De Afscheiding van 1834. Deel 6. Het Réveil en ds. H.P. Scholte. Correspondentie
(1984)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
Hoofdstuk 1
| |
[pagina 23]
| |
bezighoudt met de Heilige Schrift, de daarop betrekking hebbende literatuur en met de ontwikkeling van de godsdienstige zaken in Nederland.
De datum waarop de eerste brief is geschreven, staat niet geheel vast. Aangezien in het begin ervan wordt gesproken over een verblijven van Scholte te Zandvoort en de ‘Heeren Examinatores’ nemen we aan dat hij moet worden gedateerd met een dag in september 1832, kort voor het kerkelijk examen van H.P. Scholte, 5 oktober 1832. Het tweede schrijven draagt als kenmerk ‘Tusschen September en October 1832’. Dit zou er op kunnen wijzen dat het in gedeelten is tot stand gekomen. De schrijver duidt opnieuw op het onderzoek van Scholte door het Provinciaal kerkbestuur van Zuid-Holland.Ga naar voetnoot6 | |
I. Zonder datum en plaats; waarschijnlijk september 1832Geliefde Vriend en Broeder in den Heer ons Hoofd! Voor Uw vertrek had ik mij gevleid nog eenige oogenblikken het genoegen te zullen hebben van UEd. te zien. Althands niets van Uw vernemende, denk ik dat Gij Zandvoort verlaten hebt, en wellicht druk met de Heeren Examinatores aan den gang zijt. Schoon het nu wel geen kristelijke plicht is iemand te wenschen hetgeen (in zijn oog althands) kwaad is (neen zeker! dit is de juiste kracht van het gr.w.Ga naar voetnoot7 door de onze(n) ‘ik meene neen’ overgezet - Luc. XVII: 9 - volgens HerveysGa naar voetnoot8 aanmerking) zoo wensch ik deze Heeren (Dii majores!Ga naar voetnoot9) alevel wel een dubbele dosis dwaasheid toe, waarin ik meen niet tegen de kristelijke liefde te zondigen, opdat het blijke hier de opperste Wijsheid Gods de wijze vat in hunne arglistigheid, voor de wederhelft gevuld met de dwaasheid Gods die wijzer is dan het wijze in hunne onverlichte rede en natuurlijk gezond verstand. (Grooter Paradox is er wel niet alsdat de zieke op het genot van gezondheid roemen wil die hij niet bezit.) - En zoude ik Uzelve nu niets toewenschen? o ja! dat het God behagen moge door U de wijsheid der wereld tot dwaasheid te maken zoodat zij, hetgeen Gij zegt horende, daar niets tegen zullen hebben intebrengen en hun tot overtuiging zijn moogt. Hoe is het thands met onze vriend Cohlbrugge en zijne Zwitsersche reis, en zijn uittegeven geschrift?Ga naar voetnoot10 | |
[pagina 24]
| |
Het zou mij niet vreemd voorkomen indien het thands de weg des Heeren voor velen worden zal, die Hij in zijn wijngaard roept om elders gevormd te worden en wel ter plaatse als Genève,Ga naar voetnoot11 dat zulk een lichtende star ook voor ons vaderland dat zijn aanwezen aan de Hervorming te danken heeft, geweest is. Wij zijn overtuigd dat het geestelijk verval inzonderheid in de prediking de grootste en billijke proef is die God over een volk kon brengen, dat weigerde Zijn stemme te horen en zich Zijn Heerschappij (met de Heidenen psalm II) bij staatsbesluit onttrokken heeft.Ga naar voetnoot12 Doch wanneer het Hem nu behaagt de Muren van Sion weder op te bouwen, moet de verandering dan niet in de eerste plaats (niet via verbetering der bestaande inrichtingen tot opleiding van Leerraars en uit de terechtbrenging dier dwaalgeesten), maar voornamelijk uit de boezem der door haar verleid(e) en door die verleiding gestraft wordende kerk zelve? Het strijd(t) met de aart van een straftuig dat het in een voorwerp van zegen veranderen zou dat zegen uitstortte, hoezeer het oogmerk der toezending ook was dat er zegen het gevolg van zou zijn. - Hoe nader aan de toekomst van den Heer hoe nadrukkelijker de overeenkomst worden moet met de staat der kerk bij Zijn Hemelvaart. Daar is iets eigenaardigs in, dunkt mij, dat met de orde die God in Zijn bestuur houd(t) wel overeen schijnt te komen. Immers de eerste evangelieverkondigers hadden het niet van de wijze Schriftgeleerden geleerd, maar had de Heiland uit de boezem des Israelitischen volks zelf gekozen opdat het blijken zou dat dat werk niet uit de menschen maar uit God was, en op die wijze Hem de meeste eer zou worden toegebracht. En zoo schijnt het thands met de staat van het koningrijk des Heeren op de aarde ook te zijn. Immers niet alleen op de Hogescholen en leerstoelen horen degenen die zich op de prediking des Woords wenschen toeteleggen, hoort de gemeente de waarheid niet, (niet met die kracht van de zuiverheid; en niet der onderscheiding, hetgeen vooral voor hen zoo volstrekt vereischt wordt). Indien zij kennis aan de waarheid krijgen, het is door God den Geest, Die hen de Schrift leert verstaan, maar van die middelen van opleiding gebruik maken, wordt hun die wenschen eenmaal de waarheid te verkondigen belet. En dit is tot zegen voor velen, die anders zouden afgetrokken worden. En dit is geen verlies indien zij dus leerlingen des onfeilbaren Meesters worden. Aan Zijn voeten nederig en afhankelijk onderwezen te zijn, is genoeg om al de wijsheid der wereld te schande te maken. - Hoe komt dit alles UE voor? Bijzonder is het dat de geleerden het niet eens kunnen worden over de cholera en dat het een nieuwe ziekte is.Ga naar voetnoot13 Had God een bekende kwaal gekozen om Europa te kastijden, waarvan de besmettelijkheid, natuur, oorsprong en strekking bewezen was, men zou zich vergenoegd hebben met te zeggen: ‘ja, zoo en | |
[pagina 25]
| |
zoo is het’ en ‘het komt daar en daar van’, en daarmee af. Maar nu wekt de onbekende ziekte te meer vreze en niemand weet haar natuur (en) oorsprong te verklaren dan die van de opperste Medicijnmeester geleerd heeft hoe ziekte en pestilentie geessels in de hand der Godheid zijn en van haar geheellijk afhangen, en niet aan een toevallige samenloop van omstandigheden zijn toeteschrijven. Het is in deze ziekte bijzonder optemerken: van de plaats a wordt zij naar x en z overgebracht, terwijl b tot w en y verschoond blijven of als alles gedaan schijnt, aangetast worden. Wij zien zoo de engel der pestilentie het bevel ontvangen om die en die dorpel voorbij te gaan, en daar alleen de eerstgeborene te slaan waar God hem toezend. - Wij zien zoo in deze kwaal bijzonder dat zij geheel buiten de menschelijke berekening en kennis is en geen breidels aanneemt dan van God. Intusschen is zooveel uitgemaakt dat het een versterving is beginnende in de extremiteiten des lichaams, (Een ophouding van het leven.) die allerspoedigst toeneemt, tot zij het hart bereikt dat haar niet kan weerstaan. - Nu heeft onze vriend, de Hr. Capadose al voor vijf of acht jaar in zijn ‘bijdragen tot de bestr.d.vacc.’ of in de ‘herhaalde waarschouwing’ aangetekend, hoe hij een zwakheid en voosheid in de werking van het hart heeft waargenomen, als gevolg der vaccine... opmerkelijk!Ga naar voetnoot14 Mocht[en] nu, daar de gerichten des Heeren op aarde niet te miskennen zijn, de volken en inzonderheid Nederland gerechtigheid leeren. Mochten het Israël Gods vooral en wij die beter inzicht in het bestuur der Godheid wanen te hebben en anderen vermanen, zelf niet verwerpelijk worden! Ik althands moet met Newton, Cardiphonia 1:12 betuigen: hoewel ik deze dingen weet, treffen ze mij nauwelijks zoo veel als nodig is om mij indachtig te maken, dat dit weten niet genoeg is, en dat mijn gevoel er van niet groot genoeg is.Ga naar voetnoot15 Nu, lieve vriend! De genade zij met U. Bidden wij veel voor elkaar. Wij weten dat wij een goede grond hebben van de gerechtigheid van onzen Borg de zijnen toegerekend, om onzen Drieëenigen VerbondsGod te smaken.Ga naar voetnoot16 Dat het ons gegeven worde om zijn aangezichte te zoeken in oprechtheid, en geloof mij, in de hoop dat gij in een gelegen oogenblik mij met een regeltje overtuigen zult aan mij te denken, Uw liefhebbende en heilwenschende Broeder in den Heere Verschoon stijl en schrift. Ik wilde niet langer uitstellen met schrijven, anders schreef ik deze brief nog over! | |
[pagina 26]
| |
2. Haarlem ‘Tusschen September en October 1832’Ga naar voetnoot17Zeer waarde Heer, Beminde Vriend! Zoo zijt Gij dan gelukkig de engte van het Sinodale ThermopylaeGa naar voetnoot18 doorgekomen, en den zegevierenden standaart des geloofs, welken gij droegt, en voerde, is ongekreukt het moeilijk défiléGa naar voetnoot19 doorgetrokken! Uw wapenen waren krachtig door God tot nederwerping der sterkte van het Neologisme, en alle hoogte die zich tegen de kennisse Gods verheft. Zoo heeft het de vijand niet mogen gelukken u het voorrecht te schenken van om de waarheid vervolgt te worden, iets hetgeen wij, de overvloed der genade predikende, en ons in rust en zekerheid bevindende, niet vrezen, maar als het ons opgelegd wordt, bevinden hard voor het vleesch te zijn en niet zoo begeerlijk als wij ons te voren voorspelden. Wij moeten in het geval zijn, om onze zwakheid te gevoelen, maar God evenzeer danken dat Hij ons bewaard van niet in het geval en daaruit voortvloeiende verzoeking tot vallen en afvallen, te komen, als er in gekomen zijnde dat Hij er ons in ondersteund en voor verlo(o)chening bewaard! Hebt Gij nog iets van den verwachtten toeleg bemerkt of heeft men alle pogingen daartoe achterwege gelaten? Ik ben verlangend de afloop van dezen zaak van UWEd. zelf te vernemen. Ik heb mij dezer dagen bijzonder bepaald gevonden bij valsche stellingen van algeme(e)ne genade en algeme(e)ne verzoening, vooral bij de algemeene aanbiedingen van het Evangelie. Gaarne wil ik UWEd. de uitslag daarvan mededeelen, in de hoop van met Uwe terechtwijzing begunstigd te worden of door Uw overeenstemming versterkt te worden. Tot de tegenwoordige onbestemde voorstelling van de leer der vrije genade heeft (dunkt mij) de leer der algemene aanbieding van het Evangelie of Christus en zijn heilgoederen in het Evangelie geopenbaard, door de andersints rechtzinnige evangelieverkondigers van de vorige eeuw den weg gebaand. Geheel anders deden onze oude leeraars, b.v. een AlberthomaGa naar voetnoot20 bij wien men daar niets van vindt. Immers wanneer men het evangelie dus voordraagt, dat God elk zondaar (tot wien Hij het Evangelie in Zijn Woord of de prediking brengt) Zijn Zoon aanbied, en dan met het hinkende paard achteraankomt, doch slechts de uitverkorene ontvangen deel aan dien Christus, zoo is de sluitrede gemakkelijk op te maken; ergo: bied God deze of gene zondaar de zaligheid aan zonder van zints te zijn, hem die zaligheid deeláchtig te maken. Een zwarigheid waaruit de | |
[pagina 27]
| |
Arminiaanen dan ook niet ten onrechte de leer der vrije genade van onbestaanbaarheid met de trouwe Gods, de oprechtheid Zijner beloften, van bedriegelijkheid beschuldigen. Eene beschuldiging die geenzints weg te nemen is met aan te merken; de zondaar is ook niet gewillig, de zaligheid hem in het Evangelie aangeboden, aan te nemen, want de aanbieding geschied volgens hun, uit naam en op last van God, en is dus niet minder een daad van God als de toepassing en ligt in Gods onveranderlijke gezindheid om den zondaar te zaligen, hetzij hij gewillig zij op die wijze behouden te worden of niet. Indien de vrijheid des Evangeliums dus verstaan moet worden: dat God betuigt aan den zondaar: ‘Ik wil u zaligen’ en hij bij de uitkomst toch verloren gaat, blijkt het a posteriori dat het Zijn welbehagen niet geweest is hem te behouden, en dat dus die betuiging welke gezegd wordt dat het Evangelie behelsd, en tot ieder zondaar te spreken, tot wien het gebracht wordt, onwaarachtig is. Neen, wanneer God inderdaad aan elk zondaar laat verkondigen: Ik wil u zaligen, zoo moet dit waarheid zijn, en Hij zal hem zaligen en gewillig maken om in dien weg behouden te worden. Geheel anders is het met de Evangelie voorstelling zooals die in de H.S. wordt voorgedragen als een verkondiging. Zoo leerden de profeten: Het Kind is ons gegeven, de Zoon is ons geboren. En voor wien wordt verkondigd en bekendgemaakt - Eph. II:17 - dat zulks geschied is? Ons die geloven en geloven zullen, of wil men: ons menschen in tegenstelling van afgevallen geesten. Zoo droegen de Apostelen het Evangelie voor: ‘Zoo zij u allen dan bekend dat door Dezen vergeving der zonden verkondigd wordt en dat door alles waarvan’ enz.Ga naar voetnoot21 Zoo zij u allen kennelijk dat er geen naam gegeven is onder den ganschen hemel dan Jezus enz.Ga naar voetnoot22 De leer der zaligheid, bekend makende, aan elk waar zij kwamen, verkondigende; maar niet God bied(t) u, tot wien ik spreek, de zaligheid aan (maar stelt het al of niet in uw keus den Zaligmaker aan te nemen). Immers het Goddelijk oogmerk der Evangelieprediking moet dat zijn hetwelk er door bereikt wordt: de toebrenging der uitverkoornen. Aan zijn Heiligen zegt Paulus Col. 1:26 heeft God de verborgenheid der heerlijkheid, Christus, bekend willen maken. Deze leer verkondigen wij ieder en elk trachten wij dus tot de omhelzing derzelven te brengen. Wij leeren: er is geen zaligheid buiten Christus. Wij vermanen: neemt dan Christus aan en dringen die vermaning door 100.000 redenen aan; en die vermaning indien de kracht des H. Geestes dezelve vergezelt, bereikt dit oogmerk in alle uitverkoornen. Maar wij zeggen niet: ontvangt de Christus, want God bied(t) u Hem aan, terwijl het ons onbekend is of degeenGa naar voetnoot23 tot wien wij dus spreken onder het zegel der verkiezing liggen; maar wel bekend is dat aan de zoodanigen alleen den Zaligmaker door God gegeven zal worden. Dat wij niet weeten of degeen tot wien wij spreken, verkoren is, | |
[pagina 28]
| |
gerechtigd ons niet, daar wij in het boek des levens niet in kunnen zien, te veronderstellen hetgeen wij niet weten, en op die veronderstelling God gedachten des vredes toe te dichten en uit Zijn naam betuigingen aan die en die zondaar te doen, die ons onbekend zijn, en welken Hij misschien niet van voornemen is uit te voeren. En wat zegt Jezus zelve: Mijn Vader geeft u (niet bied(t) slechts aan en laat al of niet in uw keus) het brood des levens (aan te nemen).Ga naar voetnoot24 Indien gij het van den Vader gehoort en geleert hebt, en gij begeerte gevoelt om mij aan te nemen, zoo weest verzekert: Hij geeft u dat waar brood des levens, die (en die alleen) zal ik geensints uitwerpen.Ga naar voetnoot25 En is er na een voorbeeld hoe profeten en apostelen en de uiterste HoeksteenGa naar voetnoot26 derzelven, Christus onze groote Profeet en leeraar (hebben geleerd), nog eenig beroep op geringere gezanten nodig! welaan, laat het ons dan ook van de engelen uit den hemel gaan hooren, hoe zij het Evangelie verkondigen: Heden is geboren de Zaligmaker voor U die Hem aanneemt; ons getuigenis gelooft.Ga naar voetnoot27 Ziet hier, beminde Vriend! wat mij over dit onderwerp, zonder ik het merkte, uit de pen vloeide, en hetgeen ik verzekerd ben dat ook met Uwe wijze van zien, wat meer is, met de leer der waarheid die wij beiden wenschen meer en beter te leeren kennen en doordringen, overeenkomt. De Groote Herder die U verwaardigt tot den arbeid in zijn wijngaard te roepen, legge het woord der prediking in Uwen monde en verzelle hetzelve met de alleenwederbarende kracht des door Hem verworvene Geestes, opdat Gij tot rijken zegen moogt zijn voor vele zijner afgedwaalde, maar in eeuwige liefde gekende schapen. Te lang heb (ik) U reeds opgehouden; verschoon mijne onbedachtzaamheid, en bestraf mij door dezelfde daad. Zulks zal tot genoegen zijn van die zich teekend, met oprechte broederlijke groeten in den Heere, UWEd dienstw. dienaar en vriend L.W. Bilderdijk |
|