De Afscheiding van 1834. Deel 4. Provincie Utrecht
(1980)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 309]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 19
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boer’. Het is niet duidelijk, bij wélke gemeente - wellicht bij die te Oudewater.
Linschoten is gelegen ongeveer 4 kilometer ten zuid-oosten van Woerden en circa 6 kilometer ten noorden van Oudewater, in het grensgebied van de provincies Utrecht en Zuid-Holand. In 1835 wonen er 532 Hervormden en 297 Roomsen; in 1836: 511 Hervormden, 305 Roomsen en 35 Afgescheidenen, totaal 851 zielen. De middelen van bestaan zijn landbouw, veeteelt en het maken van klompen. ‘Men heeft er hooge koorn- en schoone weilanden, alsmede groote boerenhoeven.’ (Van der Aa.) Een voor die tijd welvarend dorp.
Wat wij weten omtrent de Afgescheidenen te Linschoten en omgeving is voornamelijk hetgeen is bewaard gebleven in het archief van de burgerlijke gemeente, het Algemeen Rijksarchief en enige rechterlijke stukken. Notulen van de Afgescheiden gemeente zijn tot heden niet gevonden en wellicht nooit gemaakt. Een enkel gegeven vinden we in de provinciale notulen 1836-1840Ga naar voetnoot5 en in de archiefstukken van de Kruisgemeenten.Ga naar voetnoot6 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Rapporten en processen-verbaalGa naar voetnoot7In een schrijven van 29 augustus 1835 vraagt de gouverneur van de provincie Utrecht aan de burgemeester van Linschoten, Gerard van Dam, of het hem bekend is, dat ds. H.P. Scholte in zijn gemeente heeft gepreekt. De burgemeester antwoordt, dat het voornemen wel heeft bestaan, maar dat de bijeenkomst niet is doorgegaan.Ga naar voetnoot8 Dit antwoord is in overeenstemming met wat we vinden in de ‘Lijst der texten’: Scholte heeft nimmer te Linschoten of in het aangrenzende Snelrewaard en Wulverhorst gepreekt. Volgens Van Dam is één van de leiders van de ‘secte’ namelijk Johannes Gersie een gegoed persoon, van beroep klompenmaker en koopman, ‘die alhier vele vaste goederen bezit’. Een andere voorman, Sijmen Niermeijer is ‘een groote klompenmakersbaas, werkende met verscheidene knechts en...’.Ga naar voetnoot9
Burgemeester Van Dam heeft blijkbaar weinig lust gehad de Afgescheide- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen in zijn gemeente, die hij moet hebben gekend als rustige en gezeten burgers, te gaan vervolgen. Hierbij komt dat het verschijnsel ‘gezelschap’ in Linschoten niet in 1834 is ontstaan. Het was blijkbaar nodig, dat de gouverneur hem moest aanmanen zijn plicht te doen ten aanzien van de verboden godsdienstige samenkomsten. Dit blijkt uit een schrijven van 27 mei 1836, waarin de gouverneur vraagt of het waar is, dat er kortgeleden zulk een bijeenkomst is geweest. Per omgaande antwoordt Van Dam, dat er op zondag 8 mei inderdaad een vergadering is gehouden ten huize van Johannes Gersie, en dat ds. H.J. Budding haar heeft geleid. Hij heeft echter in deze zaak niet gehandeld, aangezien naar hem bekend was, Scholte door een rechtbank was vrijgesproken. De burgemeester zal eerlang vanwege deze tegen de bevelen van de regering ingaande houding, een flinke reprimande krijgen, maar reeds daarvóór wordt het hem duidelijk, dat hij proces-verbaal moet opmaken, als er in zijn gemeente een ongeoorloofde samenkomst, dat wil zeggen één van meer dan twintig personen, wordt gehouden. Op 29 mei 1836 preekt Budding opnieuw te Linschoten ten huize van Gersie, hij doopt kinderen en bevestigt een huwelijk. De burgemeester zendt zijn proces-verbaal aan de vrederechter te Maarssen en Budding wordt op 27 september 1836 veroordeeld tot een boete van ƒ 25,-.Ga naar voetnoot10 Toen Budding preekte, was de eerste kerkeraad reeds bevestigd. We weten niet wanneer dit is gebeurd, maar reeds op de provinciale vergadering gehouden te Utrecht op 26 februari 1836Ga naar voetnoot11 is Sijmen Niermeijer als ouderling aanwezig; in 1837 lezen we ook van de afgevaardigde diaken J. Gersie.
Burgemeester Van Dam heeft op de zondagen na 29 mei eveneens procesverbaal opgemaakt vanwege het houden van ongeoorloofde samenkomsten: 5 juni (samenkomsten te 9 uur, 1.30 uur en 5.30 uur aanvangende), 12 juni, 19 juni, 3 juli en 10 juli 1836. Naar aanleiding daarvan zijn zowel J. Gersie, die steeds zijn woning beschikbaar stelde als S. Niermeijer door de rechtbank te Utrecht beboet, maar in appel te Amsterdam vrijgesproken.Ga naar voetnoot12
Wij noemen nu eerst de namen van degenen die volgens deze processenverbaal van de burgemeester in één of meer van de genoemde samenkomsten aanwezig waren. Daarna zullen we enige bijzonderheden uit de bedoelde stukken vermelden. Een R achter een naam betekent: tekende het request aan de Koning van 1836 (hoofdstuk 3) of een verzoekschrift van 1837.Ga naar voetnoot13 In beide requesten vroeg, zoals we reeds zagen, de gemeente vrijheid van godsdienstoefening. We weten dan zeker, dat de in de vergadering aanwezige persoon lid was van de Afgescheiden gemeente. De anderen waren wellicht belangstellenden.Ga naar voetnoot14 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan het proces-verbaal van de burgemeester van Linschoten van 5 juni 1836 ontlenen we het volgende. Te negen uur werd er een bijeenkomst gehouden ten huize van Johannes Gersie. In één der ‘achtervertrekken’ van het huis waren ruim dertig personen aanwezig. Zij hielden zich bezig met onder meer het zingen van psalmen. Op de vraag ‘wat de redenen waren dezer bijeenkomst’ werd door Gersie geantwoord ‘dat zij aldaar vereenigd waren tot het dienen en verheerlijken van God, en het houden eener godsdienstige vereeniging’. Aan de aanmaning van de burgemeester uiteen te gaan, wordt geen gevolg gegeven. Sijmen Niermeijer riep de verzamelde menigte toe: ‘Blijft maar, alles wat er van komt, is voor mij.’ Laatstgenoemde vervolgde daarop de godsdienstoefening ‘door het geven van uitleggingen omtrent eenige Bijbeltexten, het opgeven en doen zingen van psalmen...’. De | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bijeenkomst werd circa half twaalf gesloten met een gebed door Joh. Gersie. Deze verzorgt tevens een collecte, als de kerkgangers vertrekken. Op dezelfde dag worden nog twee samenkomsten gehouden, die elk ongeveer twee uur duren. Van de ochtendbijeenkomsten op 12 en 19 juni, respectievelijk gehouden ten huize van Gersie en Niermeijer, zijn eveneens processen-verbaal bewaard gebleven. Op 3 juli verschafte Niermeijer zowel 's morgens als 's middags onderdak aan de Afgescheidenen. Gersie had op deze dag de leiding van beide samenkomsten; de middagdienst bestond uit ‘het overhooren der Catechismus en het doen van een gebed enz.’ De gewapende macht is, wonder boven wonder, niet opgetreden in Linschoten. Op grond van de omstandigheden - het bij herhaling weigeren uiteen te gaan na door de burgemeester daartoe gegeven bevel - mocht dit optreden wel worden verwacht. Echter: op 19 september 1836 kan de burgemeester aan de gouverneur schrijven, dat de Afgescheidenen te Linschoten waren overgegaan ‘des Zondags in tweeën beneden het getal van 20 personen te vergaderen ter voorkoming van alle onaangenaamheden’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Vonnis van 20 december 1838Ga naar voetnoot15Toch is aan het uitsluitend beneden de twintig personen tezamenkomen niet steeds de hand gehouden. Het zal met name niet uitvoerbaar zijn geweest, als een oefenaar van buiten de gemeente optrad. Zo op 23 september 1838. De gemeente te Linschoten heeft dan reeds contact met de Kruisgezinden, elders in het land. Uit verklaringen van de burgemeester en de veldwachter Dijkgraaf blijkt, dat er op deze dag een ‘oefening’ is gehouden ten huize van Johannes Gersie, waar de later zo bekende Kruisdominee Wolter Wagter SmittGa naar voetnoot16 de leiding heeft gehad. Bijeen waren 40 à 50 personen. De burgemeester zegt tegen Gersie, dat men bijeen is strijdig met de wet. Deze verklaart dit niet te weten. Daarop verlaat een aantal personen de vergadering, zodat er niet meer dan twintig overblijven, de inwonenden niet meegerekend. Op de vraag van de burgemeester ‘wat die Vergadering ten oogmerk had’, krijgt hij ten antwoord ‘om den Heere te dienen’. Aanwezig waren onder anderen: Dirk van Baren (29), landbouwer te Snelrewaard; Gerrit de Heer (38), bouwman te Willescop - hij woont op 1 uur gaans van de vergaderplaats; Marrigje Verhoef (37), huisvrouw van Klaas Verdel, wonende op de watermolen onder Wulverhorst, een half uur gaans van Linschoten - zij verklaart voor de rechtbank iedere zondag bij Gersie te komen - ‘deze leest dan uit Gods Woord, bidt en dankt’; tenslotte de ‘beklaagde’ Gersie - deze zegt desgevraagd tegen de rechter van instructie dat iedere zondag in zijn woning godsdienstige bijeenkomsten worden gehouden. De rechtbank legt hem ƒ 8,- boete op. En daarmee is - voor zover we weten - de vervolging te Linschoten tot een einde. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Provinciale notulen 1836-1840Op 16 maart 1837 wordt Linschoten ingedeeld bij de classis Woerden, die behalve haar, Kockengen en Woerden omvat. Ook aan deze gemeente is de onderlinge verdeeldheid niet bespaard gebleven. In 1837 vraagt ouderling Sijmen Niermeijer op de provinciale vergadering of het de watermolenaar - Klaas Verdel - geoorloofd is ‘te malen op den dag des Heeren, 't welk de bezitters der molens eischen’. De vergadering oordeelt dat dit niet geoorloofd is. Ook vraagt ‘Linschoten’ of men afgesnedenen uit de vergadering mag weren. Het antwoord luidt: ‘Indien de personen geene dadelijke wanorde in de vergadering verwekken, houdt men (het aanwezig-zijn) voor geoorloofd.’ Eind 1837 en begin 1838 horen we voor het eerst van de personen die de voormannen van de Kruisgezinden zullen worden - in Zuid-Holland onder anderen Cors Noorduyn te Noordwijk en Abraham F[l]ier te Woerden. Woerden laat in april 1838 aan de provinciale vergadering van Utrecht (en een gedeelte van Zuid-Holland) schriftelijk weten, van het kerkverband ‘te zijn gesepareerd’. Op dezelfde vergadering wordt medegedeeld, dat er een brief is ingekomen van de gemeente Linschoten en OudewaterGa naar voetnoot17, waarin wordt verklaard, dat men zich afscheidt van het kerkverband, daar men zich niet kan verenigen met de besluiten van de synode gehouden te Utrecht van 28 september tot 11 oktober 1837. Ouderling Sijmen Niermeijer, ter vergadering aanwezig, zegt zich van het besluit van zijn gemeente te distanciëren.Ga naar voetnoot18 Hij deelt zowel mondeling als schriftelijk mede ‘dat hij geheel op zichzelven stond, hetwelk bevestigd werd uit een brief, door de opzieners dier gemeente aan Niermeijer ingezonden, waarbij zij de gemeenschap der Kerk opzeggen, op grond dat de GemeenteGa naar voetnoot19 van de oude paden zou zijn afgeweken’. In artikel 9 van de notulen van bedoelde provinciale vergadering (19 april 1838) lezen we Is gehandeld over de plaats gehad hebbende geschillen in de Gemeente Linschoten, en Woerden, welke gemeenten bezwaren hadden tegen de voorbereidende Artikelen der Utrechtsche Synode.Ga naar voetnoot20 Dezelve zijn in de vergadering gelezen, in rondvrage gebragt of de onderscheidene broeders er ook eenig bezwaar tegen mogten hebben, en zijn goedgekeurd. Door Broeder Niermeijer is voorgesteld om een uiterst middel te beproeven met eene Commissie te benoemen, die gezegde Gemeente zal vermanen, om tot de gemeenschap der Kerk weder te keeren; bij weigering in deze naar den Woorde Gods te handelen in het uitoefenen der Chris- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
telijke tucht. De Broeders tot deze Commissie benoemd zijn Ds. Scholte, (Klaas) van Wijk (Bodegraven) en (Filippus H.) Reijmerink (Oud-Loosdrecht). Het heeft niet mogen baten. In de vergadering van 7 maart 1839 doet ds. Scholte verslag van de handelingen der commissie. Woerden wilde haar in het geheel niet ontvangen en had dit schriftelijk laten weten. Kockengen heeft ‘het opzigt opgenomen op de overblijvenden en terugkeerenden’.Ga naar voetnoot21 ‘Te Linschoten was een dergelijke brief als te Woerden afgezonden, doch te laat om de Commissie te verijdelen. De Commissie had den geheelen Kerkeraad van Linschoten aangetroffenGa naar voetnoot22, doch de vooroordeelen waren zoo groot, dat alle gesprek geheel vruchteloos bleef, en hoewel men zeide niet in ales met (A.) Flier in te stemmen, was de overhelling naar scheuring zoo zigtbaar, dat verdere onderhandeling geheel vruchteloos is geoordeeld.’ Zoals reeds gemeld, onttrekt ouderling S. Niermeijer zich aan de ‘scheuring’. Van deze tijd worden de gemeenten te Woerden en Linschoten gerekend buiten het kerkverband te staan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. KruisgemeenteVan 1839 tot midden 1844 is er aangaande Linschoten nagenoeg niets bekend. Maar op 4 en 5 juni van laatstgenoemd jaar ontvangt zij in haar midden de eerste ‘Algemeene (kerkelijke) vergadering van de (Oud-) Gereformeerde Kerk in Nederland’.Ga naar voetnoot23 Volgens kadastrale gegevensGa naar voetnoot24 - men zie het hier afgedrukte kaartje - woonde Johannes Gersie tussen 1817 en 1839 in één van de huizen op de percelen 398 en 399. En vanaf 1839 in het huis op perceel 386. In dit huis - dat thans nog bestaat - zal de eerste synode van de Kruisgezinden zijn gehouden. Er was voldoende ruimte voor het wekelijks ontvangen van 30 à 40 kerkgangers, zodat ook de circa 20 leden van de synode er hun arbeid wel hebben kunnen verrichten.Ga naar voetnoot25 Aanwezig zijn opzieners en afgevaardigden van 11 gemeenten, die allen met name worden genoemd. We vermelden: Wolter Wagter Smitt, predikant te Zalk; ds. Bastiaan Sterkenburg, Giessendam; ds. Cors Noorduyn, Noordwijk aan Zee; ds. Willem Coenraad Wüst, Den Helder. Van Linschoten zijn aanwezig: Johannes Gersie, ouderling; Willem Booy en Gerrit de Heer, diakenen. Aangezien de vergadering te Linschoten werd gehouden, mogen we wel aannemen dat de drie laatstgenoemden de kerkeraad vormden. De volgende algemene vergaderingen - zij werden jaarlijks gehouden - geven | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het huis waar Johannes Gersie woonde. Foto Nederlands Dagblad, Tj. S. de Vries.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Het dorp Linschoten’ omstreeks 1832. Kadastrale kaart. Joh. Gersie woonde eerst in één van de huizen op de percelen 398 en 399. In 1839 verhuisde hij naar de woning op perceel 386. Opnieuw getekend door mej. I. Slager.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ons bijna geen bijzonderheden over Linschoten. In 1847, te Rotterdam, is Willem Booy als ouderling aanwezig; in 1851, te Apeldoorn, eveneens. Maar geleidelijk aan voltrekt zich een verandering. Wordt in 1848 Linschoten nog genoemd als een afzonderlijke gemeente, in 1849 is voor het eerst sprake van die te Woerden en Linschoten. Kennelijk is toen een combinatie of samensmelting tot stand gekomen. Wij lezen van de gecombineerde gemeente eveneens in de handelingen en lastbrieven over de jaren 1850 tot 1856. Vanaf 1857 tot 1869 vinden we: de gemeente te Woerden.Ga naar voetnoot26 Vermoedelijk is in het tijdvak 1849-1856 de gemeente te Linschoten geheel in die te Woerden opgegaan. In 1869 verenigt de Kruisgemeente in laatstgenoemde plaats zich met het verband van de overige Afgescheiden kerken. Na de vereniging van 1892 maakt Woerden zich los van de Gereformeerde kerken in Nederland en zet zij haar bestaan voort onder de naam Christelijke Gereformeerde kerk. De Gereformeerde kerk aldaar staat bekend als een Doleantie-gemeente; als datum van haar instituëring vermeldt zij 27 december 1887. |
|