kant noch wal raakte. Immers, de inhoud van het voorstel van Scholte kan als volgt worden geparafraseerd: er zal een vergadering van predikanten worden gehouden en afhankelijk van de afloop zal er al dan niet een synode worden belegd.Ga naar voetnoot22 Evenwel werd het aangenomen met algemene stemmen. Als uitvloeisel van dit besluit zien we Utrecht, Zuid-Holland, Zeeland en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Beneden-Gelderland’ niet vertegenwoordigd op de synode 1840 Amsterdam.Ga naar voetnoot23 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Leer- en regeerouderlingenOp dezelfde vergadering komt een vraag aan de orde, die ook in het jaar 1837 werd gesteld, namelijk ‘of de Regeerouderlingen het Sacrament des H. Avondmaals mogen bedienen?’. Ditmaal is de vraag gedaan door de kerkeraad te Vuren (Gld.). Hoewel advies vragende, heeft dit college voor zich zelf reeds neen gezegd.Ga naar voetnoot24 Ook in de kleine gemeente te ZwijndrechtGa naar voetnoot25 is onzekerheid over de grenzen van de bevoegdheid van de ouderlingen.Ga naar voetnoot26 Tijdens een uiterst verwarde discussie, komt er - uiteraard - geen duidelijk antwoord naar voren. Vele leden der vergadering zijn geneigd te zeggen - wellicht mede gedreven door het grote tekort aan predikanten - dat er van wezenlijk verschil tussen leer- en regeerouderlingen geen sprake is. Een advies, dat kennelijk is opgesteld door de afwezige ds. A. Brummelkamp te Schiedam, en dat duidelijk formuleert, dat, op grond van artikel 31 van de Nederlandse geloofsbelijdenis (‘Van de dienaren, ouderlingen en diakenen’) alsmede van het Formulier van bevestiging der ouderlingen (en diakenen) het aan de ouderlingen niet is toegestaan de sacramenten te bedienen, wordt min of meer terzijde gelegd.Ga naar voetnoot27 Zoals bij andere gelegenheden, ziet ds. Scholte wel aankomen, dat over deze zaak geen overeenstemming zal worden bereikt; en daarom doet hij het voorstel: ‘...om hierover op deze vergadering niet meer te handelen, dewijl het blijkbaar is, dat er geene duidelijkheid dienaangaande in het algemeen aanwezig is.’Ga naar voetnoot28 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. AvondmaalEen laatste verschil dat op deze vergadering aan het licht treedt, is gelegen in de vraag | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘...of bij ons bekende geloovigen, op wier zedelijken wandel niets te zeggen valt, doch nog niet van het Hervormd Kerkgenootschap zijn afgescheiden, tot het gebruik des H. Avondmaals in de Gemeente behooren te worden toegelaten, of daarvan geweerd?’Ga naar voetnoot29 Deze vraag had kort tevoren in de gemeente te Utrecht, waar zoals we zagen Scholte woonde en arbeidde, veel stof doen opwaaien.Ga naar voetnoot30 Hoewel de meeste afgevaardigden de vraag met ja beantwoordden, bleek al spoedig, dat er in tal van gemeenten sterke tegenstand bestond tegen wat we zouden kunnen noemen een beperkte vorm van open avondmaalsviering.
Het kan duidelijk zijn, dat onder de geschetste omstandigheden op den duur de voorwaarden voor een kerkelijk samenleven gaan ontbreken. Het proces van uiteengaan werd nog versneld door de reeds genoemde schorsing van ds. H.P. Scholte, een tweetal maanden later. De provinciale vergadering van eind oktober 1840 is de laatste geweest onder zijn praesidium.Ga naar voetnoot31 Er komt nu een hiaat in de bewaard-gebleven handelingen. De eerste vergadering van een gereconstrueerd provinciaal kerkverband is die van 13 december 1842, gehouden te Schiedam. |
|