De Afscheiding van 1834. Deel 4. Provincie Utrecht
(1980)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 354]
| ||||||
Hoofdstuk 21
| ||||||
1. De afscheiding van de Hervormde kerkEnige van de in dit hoofdstuk te noemen personen, vermeldden we - het is één en andermaal gezegd - ook in het vorige hoofdstuk (Kockengen): | ||||||
[pagina 355]
| ||||||
Jan Fokker, Barend Karsemeijer, Arie Peet, Jacob van Vliet en Aalbert van der Vliet.
In het archief van de Hervormde gemeente van Nieuwer Ter AaGa naar voetnoot5 vinden we dat Barend Karsemeijer, geboren in 1799 te Maarsseveen en wonende te Oukoop, van beroep veehouder, zich als eerste met zijn vrouw Hilletje Langendijk en vijf kinderen afscheidt. Het echtpaar is in 1831 van Oud-Loosdrecht verhuisd naar een boerderij aan de Oukoopse Dijk, welke loopt langs de Oukooper Wetering. Barend Karsemeijer is diaken. Op 19 april 1836 verschijnt hij als ‘gedaagde’ voor de kerkeraad van de Hervormde gemeente. ‘Zich niet meer kunnende vereenigen met onze prediking en de bestaande Kerkelijke verordeningen, had hij verzocht ontslagen te worden van zijn ambt. Na gedaan bezoek in zijn woning was bevonden dat hij onverzettelijk was; 14 dagen daarna - 11 April - zond hij zijne brief van afscheiding der gemeente; daarop is hij schriftelijk verzocht om voor de Kerkeraad te verschijnen. Op dit verzoek verscheen hij heden. Na stellige beantwoording dat hij het voor God verantwoorden kon, om zijne afgelegde belofte als diaken dezer gemeente te verbreken, is hem rekening gevraagd zijner gehoudene administratie...’. KarsemeijerGa naar voetnoot6 wordt op 25 mei 1836 gevolgd door Aalbert van der Vliet, geboren in 1784, eveneens veehouder, wonende onder Portengen of in het naburige Ten Bosch. Hij scheidt zich af met zijn vrouw Mensje Vermeulen en zes kinderen. Verder vinden we in de ‘Lidmatenlijst’ nog de volgende aantekeningen aangaande afscheiding - zij staan alle geregistreerd op 21 juli 1836.
Verder vinden we nog bij de ondertekenaars van de requesten 1836 en 1837:Ga naar voetnoot9 | ||||||
[pagina 356]
| ||||||
Wellicht hebben deze personen zich te Loenen afgescheiden. Hun namen worden te Nieuwer-Ter-Aa niet genoemd.
Van deze kleine gemeente, die slechts zes jaar heeft bestaan is verder nagenoeg niets bekend. In de provinciale notulen 1836 tot 1840Ga naar voetnoot10 wordt vermeld, dat zij en Oud-Loosdrecht een classis vormen. In 1840 lezen we dat de gemeente ‘in broederlijke liefde en vereeniging leeft’. A. van der Vliet wordt steeds ouderling genoemd, B. Karsemeijer éénmaal diaken.Ga naar voetnoot11 Misschien is ook Jan Fokker ambtsdrager geweest. | ||||||
2. De bijeenkomst van zondag 27 november 1836Wellicht zouden wij de schaarse gegevens over de gemeente te Loenersloot c.a. hier en daar in het vorige hoofdstuk hebben ingevoegd, ware het niet dat er op bovengenoemde datum een ‘ongeoorloofde bijeenkomst’ is gehouden ten huize van Barend Karsemeijer, waarover enige interessante gegevens zijn bewaard gebleven. Karsemeijer woonde toen, als gezegd, aan de Oukoopsche Dijk.Ga naar voetnoot12 Op zondag 27 november 1836 preekte ds. H.J. Budding aldaar ‘in de koestalling’ voor meer dan vijftig personen.Ga naar voetnoot13 Wij zagen hem in die dagen ook in andere plaatsen optreden, zo te Westbroek op donderdag 1 december. De burgemeester J. Sanderson moet op de hoogte zijn geweest van het voornemen de samenkomst te houden. Want als hij zich naar de plaats van het ‘misdrijf’ begeeft, vergezeld van een assessor en de veldwachter te Loenen, staat er al een detachement lanciers op de Oukoopsche Dijk te wachten. De burgemeester met zijn gevolg alsmede de wachtmeester van de kleine stoet ruiters treden de stal binnen, waar ds. Budding staat met een opengeslagen Bijbel voor zich. Eerstgenoemde gelast beëindiging der vergadering. Deze sommatie wordt tweemaal herhaald, maar zonder gevolg. Dan zegt hij dat de hulp van de gewapende macht zal worden ingeroepen. Eerst na deze waarschuwing gaat het gezelschap uiteen. Geconstateerd wordt dat behalve J. Fokker, B. Karsemeijer en A. van der Vliet aanwezig zijn, onder anderen: W. Karsemeijer (een broer van Barend), Arie Verburg (36), werkman, beiden wonende te Loosdrecht en Jan Molenaar Han- | ||||||
[pagina 357]
| ||||||
cock (63), rentenier, wonende te Loenen.Ga naar voetnoot14 H.J. Budding en B. Karsemeijer worden 10 januari 1837 te Utrecht beboet, respectievelijk met ƒ 25,- en ƒ 8,-, maar in appèl te Amsterdam vrijgesproken.Ga naar voetnoot15 Blijkbaar zijn de lanciers niet lang in Oukoop gebleven. Reeds op zaterdag 3 december 1836 schrijft de burgemeester aan de gouverneur:Ga naar voetnoot16 De assessor Korver stemde met mij overeen om dus geen langer verblijf dan tot aanstaande Dingsdag van het detachement aan UHoogEdGestr. voor te dragen, omdat hal(s)starrigheid en ongehoorzaamheid toch bij deze Separatisten blijft standhouden, terwijl de inkwartiering, waarvoor zij ad 35 centen per hoofd gededommageerdGa naar voetnoot17 worden, voor hen geene straf uitmaakt. |
|