De Afscheiding van 1834. Deel 4. Provincie Utrecht
(1980)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 13
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De eerste Afgescheidenen te De Bilt en ZeistIn hoofdstuk 3 (de requesten aan de Koning van 1836) hebben we reeds kunnen lezen van enigen der eerste Afgescheidenen in de burgerlijke gemeente De Bilt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hieronder noemen we de namen (met vermelding van enige bijzonderheden) van alle Afgescheidenen van het eerste uur, door ons gevonden, in de burgerlijke gemeenten De Bilt en Zeist. De lijst is gebaseerd op de ondertekening van genoemd request van 1836, op het nog te vermelden verzoekschrift aan de Koning van 1841, archief Herv. gemeente te De Bilt (Handel. van de kerkeraad, 6 okt. en 1 dec. 1836) en archief Herv. gemeente te Zeist (Lidmatenregister 1783-1861).Ga naar voetnoot2
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Bijeenkomst september 1836Op 18 september 1836 wordt er een ‘bijeenkomst’ gehouden ten huize van Hermanus Veenendaal, oud 36 jaar, wonende te De Bilt.Ga naar voetnoot5 De vergadering wordt geleid door H.G. Klijn, kamerbehanger, te Utrecht. In totaal zijn 50 à 60 personen aanwezig, onder wie ook niet-afgescheidenen.Ga naar voetnoot6 In het proces-verbaal van de burgemeester van De Bilt lezen we dat twee assessoren van de gemeente, vergezeld van een veldwachter en een ‘dienaar der justitie’ naar het huis van H. Veenendaal zijn gegaan. Aan de aanmaning uiteen te gaan, werd niet voldaan. Klijn antwoordde één der assessoren dat ‘het lezen in den Bijbel niet was verboden’. Veenendaal wordt door de rechtbank te Amersfoort veroordeeld tot een boete van ƒ 25 vermeerderd met de kosten,Ga naar voetnoot7 maar in appèl door die te Amsterdam vrijgesproken.Ga naar voetnoot8 Naar aanleiding van de godsdienstoefening bericht de gouverneur aan de minister van justitie, dat ‘bij eene onverhoopte vernieuwing van zulk eene bijeenkomst de maatregel van militaire adsistentie zal worden toegepast’.Ga naar voetnoot9 En aan de burgemeester van De Bilt schrijft de gouverneur op 22 september,Ga naar voetnoot10 dat ‘aanstaande Zondag’, dit is 25 september 1836, des morgens een militair detachement in genoemde gemeente zal arriveren. Mocht een bijeenkomst van meer dan twintig personen laten blijken niet te willen uiteengaan nadat dit gelast is, dan zal deze sommatie driemaal worden herhaald. Daarna moet de veldwachter ‘de ontbinding beproeven’ en wanneer ook dit vruchteloos zal wezen, dient de gewapende macht te handelen. Deze zal ‘zorgvuldig in acht nemen, dat niet dan in den uitersten nood een voorzigtig gebruik van den sabel worde gemaakt’. Uit een bericht van 25 september blijkt dat de ‘Separatisten’ die dag tweemaal bijeen zijn geweest, maar slechts met 8 en 14 personen.Ga naar voetnoot11 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. De eerste jaren; instituëringDe notulen van de gemeente zelf beginnen eerst met 26 november 1839.Ga naar voetnoot12 Van de tijd daarvóór weten we één en ander via het archief van de Utrechtse | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gemeente.Ga naar voetnoot13 Zeist was namelijk niet direct zelfstandig. In de notulen van 10 juli 1838 lezen we dat de Utrechtse ouderlingen naar De Bilt zijn gegaan voor een samenspreking. Er waren ‘weinige broeders tegenwoordig’. We weten dat reeds midden 1837 een kerkeraad is gekozen, maar de bevestiging van de drie gekozenen laat op zich wachten. De ‘beroepene ouderling’ C. van den Berg, 25 jaar oud, is na veel bezwaren in het midden te hebben gebracht ‘eindelijk door hen opzieners der Gemeente van Utrecht bewezen, zonder dat hij Van den Berg evenwel geheel overtuigd is geworden, dat hij de roeping des Heeren moest aannemen. Voor censureren, huisbezoeken en andere zaken, die aan zijn ambt verbonden zijn, verklaarde hij zich onbekwaam. Ook had hij aanmerking op de openbare vergadering des Kerkeraads.’Ga naar voetnoot14 Met de ‘beroepene diaken’ J.A. Streng ligt het moeilijker. Deze ‘openbaarde veel verkeerdheid’, zodat de Utrechtse opzieners ‘uit aanmerking van de... zwakheid van den ouderling Van den Berg’ hem onder censuur stellen. De diaken Hermanus Veenendaal zal de bediening waartoe hij geroepen is ‘in de vreeze des Heeren aannemen en voortzetten, hoezeer hij zich ook ongeschikt verklaart.’ Kort daarna wordt een classicale vergadering gehouden, onder meer om ‘de zaken te regelen in de gemeente aan de Bilt’.Ga naar voetnoot15 De notulen van dinsdag 28 augustus 1838 vermelden dat ‘op den voorgaanden dag des Heeren... in den voormiddag Godsdienstoeffening van dien dag plegtig (is) bevestigd en door de oplegging der handen ingezegend, de door de Gemeente aan de Bilt verkoorene kerkeraad en wel tot het opzienersampt Broeder C. van den Berg en tot diaken Broeder H. Veenendaal. N.B. Vroeger behoorde de gemeente aan de Bilt geheel en al onder Utrecht, en dus onder het opzicht der ouderlingen te Utrecht. Door deze benoeming is het nu echter eene op zich zelve en onder eigen toezicht staande gemeente.’
Het is duidelijk dat (zondag) 26 augustus 1838 de datum is van de instituëring van de Afgescheiden gemeente te Zeist.
Op de provinciale vergaderingen in de provincie UtrechtGa naar voetnoot16 zien we in 1837 de ‘beroepene diaken’ J.A. Streng verschijnen, maar in december 1838 keert hij terug tot de Hervormde kerk. Ouderling C. van den Berg woont genoemde vergaderingen bij tot eind 1840.
Wat verder het gemeentelijk leven gedurende de eerste jaren betreft, het volgende.Ga naar voetnoot17 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hendrik Harmelink (Hermelink), gekomen uit Utrecht, wordt in november 1839 aan de kerkeraad toegevoegd als secretaris. We lezen van het besluit preken te lezen van Th. van der Groe en B. Smytegeld. In oktober 1840 wordt besloten ‘alle die bij de gemeente bekent staan als een Christen, toe te laten tot het Heilig Avondmaal’. Wij zien hierin de invloed van Scholte; in hoofdstuk 15 zullen we op dit onderwerp terugkomen. Als Scholte geschorst is - december 1840 - wordt in de gemeente de vraag gesteld of de schorsing al dan niet wettig is. Twee leden verklaren haar onwettig, zes (uit De Bilt) wettig, terwijl vier leden geen stem kunnen uitbrengen. In de eerste helft van 1841 voltrekt zich dan een scheur in de gemeente. ‘Zeist’ blijft Scholte trouw, terwijl enige leden van de toch al kleine groep, die in De Bilt wonen, zich van de gemeente verwijderen. Zeist blijft ook de meerdere vergaderingen van de groep-Scholte bijwonen, zoals die gehouden te Leerdam in april 1843 en te Noordeloos op 30 oktober 1844.Ga naar voetnoot18 In december 1840 geeft C. van den Berg als zijn begeerte te kennen, predikant te willen worden. Begin 1841 wordt er zelfs een beroepsbrief van de gemeente Zeist voor hem in gereedheid gebracht, maar dan treedt er bij hem aarzeling op. Vermoedelijk is het in de jaren 1840-1846 vrij gemakkelijk geweest predikant te worden in de kerken van de groep-Scholte.Ga naar voetnoot19 Want, zonder dat Van den Berg zich heeft begeven tot de opleiding bij Scholte te Utrecht, dringt de gemeente er eind 1844 bij herhaling sterk op aan dat ‘onze voorganger C. van den Berg in de volle dienst zal bevestigd worden’. Maar ook in dat jaar blijft laatstgenoemde weerstreven. Enige jaren daarna breekt hij met de gemeente. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. ‘Toelating’ der gemeenteDe toelating of erkenning door de landsoverheid van de Zeister gemeente heeft nogal wat voeten in de aarde gehad. Bij koninklijk besluit van 14 februari 1839 werd de Utrechtse gemeente als eerste Afgescheiden kerk door de overheid erkend. Requesten van andere gemeenten, daarna ingediend, werden bij herhaling afgewezen, onder meer op grond van het gering aantal leden. Dit gebeurde ook met het verzoekschrift van Zeist. Gedateerd 20 juli 1841 heeft de gemeente zich tot de Koning gewendGa naar voetnoot20 met het verzoek: ‘Dat het uwe Majesteit behage hen met hunne kerkelijke organisatie, als eene Christelijke afgescheiden Gemeente in de burgerlijke Maatschappij toe te laten en te erkennen.’ Slechts negen personen tekenen is | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het request. Dit geringe aantal verwondert niet, want inmiddels heeft de scheur zich in de gemeente voltrokken. Daarvóór, namelijk in zijn ‘Verslag’ aan de Koning van 5 januari 1841Ga naar voetnoot21 meldt Scholte, dat de gemeente te Zeist c.a. uit 75 zielen bestaat, van wie 30 ten avondmaal toegelaten: te Zeist 45, te Den Bilt 27 en te WoudenbergGa naar voetnoot22 3 zielen. Verder lezen we: ‘Zij is bereid om een gebouw, geschikt ter godsdienstoefening, in gereedheid te brengen. Voor het tegenwoordige wordt de godsdienstoefening gehouden in een geschikt gedeelte van een particulier huis. Ook in dit stuk komt naar voren dat Zeist - althans een deel van de gemeente - voor Scholte heeft gekozen in diens conflict binnen het kerkverband. Naar aanleiding van het feit, dat slechts negen personen het request hebben ondertekend, worden er in ‘Den Haag’ een aantal stukken gewisseld, waarbij de vraag rijst, hoe groot het minimum-aantal lidmaten van een gemeente moet zijn, om voor erkenning in aanmerking te komen. De regering aarzelt tussen het kiezen van 20 (een vergadering beneden dit aantal was immers altijd geoorloofd) of het aantal van 10 meerderjarigen. Daarbeneden zou moeilijk van een gemeente en een publieke eredienst kunnen worden gesproken.Ga naar voetnoot23
In het genoemde request van de Zeister gemeente staat verder dat zij niet verenigd is met het adres dat de Koning is aangeboden ‘vanwege eene Amsterdamsche vergadering in het laatste van het vorige jaar’. Bedoeld is het schrijven van de synode, gehouden te Amsterdam van 17 november tot 3 december 1840, waarin onder meer wordt verklaard dat de Afgescheiden gemeenten de Dordtse kerkenorde opnieuw hebben aanvaard. Ook dit is een bewijs, dat Zeist vóór Scholte kiest. Tenslotte lezen we in het verzoekschrift dat de ondertekenaars verklaren: ‘...zij zijn voornemens om in de burgerlijke gemeente Zeijst een geheel nieuw Kerkgebouw in gereedheid te brengen op den zoogenaamden Heuvel.Ga naar voetnoot24 De Burgemeester heeft geen certificaat van de ligging dier plaats willen afgeven, om reden het gebouw nog niet gereed is.Ga naar voetnoot25 Zoo lang het Kerkgebouw niet gereed is, vergaderen zij ten huize van de Weduwe Van den Berg, tusschen de Bilt en Zeijst tegen over Klein Vollenhoven.’Ga naar voetnoot26 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In plaats van de gemeente te erkennen, doet de minister van eredienst via de gouverneur der provincie aan de burgemeester van Zeist de instructie toekomen,Ga naar voetnoot27 op een ‘vriendelijke en menschkundige wijze’ aan de adressanten door overreding duidelijk te maken, dat zij te gering in getalsterkte zijn om een gemeente te kunnen vormen en hun voorts een vergunning naar letter b van het koninklijk besluit van 5 juli 1836 aan te bieden.Ga naar voetnoot28 Aan de correspondentie die het ophouden van de erkenning voor Zeist, met zich bracht, ontlenen we nog enige bijzonderheden aangaande de Afscheiding ter plaatse. De burgemeester schrijft aan de gouverneur op 2 december 1842 (de erkenning is dan juist verleend) onder meer het volgende.Ga naar voetnoot29 ‘...Wat de Separatisten betreft - de ouderling Cornelis van den Berg heeft op mijn hofstede genaamd den Blaauwen Schorteldoek onder de gemeente de Bildt gewoond, en, niettegenstaande hij nimmer daartoe mijne toestemming had gevraagd, heb ik hem aldaar meer dan twee jaren ongestoord zijne godsdienstige vergaderingen laten houden - een blijk, dat ik niet zoo onverdraagzaam ben als men in het adres wil doen voorkomen.Ga naar voetnoot30 Toen nu Van den Berg mijne hofstede willende verlaten en op Zeijst zullend komen wonen, met anderen een adres aan Z.M. gepresenteerd had, om als afgescheidene gemeente te worden erkend - heb ik hem, volgens UHEg. verlangen... de bedenkingen, welke... tegen het toestaan van des requestranten verzoek, ontleend uit derzelver gering getal, gemaakt werden, medegedeeld, doch hen daarbij te kennen gegeven, dat, indien zij de vergunning verzochten, waarvan in het 2e lid van het Koninklijk besluit van 5 July 1836... gesproken wordt, deze hun zou gegeven worden. De burgemeester vermeldt vervolgens dat hij de afgelopen maanden bij herhaling proces-verbaal heeft opgemaakt - maar dat hij dit slechts eenmaal per zondag deed. Ondanks bevel van hogerhand, namelijk dat de bijeenkomsten volgens de wet met geweld moesten worden uiteengedreven, heeft hij dit niet gedaan ‘maar mij bepaald bij het verzoek uiteen te gaan’. Vele malen heeft de burgemeester aan hogere autoriteiten verzocht van het opmaken van proces-verbaal verschoond te mogen blijven, daar dit - onder andere in afwachting van de gevraagde erkenning - toch geen gevolgen meer zou hebben. De burgemeester schrijft verder: ‘De laatste reis heb ik aan de vergadering te kennen gegeven, dat, naar ik vernomen had, eenigen van hen zich hadden uitgelaten dat de Burgemeester hunne vergaderingen alleen stoorde om hen te plagen; - doch dat ik hun thans moest zeggen, dit alleen te doen op Hooger Order; dat intusschen van den Berg van dit alles de schuld had, en mij die moeite veroorzaakte, daar hij, mij zulks vragende, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de vergunning om godsdienstig te mogen vergaderen, in afwachting van Zijner Majesteits besluit, konde bekomen; - doch dat, zoo lang dit niet geschied was, de vereeniging onwettig bleef, de vergadering tevens afvragende, of van den Berg hierin wel handelde, dat ik althans zulks voor geen godsdiensthouden hield.’ Naar aanleiding van de uitlatingen van de burgemeester merken we op, dat door bijna geen enkele Afgescheiden gemeente is gebruik gemaakt van de mogelijkheid een ‘vergunning’ te vragen. Er waren te veel beperkingen - personen van buiten de gemeente mochten niet worden toegelaten, dus ook een predikant van elders niet; en de vergadering mocht in het algemeen niet het karakter dragen van een openbare godsdienstoefening.Ga naar voetnoot31
Inmiddels is het aan ‘Den Haag’ duidelijk geworden, dat van de Zeister gemeente ‘het aantal leden buiten de kinderen, 18 bedraagt’.Ga naar voetnoot32 De gemeente wordt dan erkend bij koninklijk besluit van 17 november 1842.Ga naar voetnoot33 Hierin wordt onder meer vermeld, dat de gemeente ‘hare openbare eeredienst zal uitoefenen in het gebouw staande te Zeijst op den grond toebehoorend aan Jan van Riezen’.Ga naar voetnoot34 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. CrisisZoals reeds aangeduid liet de schorsing van ds. H.P. Scholte, eind 1840, ook de gemeente te Zeist niet onberoerd. In 1841 onttrokken de meeste leden die te De Bilt woonden, zich, omdat zij vóór de schorsing waren; die te Zeist waren ertegen. Evenwel ging, zoals vermeld, de kerkbouw door. Op 8 april 1842 wordt de eerste steen van het gebouwtje gelegd door het oudste dochtertje van ds. Scholte, de in 1833 te Doeveren geboren Sara Johanna.Ga naar voetnoot35 Door het vertrek van enige gezinnen naar Noord-Amerika (vergelijk bladzijde 167) en door steeds geringer wordende opkomsten, hielden de godsdienstoefeningen in 1847 geheel op. Het kerkgebouw werd te huur of te koop aangeboden. Echter: een zendeling Werts, behorend tot een Engels zendingscomité, vertoevende in Utrecht, vernam van de droeve toestand der gemeente en huurde het kerkgebouw om daarin op zondag 20 mei 1847 voor het eerst na de sluiting te preken.Ga naar voetnoot36 WertsGa naar voetnoot37 raadde aan studenten van de opleiding van ds. A. Brummelkamp te Arnhem te laten optreden. Er werd een commissie gevormd bestaande uit de broeders C. van den Berg, J. Horst, W.F. van 't Hoenderdaal en G.T. Meerdink. Om de veertien dagen liet men nu een student optreden. De eerste was P.J. Oggel. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Foto gemaakt na afbraak van een winkelpand op de Voorheuvel te Zeist in 1955; de in 1842 gebouwde ‘Heuvelkerk’ is duidelijk zichtbaar. Foto archief Van de Poll-Stichting Zeist.
Achter de hoofdingang stond de kansel. Dáárachter was de consistorie met eraan grenzend de kosterswoning. Het gebouwtje bood - na een vergroting circa 1849 - plaats aan hoogstens 170 kerkgangers. De ‘eerste steen’ gelegd door Sara Johanna Scholte. Abusievelijk is ingebeiteld ‘18½ jaren’. Het oudste dochtertje van ds. H.P. Scholte werd geboren 9 november 1833.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. Pieter Jan Oggel (1829-1869)Ga naar voetnoot38Pieter Jan Oggel werd op 18 juni 1829 te Axel geboren als zoon van Johannes Pieter Oggel en van Adriana Maria de Pree. In 1844 ging hij, na ongeveer een jaar onderwijs te hebben genoten bij ds. C. Steketee te Nieuwdorp (Z.), naar Ommen. Op 15-jarige leeftijd ving hij aldaar bij ds. A.C. van Raalte zijn ‘theologische studie’ aan. Uiteraard betekende dit niet meer dan het volgen van een vooropleiding. Al in november 1844 vertrekt Van Raalte naar Arnhem, om daar samen met ds. A. Brummelkamp de opleiding van aanstaande dienaren des Woords voort te zetten, of beter gezegd, meer systematisch ter hand te nemen.Ga naar voetnoot39 De meeste studenten van Van Raalte volgen hun leermeester. Oggel wordt op een provinciale vergadering gehouden in Arnhem 11 mei 1849 geëxamineerd; hij wordt toegelaten te staan naar het ambt van dienaar des Woords. Op 17 juni 1849 wordt hij door ds. A. Brummelkamp te Zeist bevestigd als predikant van Zeist en Utrecht. Wij zullen bij de gemeente te Utrecht hierop nog terugkomen. De volgende dag wordt Oggel twintig jaar... Met name in Utrecht zal zijn taak zwaar zijn. Immers, er zijn daar twee gemeenten: de Scholtianen en de Veldhuizianen. De betekenis van Oggel te Utrecht is geweest, dat hij beide groepen heeft mogen herenigen. In deze dagen schrijft hij aan zijn vader:Ga naar voetnoot40 Gij begrijpt echter dat dit nogal wat kosten zal. Bij de Heere is uitkomst, ook tegen de dood. Mocht het echter gebeuren, het zou tot blijdschap wezen, want het rechtvaardig volk kan alleen dáár welig groeien, waar twist en wrok verdwijnt. En de verdeeldheid heeft in de afgescheiden gemeenten zooveel ellende en verwoesting gesticht dat de gevolgen ervan betreurenswaardig zijn. Mocht de Heere verandering geven en de Geest des levens uitzenden in de harten van al Zijn volk. Wij laten nu rusten, in hoeverre deze analyse in overeenstemming is met de feiten in de betreffende periode. Bij de gemeente Utrecht zullen wij moeten constateren dat de ‘Scholtianen’ waren afgeweken van de kerkweg en dat de groep Takken-Veldhuizen op deze weg wilde blijven. Vaststaat, dat het optreden van de jonge, begaafde ds. Oggel zegenrijk heeft gewerkt. Zowel voor Zeist als voor Utrecht!
Reeds einde 1849 zijn er enige broeders uit Zeist en Utrecht ter classicale | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vergadering.Ga naar voetnoot41 Beide gemeenten hadden de laatste jaren nagenoeg buiten het kerkverband gestaan. De broeders maken bekend, dat zij zich met de classis willen verenigen ‘daar zij zich verklaarden eene gevestigde gemeente te wezen en ook de perzoon P.J. Oggel tot hunnen Leeraar beroepen hadden, welke reeds werkelijk onder hen te Utrecht en Zeist dienstbaar was.’ Aangezien ds. Oggel bezwaar heeft tegen het dragen van het ambtsgewaad, worden Zeist en Utrecht nog niet aanvaard. Ds. T.H. Uitterdijk van Amersfoort voegt ds. Oggel toe ‘dat hij nu buiten het Ligchaam der Kerk werkte’. Maar op de volgende classicale vergadering (6 maart 1850) verklaart ds. Oggel zich inzake het ambtsgewaad te onderwerpen. Utrecht en Zeist worden als gemeenten binnen de classis erkend, G.T. Meerdink als ouderling van Zeist, ds. Oggel als predikant van beide gemeenten.
Typerend is wat we vinden in de handelingen van de classis Arnhem, het centrum van de ‘Geldersen’ en van wie van buiten Gelderland daar een kerkelijk onderdak zochten, zoals we nog nader zullen zien bij de gemeenten te Kockengen en te Oud-Loosdrecht. Oggel heeft blijkbaar na zijn bevestiging door ds. A. Brummelkamp geaarzeld, waarheen zijn gemeenten te voeren - naar Arnhem of naar de classis Hilversum. Zo vinden we hem op 4 juli 1849 (!) in de vergadering van de classis Arnhem.Ga naar voetnoot42 Hij verklaart daar, dat een gedeelte van de gemeente waarin J. Veldhuizen voorgaat, met hem wil verenigen. Hieruit - en ook uit andere gegevens - blijkt duidelijk, dat P.J. Oggel werd bevestigd als predikant van de ‘Scholtianen’ te Utrecht. In de notulen volgt dan de merkwaardige uitspraak ‘dat Oggel, voor zijn persoon, aan deze classis verbonden blijft, omdat hij door de Provinciale Vergadering van Gelderland en Overijssel is gezonden om kerken te vergaderen... doch dat hij het volk onder hetwelk hij arbeidt, daardoor niet aan deze Classis verbindt; noch gerekend wordt het te vertegenwoordigen’.Ga naar voetnoot43 In de notulen van 8 september 1849 lezen we, dat er te Utrecht ‘meer vereeniging’ is met degenen, die gewoonlijk met de ‘gecensureerde ouderling Veldhuizen’Ga naar voetnoot44 vergaderen. Utrecht en Zeist, zo meent men, kunnen zich slechts voorlopig bij de classis Arnhem aansluiten. Maar een groot deel van beide gemeenten wil dit niet en zoekt vereniging met de classis Hilversum. Hetgeen - zoals we hierboven zagen - einde 1849 al wordt voorbereid en begin 1850 tot stand komt.Ga naar voetnoot45 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Even typerend is, dat op de provinciale vergadering van Noord-Holland/Utrecht, gehouden op 2 mei 1850,Ga naar voetnoot46 de praeses - ds. S. van Velzen - kan mededelen dat ‘Ds. Oggel, die door Ds. Brummelkamp opgeleid is tot het Leeraarsambt en te Zeist was geplaatst, na eerst eene gemeente te hebben vergaderd te Utrecht, bestaande uit leden, die vroeger met ons vereenigd waren maar uiteen waren gegaanGa naar voetnoot47 en uit anderen,Ga naar voetnoot48 zich met de bedoelde Gemeenten te Utrecht en te Zeist kerkelijk bij de Classis van Hilversum en alzoo bij geheel de Kerk, die op de Synode van 1849 vertegenwoordigd werd, aangesloten heeft.’
Ds. Oggel heeft te Zeist gestaan tot 16 april 1852. Daarna heeft hij alleen de gemeente te Utrecht gediend en wel tot 2 juli 1855. In 1854 wordt hij gekozen als vierde hoogleraar van de op te richten Theologische school te Kampen, maar hij bedankt. Zijn afscheid te Utrecht was een gevolg van een door hem aanvaard beroep van de Hollands-Gereformeerde gemeente te Grand Haven (Michigan). Aldaar heeft hij gestaan van 1856-1859. Daarna te Pella (Iowa) van 1860- 1863 als predikant van de Reformed Church. Van 1868 tot 1869 is hij verbonden geweest aan Hope College in Holland (Michigan). Tengevolge van een ziekte overleed hij aldaar op 13 december 1869, op 40-jarige leeftijd.Ga naar voetnoot49 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. Gemeentelijk leven 1848-1869Ga naar voetnoot50Over dit tijdvak valt van Zeist niet veel meer te vermelden dan reeds werd gedaan. Al aanstonds na het opleven van de gemeente in 1848 moet het kleine kerkgebouwtje enigszins worden vergroot. De gemeente telt rond 1850 ongeveer 110 zielen en dit is jarenlang zo gebleven. In deze tijd heeft de kerkeraad, behalve ds. Oggel, de volgende leden: G.T. Meerdink en W. Schaap, ouderlingen; H. Meijers en W. Peereboom, diakenen. In 1850 wordt de kerkeraad door de classicale vergadering vermaand geregeld te vergaderen, ook al zijn er weinig zaken. Na het vertrek van ds. Oggel heeft de gemeente vijf maal een beroep uitgebracht, maar even zovele malen bedankte de beroepene. De gemeente ziet dan, na 1854, van verdere pogingen tot het verkrijgen van een predikant | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
af. Willem Schaap, aanvankelijk visboer, gekomen van Sterkenburg (Neerlangbroek)Ga naar voetnoot51 dient de gemeente als oefenaar gedurende het tijdvak 1853-1870. In die tijd wordt het kerkgebouw aan de Voorheuvel het ‘Schapenkerkje’ genoemd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9. Kerkelijk leven nà 1869De tweede predikant van Zeist is H.W.J. van Baalen; hij staat aldaar van 1870-1872. Na diens vertrek laat de kerkeraad de heer A.O. Schaafsma - een voormalig zendeling - optreden. Deze stond in die tijd in geen enkel verband tot de Christelijke Gereformeerde kerk (de naam die het verband van de Afgescheiden gemeente in 1869 had aangenomen). De classis Amersfoort verzocht daarom aan de kerkeraad de relatie met Schaafsma te verbreken, maar dit college besloot bij meerderheid van stemmen laatstgenoemde te handhaven. Dit betekende dat de heer Schaafsma voortging met preken en met het bedienen der sacramenten. De classis Amersfoort heeft op grond van deze feiten de kerkeraad afgezet op 2 september 1873.Ga naar voetnoot52 Een aantal kerkeraadsleden en een deel van het toch al kleine getal der gemeenteleden onttrokken zich daarop aan het kerkverband en stichtten een eigen organisatie de ‘Vrije Gereformeerde Vereeniging te Zeist’.Ga naar voetnoot53 In 1870 telt de gemeente nog ongeveer 110 zielen, in 1890 circa 65.
Tenslotte het volgende. In 1887 ontstond te Zeist een Doleantie-kerk.Ga naar voetnoot54 In 1892, het jaar van de vereniging van de ‘Afgescheidenen’ en de ‘Dolerende’ kerken in Nederland, werd, evenals op andere plaatsen, de Christe- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijke Gereformeerde kerk te Zeist Gereformeerde kerk A en de Doleantie-gemeente Gereformeerde kerk B. Op 24 augustus 1896 nam de kerkeraad van ‘A’ het besluit ‘alle kerkelijke gemeenschap met de Gereformeerde Kerken in Nederland te verbreken en weder te keeren tot de Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland. Hij verklaart hierdoor al wat sedert de getroffen vereeniging van 17 juni 1892 in gemeenschap met die Gereformeerde Kerken in Nederland is besloten als vernietigd en dus als niet gedaan te beschouwen.’ Zo werd de ‘A’ kerk Christelijke Gereformeerde kerk; zij behield al haar kerkelijke goederen, uiteraard inclusief het archief. De ‘B’ kerk met degenen van de ‘A’ kerk die zich bij haar aansloten, werd de Gereformeerde kerk te Zeist. |
|