De Afscheiding van 1834. Deel 4. Provincie Utrecht
(1980)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 6
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tenslotte: in het gemeentearchief van deze plaats worden geen copieën van uitgaande stukken over de jaren 1813 tot 1880 bewaard.
Gezien het zojuist vermelde, is het een gelukkige omstandigheid, dat reeds in het verleden een gedeelte van de geschiedenis van de Afscheiding in Bunschoten is beschreven. Voor zover wij kunnen nagaan, zijn er ook ná 1936 nog belangrijke archiefstukken onvindbaar geworden. Wij menen er goed aan te doen eerst een lijstje te geven van de literatuur, waaraan wij belangrijke, thans niet meer in de originele stukken te vinden, gegevens konden ontlenen. Daarnaast hebben wij onder meer geput uit Hervormde archieven en uit die van enige rechtbanken alsmede van het departement Hervormde eredienst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. LiteratuurDs. J.H. Maatjes. Artikelen in het weekblad De Bazuin van 13 september tot en met 13 december 1867: De Afscheiding in Bunschoten. Jacobus Beukers, Gedenkschrift van het ontstaan der Christ. Geref. Gemeente te Bunschoten, met een voorwoord van zijn broeder W. Beukers, Kampen 1883. A. Blokhuis, Uit de oude doos - Wat een eeuw geleden in Bunschoten en Spakenburg is geschied; De Afscheiding, 26 juni 1836-26 juni 1936, Spakenburg zonder jaartal (1936). J. Koelewijn Dz., Zijns verbonds gedachtig - Gedenkboek van het Gereformeerd onderwijs te Spakenburg bij het 75-jarig bestaan (1879-1954), Spakenburg 1954. J. Koelewijn Dz., Babbeltjes over het kerkelijk verleden. Mededelingsblad Gereformeerde kerk (Vrijgemaakt) te Bunschoten/Spakenburg (redactie ds. W. van der Lingen), 1 augustus 1970-3 februari 1973 (54 artikelen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. De voorgeschiedenisGa naar voetnoot3In 1805 publiceerde de landsregering een nieuwe verordening tegen het houden van ‘ongeoorloofde oefeningen’. In Bunschoten, waar onder de Hervormden veel oefeningen werden gehouden, gaf deze verordening op 9 oktober 1806 aanleiding tot het volgende. ‘Broeder Frank Jacobus PoortGa naar voetnoot4 is bij den kerkeraad reeds jaren lang als oefeningmeester bekend... en tot het waarnemen der oefening nog onlangs door den tegenwoordigen Kerkeraad zoo ernstig aangezocht.’ Men vindt het verstandig de ‘Katechizeer- en oefeningmeester’ Poort een bewijs van aanstelling te geven. In deze jaren is de latere voorman van de Afgescheidenen Hendrikus Niezen, ouderling | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de Hervormde kerk. De verplichting in de eredienst de Evangelische gezangen te gebruiken wekt in deze gemeente weerstanden op, onder meer bij Hein de Graaf. In het jaar 1822 meent de kerkeraad, dat er meer toezicht moet worden gehouden op de catechisaties gegeven door de reeds genoemde Frank J. Poort. Inzonderheid: er mogen geen andere boeken worden gebruikt dan door de predikant zijn goedgekeurd. Lang duurt dit toezicht niet, want Frank Poort overlijdt in 1825. Kort daarop vertrekt de predikant, ds. A. Schilt, naar Twisk, en wel in november 1826. Hij neemt het beroep aan ‘wegens het aanhoudende twisten hetwelk alhier onder zommige onkundige gemeenteleden zedert jaaren een gewoonte schijnt geworden te zijn...’.
Wij vermelden hier nog dat in het jaar 1808 de kerkelijke gemeente Bunschoten, welke dus ook Spakenburg omvatte, bestaat uit 177 huisgezinnen, waartoe 838 personen behoren. Van deze personen zijn er 216 ‘ledematen’. Wij lezen van vele bejaarden, die nog geen lidmaat zijn; een deel van hen wil wel ter catechisatie komen.
In de notulen van de Hervormde gemeente is er een hiaat gedurende de jaren 1826-1836, terwijl - zoals reeds vermeld - in het tijdvak 1837-1850 nagenoeg niets is opgetekend.
Uit bovenstaande, zij het ook schaarse, gegevens, mogen we concluderen, dat het reeds voor 1834 in Bunschoten heeft gerommeld aan de kerkelijke hemel; vergissen wij ons niet, dan heeft het gezelschapsleven, met zijn mystieke inslag, er gebloeid.
In het kerkvisitatie-rapport over het jaar 1835Ga naar voetnoot5 meldt de dan in Bunschoten staande Hervormde predikant, ds. J.M. Bredée, dat ouderling Hendrikus Niezen heeft geweigerd het stuk te tekenen. Deze heeft weliswaar nog niet ‘voor zijn ambt bedankt’, maar de predikant verwacht dat dit spoedig zal gebeuren.Ga naar voetnoot6 Verder vermeldt het rapport, dat er 's zondags namiddag openlijk godsdienst wordt gehouden ten huize van de schoolmeester P.J. Beukers. Diens zoon, Jacobus Beukers,Ga naar voetnoot7 heeft de hele winter gecatechiseerd, zonder toestemming van de predikant. Ds. Bredée die blijkbaar hulp nodig had, stelt begin 1837 zelf een catechiseermeester aan, namelijk Jacobus Poort, de zoon van Frank J. Poort. Deze wordt getypeerd als een ‘bekwame jongeling’. Maar als Poort Jr. eind 1836 eveneens neiging vertoont zich bij de Afgescheidenen te voegen,Ga naar voetnoot8 wordt hij vervangen door een andere catechiseer- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meester, namelijk Willem Rebel. Poort is ook enige tijd ouderling geweest. Overigens lukt het haast niet in het tijdvak 1835-1837 ouderlingen en diakenen te vinden. Bovendien klaagt ds. Bredée er in deze tijd over dat ‘veele goede gevers uit de kerk zijn gegaan’.Ga naar voetnoot9
De uitbreiding van de Afscheiding te Bunschoten is zonder twijfel bevorderd door de gebeurtenissen van zondag 23 oktober 1836. Op deze dag zou ouderling J. Poort in de Hervormde kerk als oefenaar optreden. Sedert enige tijd preekte ds. Bredée 's morgens en 's middags, terwijl Poort 's avonds optrad. Dit gebeurde met toestemming van de kerkeraad, van de predikant en zelfs van de consulent der gemeente. Geheel onverwacht werd echter op 23 oktober 1836 zowel aan de gemeente als aan Poort - die toen reeds merkbaar naar de Afscheiding overhelde - de toegang tot het kerkgebouw belet. Enige niet-afgescheidenen te Bunschoten hebben over deze zaak een brief geschreven die terecht is gekomen in het archief van het classicaal bestuur van Amersfoort.Ga naar voetnoot10 Zij stellen daarin de zaken voor, alsof door gescheidenen en niet-gescheidenen tezamen op eigen gezag op 23 oktober is geoefend in het Hervormd kerkgebouw. Bedoelde groep zou daartoe kaarsen hebben gekocht voor rekening van de kerk en tevens eigenmachtig beschikken over diaconie-goederen en -middelen. De brief is merkwaardigerwijze gericht aan de predikanten van Amersfoort; hij bevat een verzoek om hulp. Voor het goed verstaan van dit alles diene, dat er op 23 oktober 1836 reeds soldaten waren ingekwartierd. Twee ingezetenen van Bunschoten wendden zich over de geschetste gebeurtenissen op 24 oktober tot de gouverneur van de provincie Utrecht. Hun schrijvenGa naar voetnoot11 luidt als volgt. De ondergeteekenden L. Duijst,Ga naar voetnoot12 Kerkvoogd en H. Schaap,Ga naar voetnoot12, Notabel bij de gemeente der Herv. te Bunschoten, achten in de tegenwoordige omstandigheden, dat het hun plicht is, om met verschuldigden eerbied ter kennisse van Uwe Excellentie te brengen, dat onze ambtsbroeders onder geleide van den Wachtmeester Lamers en den Burgemeester Z. Hoolwerf bij missive van 23 dezer het gebeurde van dien dag in een hatelijken zin aan Uwe Excellentie hebben voorgesteld, en tegen onze toestemming gewerkt hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar nu door tusschenkomende omstandigheden de predikant verkoos om zonder den ouderling Poort de huisbezoeking in de gemeente te doen, hoewel deze alsnog zulks nimmer geweigerd heeft, maakten zij, die weinig belang stellen in de wezenlijke welvaart der gemeente, van die gelegenheid gebruik en brachten het metterdaad zoo ver, dat de predikant zijn toestemming introk. Het moeten wel dagen van grote verwarring zijn geweest! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Het begin der AfscheidingOp 28 december 1835 scheidden zich de twee eerste personen af van de Hervormde kerk te Bunschoten: Jacobus Baas en Jan Borten Hartog. Voor het goed verstaan der zaken geven we eerst nog enige belangrijke data. Wij komen op één en ander verder in dit hoofdstuk terug.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat het aantal zielen van de gemeente betreft, kan de volgende staatGa naar voetnoot13 ons inzicht geven.
We geven hieronder de namen van de eerste 96 Afgescheidenen, doopleden inbegrepen. De data van afscheiding (achter de namen vermeld) lopen van 28 december 1835 tot en met januari 1839. Niet alle doopleden zijn genoemd, voornamelijk niet die geboren zijn in de jaren 1836-1839.Ga naar voetnoot14 De lijst is gemakshalve alphabetisch gehouden, namelijk om deze te kunnen vergelijken met die van de ondertekenaars van een request aan de Koning van 11 maart 1939.Ga naar voetnoot15
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de lijst komt 29 maal het min-teken voor, dat wil zeggen: van de 96 eerste Afgescheidenen hebben er 96 - 29 = 67 het request aan de Koning van 11 maart 1839 getekend.Ga naar voetnoot16 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Gemeentelijk leven 1836 tot begin 1838Ga naar voetnoot17Het grootste gedeelte van dit tijdvak werd gekenmerkt door vervolging.Ga naar voetnoot18 Op 26 juni 1836 komt de Afgescheiden gemeente te Bunschoten tot openbaring. Op deze dag worden door ds. H.J. BuddingGa naar voetnoot19 de vier op bladzijde 59 genoemde ambtsdragers bevestigd. Ook worden door hem tweeGa naar voetnoot20 kinderen gedoopt, namelijk Bort, zoon van J. Borten Hartog en Jannetje, dochter van Jan Baas. Deze eerste officiële godsdienstoefening werd gehouden ten huize van Hendrikus Niezen aan de Nijkerkerweg.Ga naar voetnoot21 Laatstge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noemde werd wegens het afstaan van zijn woning op 21 juli 1836 te Amersfoort veroordeeld tot een boete van ƒ 20. Dit was het eerste vonnis, dat de Afgescheidenen te Bunschoten trof, maar de 63-jarige Niezen (landbouwer) werd in hoger beroep te Amsterdam vrijgesproken. Op 11 september 1836 bedient ds. A. Brummelkamp het Woord en het heilig avondmaal. In de week daarop doen de ouderlingen met Brummelkamp voor het eerst huisbezoek bij alle gemeenteleden. Deze in het oog lopende gebeurtenissen leidden ertoe, dat mede door de houding van de gouverneur der provincie Utrecht ‘rijdende artilleristen’ naar Bunschoten werden gezonden. De soldaten kwamen voor het eerst op zondag 18 september, maar vertrokken 's avonds weer naar Amersfoort. Op zondag 9 oktober kwamen de artilleristen opnieuw, acht in getal; zij werden op maandag 10 oktober versterkt met 20 infanteristen. Op die dag moest het kleine getal Afgescheidenen aan 28 man kost en inwoning verschaffen, want de soldaten werden uitsluitend bij deze groep ingekwartierd. Gelukkig vertrok de ‘bezetting’ weer op 11 oktober. Zaterdag 15 oktober rukte voor de derde maal een troep soldaten Bunschoten binnen en nu duurde de inkwartiering voort tot 29 november 1840! In verband hiermee is het goed op te merken, dat er over deze inkwartiering tussen de autoriteiten nogal wat correspondentie is geweest.Ga naar voetnoot22 Wij zullen niet alles herhalen wat hierover reeds geschreven is, maar achten het van belang te citeren uit een rapport van de minister van justitie aan de Koning, gedateerd 5 november 1836. ‘De ondergeteekende heeft ten aanzien van de in deze gedane voorzieningen geen consideratiën mede te delen. De inlegering van militaire manschappen bij degenen, die de bepalingen op het houden der godsdienstige zamenkomsten miskennen, acht hij voor alleszins doelmatig, en eene min of meer aanhoudende voortduring van de inlegering zelve zal naastdenkelijk voor ruim zoo knellend en bezwarend worden gehouden en vooral niet minder nut doen als eene regterlijke veroordeling tot boete.’Ga naar voetnoot23 Uit deze opvatting, die door de minister van eredienst wordt gedeeld, kunnen we zien, hoezeer men de ‘inlegering’ beschouwde, niet slechts als een manier om de ‘orde’ te bewaren en de bepalingen van de Code Pénal te handhaven, maar bovenal als een straf aan de Afgescheidenen op te leggen. De situaties tot welke de inkwartiering aanleiding heeft gegeven - zowel te Bunschoten als in andere plaatsen - zijn niet met een paar woorden te beschrijven. Maar het is niet moeilijk zich van het algemene patroon een voorstelling te maken: kleine, in de winter koude huisjes, waar eigenlijk geen plaats was voor nòg meer bewoners. Het ruwe optreden van de soldaten, gevloek bij de huiselijke godsdienstoefeningen, in sommige gevallen de vrouw des huizes in zwangere toestand, de man op zee. En dit alles in een tijd van armoede, gebrek en vele ziekten. De gemeente te Bunschoten is door genade, tegen de verdrukking in, gegroeid... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op zondag 18 juni 1837 preekt ds. H.P. Scholte tweemaal op zee, voor de mond van de haven, in een grote tjalk ten aanhoren van ongeveer 300 personen. Deze bevinden zich ten dele op schepen die zich om de tjalk hebben geschaard. Er worden ook kinderen gedoopt.
Vanwege de sterke vervolging te Bunschoten en in de provincie Utrecht in het algemeen, wijkt een deel van de gemeente bij herhaling uit naar het zeer nabije Gelderse gebied. De buurschap ‘Achterhoek’ op het grondgebied van de gemeente Nijkerk is hemelsbreed nog geen half uur gaans van het centrum van Bunschoten verwijderd. Maar als het moet lopen de Afgescheidenen wel verder. Wij komen in het hoofdstuk over Nijkerk op deze dingen nog terug, maar vermelden reeds hier het volgende.
12 december 1836. Ds. H. de Cock preekt te Nijkerk. Grote opkomst uit Bunschoten. In Nijkerk in die dagen circa 8 Afgescheidenen; deze zijn aangesloten bij Bunschoten sedert instituëring aldaar. 6 januari 1837. Ds. H. de Cock komt op bezoek te Bunschoten. Door militaire macht niet toegestaan te preken. Gaat met enige Afgescheidenen uit Bunschoten naar de buurtschap Achterhoek onder Nijkerk. Dienst wellicht in nacht van vrijdag 6 op zaterdag 7 januari. 7 januari 1837. Op deze zaterdag preekt De Cock in de buurtschap Zwartebroek, Voorthuizen, gemeente Barneveld. 8 januari 1837. Ds. de Cock preekt te Malestein, gemeente Putten. 6 februari 1837. Ds. de Cock preekt te Achterhoek. Vijf kinderen uit Bunschoten gedoopt. 8 augustus 1837. Ds. A. Brummelkamp preekt te Malestein. Eén kind uit Bunschoten gedoopt. 5 november 1837. Brummelkamp preekt te Malestein. Bediening van doop en avondmaal. Nijkerk zelfstandige gemeente. 29 april 1838. Ds. A. Brummelkamp te Malestein. Een groot gedeelte van de gemeente uit Bunschoten aanwezig. Doop van drie kinderen; huwelijksbevestiging van Aart Meester en Aaltje van den Bos. Ook gaan de Bunschoters wel eens naar een samenkomst in de buurtschap Nekkeveld, gemeente Nijkerk, onder meer op 10 september 1839. Op deze dag preekt daar de consulent van de gemeente ds. S. van Velzen; er worden door hem elf kinderen uit Spakenburg gedoopt.Ga naar voetnoot24
In de jaren 1836-1840 vinden we afgevaardigden uit Bunschoten - J. Beukers en J. Borten Hartog - trouw op de provinciale vergaderingen, die onder praesidium van ds. H.P. Scholte worden gehouden, maar na de schorsing van laatstgenoemde is de gemeente aanstonds vertegenwoordigd op de vergaderingen, die, onder leiding van ds. S. van Velzen, het kerkverband weer gaan opbouwen. Laatstgenoemde is gedurende enige jaren consulent der gemeente geweest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onder de op de voorgrond tredende slachtoffers van de vervolging moet in de eerste plaats worden gerekend Jacobus Beukers, diaken der gemeente. Deze had in 1828 zijn acte behaald als ‘schoolonderwijzer van den derden rang’ en had in 1837 negen jaar gewerkt als ondermeester op de school van zijn vader P.J. Beukers te Bunschoten. Nadat Beukers een aantal veroordelingen achter de rug had - waarover straks - ontving zijn vader het volgende schrijven.Ga naar voetnoot25 Amersfoort, 19 Junij 1837 Reeds eerder had J. Beukers een schrijven ontvangen, dat hij ontslagen zou worden, als hij doorgang met zijn ‘revolutionair’ optreden. Immers, hij diende de Afgescheidenen als diaken en leidde vaak de godsdienstoefeningen, soms ook van meer dan twintig personen. Het hierboven weergegeven stuk leidde, zoals wel duidelijk is, tot zijn ontslag. Beukers heeft jarenlang de kinderen der gemeente catechetisch onderwijs gegeven. Hij overleed op 12 november 1849. De literatuur vermeldt niet, waarmee hij na zijn ontslag zijn brood heeft verdiend.
In de tweede plaats noemen wij Dirk Koelewijn, de gemeenteveldwachter van Bunschoten. Ook deze werd ontslagen, en wel op 10 oktober 1837. De officiële stukken hebben hierover weinig bewaard. Maar uit hetgeen in ‘Uit de oude doos’ wordt vermeld, krijgen we de indruk dat Koelewijn in het jaar 1837 hoe langer hoe meer gewetensbezwaren kreeg aan de vervolging van de Afgescheidenen mede te werken. In 1837 schrijft luitenant van der Poort - de commandant van de ‘bezetting’ - aan de gouverneur van Utrecht ‘dat Veldwachter Koelewijn gedurig de vergadering der Separatisten bijwoonde, ja zelfs een hunner was; redenen waarom hij verzocht dien man uit zijn betrekking te ontslaan’.Ga naar voetnoot26 Inderdaad | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kwam Dirk Koelewijn vaak in de samenkomsten van de Afgescheidenen; hij was dan wel gezonden door de burgemeester om te onderzoeken, of er niet meer dan 20 personen aanwezig waren, maar na zich van die taak (al dan niet) te hebben gekweten, schaarde hij zich tot het einde van de diensten onder de andere toehoorders. A. Blokhuis schrijft over hem onder meer: ‘Eén gebrek kon ik maar te weten komen. Hij had één ernstig gebrek... zijn gebrek was, dat hij geen negentien kon tellen... Als hij tijdens de vergadering kwam om er op te letten, dat de Wet niet overtreden werd, dan bleef hij steeds tot het einde toe. Hij werd een der hunnen. En als hij dan bij het aangaan der bijeenkomst aanwezig was, telde hij er negentien. Soms kwam dan ook nog een twintigste bezoeker - die vriendelijk verzocht om ook binnen te mogen komen - en dan keerde “Dirk de Booi” zich wel eens om.’ Wij weten niet of het precies zo is gegaan, maar het is wel duidelijk, dat - gegeven het feit, dat de overheid, zij het ten onrechte, meende de Afgescheidenen te moeten vervolgen - een veldwachter onder de geschetste omstandigheden niet wordt gehandhaafd. Dirk Koelewijn moet dit alles hebben geweten, maar hij heeft gekozen voor de Heere en Zijn dienst. Als Koelewijn wordt ontslagen, dreigen kommer en gebrek. En hoe redde ‘Dirk de Booi’ het met zijn zware gezin? ‘Naar ik meen heeft hij zes zoons en drie dochters gehad. Het derde slachtoffer was Gijsbert Nagel, in de volksmond ‘Gijs de nachtwacht’. Deze verloor, nadat hij zich bij de Afgescheidenen had gevoegd, zijn betrekking op 12 februari 1838. Hoewel het ontslag, op grond van enige reglementen, daarna aanvankelijk werd omgezet in een schorsing voor de tijd van zes weken, werd het tenslotte toch bevestigd. ‘Toen G. Nagel ontslag kreeg was dat onder toevoeging van deze liefelijke woorden: “En nu kun je hongerlijden!” - Ja, dat zeiden de menschen wel. 't Waren ook machthebbers onder de menschen. Maar er was nog hooger dan gemeentebestuurders. Er was nog een heerlijker Machthebber - een Heer der Heeren, een Koning der Koningen... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Protest tegen artikel in het tijdschrift De Reformatie van augustus 1838In augustus 1838 stond in De Reformatie een artikel van een niet bij name genoemde ‘inzender’ over het geloof.Ga naar voetnoot29 In het zeer brede stuk - 27 bladzijden - zegt de schrijver onder meer, dat de Heilige Schrift ongeloof als ongehoorzaamheid bestraft (Lucas 9 vers 41). Verder wordt betoogd, dat geloof als gebod niet uit het oog mag worden verloren in de Afgescheiden kerken. Anderzijds wijst de schrijver er op, dat geloof een gave van God is. Maar in de voorbeelden die de schrijver geeft, komt te weinig naar voren, dat het geloof dit werkelijk is. Wordt hierop te weinig de nadruk gelegd, dan komt men - zoals aanstonds de critici van het artikel betoogden - in remonstrantse wateren. Misschien dat de inhoud ervan reeds duidt op de naderende strijd over het geloof en zijn werkzaamheden, enige jaren later en waartegen de synode van 1846 (Groningen) in artikel 18 van haar acta uitsprak: ‘Er is geleerd, dat de geloovigen zonder dadelijke opwekking van den Heiligen Geest, zich de beloften kunnen toeëigenen en daarmede werkzaam zijn en strijden tegen het ongeloof, zoodat een geloovige, die in dorheid verkeert, gelijk moet geacht worden aan eenen rijken gierigaard, wiens eigen schuld het is, als hij armoede lijdt. De Vergadering oordeelt: Dat God door Zijnen Heiligen Geest een geloovige steeds door vernieuwenden invloed moet bekwaam maken tot de oefening van geestelijke daden, en dat hij, zonder dien vernieuwenden en gedurigen invloed niet waarlijk geestelijk kan werkzaam zijn; doch het niet werkzaam zijn moeten de geloovigen zich tot schuld rekenen.’Ga naar voetnoot30
Aan genoemd artikel in De Reformatie danken we een brief door J. Beukers geschreven aan ds. Scholte, gedateerd 3 september 1838.Ga naar voetnoot31 Het schrijven geeft tevens enige bijzonderheden aangaande de verstoring van de godsdienstoefening op zondag 12 augustus 1838. De brief luidt als volgt.
WelEerwaarde Heer!
Huiselijke omstandigheden hebben oorzaak gegeven, dat ik niet vroeger heb geschreven. UwEw. zal bij kennis geving het overlijden van mijne geliefde Moeder verstaan hebben. Nogmaals hartelijk dank voor de laatste dienst aan haar bewezen.Ga naar voetnoot32 Wat de gemeente aangaat wenschten wij wel is waar meer des Geestes wer- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kingen te mogen zien maar overigens is er eensgezindheid en in de leere algemene overeenstemming. Wij hebben in de Ref. Augst. 1838 - Een stukje gelezen over het geloof naar deszelfs eigendommelijken aard voorgesteld; maar konden ons met de onbijbelsche denkbeelden, daarin voorgedragen, volstrekt niet vereenigen. De Ouderling Hartog heeft hieromtrent met dominé Brummelkamp gesproken, en daarbij verstaan, tot onze hartelijke blijdschap, dat ZEerw. ook in dezen, met den Ouderling Lothes, op verre na niet eens denkt. Echter hebben wij, op verzoek der gemeente en overeenkomstig de raad van Brummelkamp, om ons hierover te beklagen, in onze kerkenvergadering 11 Augst. J.L. besloten, om gelijk bij dezen geschied(t), onze bezwaren bij den Alg(emeenen) Corresp(ondent) H.G. Klijn in te zenden, en gelet op Art. 81 der Sin. Verh. Sept. 1837,Ga naar voetnoot33 willen wij UwEw. ernstig verzocht hebben, om in het belang der Gemeente overeenkomstig de daar gemaakte bepalingen te handelen. Overigens blijft de inkwartiering en vervolgingen voortduren. Zondag 12 Augst. J.L. was de gemeente vergadert ten huize van Jacobus Baas met meer dan 20 zielen. - De Burgmr. kwam met politie en gewapende magt en vond dat wij met één ziel boven het beruchte Twintigtal vergadert waren. - De Gemeente verzocht op het allervriendelijkst om, bij verwijderen van een persoon te mogen voortgaan maar de Luit....Ga naar voetnoot34 sprak van zulks niet toe te laten en riep (zijnde niet in uniform) met het opsteken van zijne pet dat hij in zijn leven geen genoeglijker oogenblik kende, dan nu hij de weerlooze Afgescheidenen had mogen uiteendrijven. - Wij bevelen ons in Uwe voorbede. Ik ben na minzame groeten
Uw Veelverpligten Vriend! Js. Beukers
Behalve deze (begeleidende) brief richt de kerkeraad van de gemeente te Bunschoten een fel protest tegen genoemd artikel in het door Scholte geredigeerde blad De Reformatie.Ga naar voetnoot35 Deze zaak dient ook op de provinciale vergadering van 7 maart 1839. Maar inmiddels is er dan een stuk van corrigerende aard in hetzelfde orgaan verschenen,Ga naar voetnoot36 waarin wordt gezegd, dat er van onderscheidene zijden aanmerkingen op het artikel zijn gemaakt. De inhoud van de critiek is niet steeds ‘ongegrond’. De redactie heeft ook ‘liefdelooze stukken’ over deze zaak ontvangen. Het voornaamste van de correctie is, dat wordt gezegd, dat de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrijver aantoonde ‘dat men gelooven mag en moet’, maar dat soms de voorstelling wordt gegeven, alsof dit voor de mens ‘een gemakkelijke zaak’ is. Vermoedelijk heeft deze ‘polemiek’ er toe bij gedragen, dat de gemeente te Bunschoten zich enigszins van ds. H.P. Scholte heeft afgekeerd. Op de provinciale vergadering gehouden te Utrecht 22 en 23 augustus 1839Ga naar voetnoot37 is ds. S. van Velzen aanwezig als afgevaardigde van de gemeente te Bunschoten ‘welke gemeente hem tot hunnen Herder en Leeraar beroepen heeft’. Evenwel: feitelijk heeft dit ‘beroep’ - zoals in meerdere gevallen - niets anders betekend dan een consulentschap. Op de zoëven genoemde vergadering komt het ‘protest’ van de kerkeraad van Bunschoten tegen het artikel in De Reformatie opnieuw ter sprake, maar mede door vele andere moeilijkheden, die er dan zijn, komt er van een bespreking over de betreffende materie niet veel terecht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. De ‘Zwarte tijd’In februari van het jaar 1840 ontwikkelde zich in Bunschoten een ‘opwekkingsbeweging’ waarbij gescheidenen en niet-gescheidenen waren betrokken. Voor de beschrijving van deze dingen zijn wij - behalve op enige ambtelijke rapporten - aangewezen op de brieven en overige verslagen, bewaard in de genoemde geschriften van J. Beukers en A. Blokhuis.Ga naar voetnoot38
Gedateerd 15 februari 1840 schrijft Jacobus Beukers aan zijn oom Peter Niezen, ouderling van de Afgescheiden gemeente te Amsterdam onder meer het volgende. Waarde Oom! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit duurde daar tot in den morgenstond. Maandag bleef het water laag, zoodat de visschers niet uit de haven naar zee konden. De Heere werkte in onderscheidene huizen en harten en tegen den avond geraakte de menigte bij J. Baas en Willem Koelewijn. Daar werden de een voor en de ander na, aan zichzelven ontdekt; eenigen kregen licht in den weg der verlossing voor zichzelven en zommigen vielen de snoeren in zeer liefelijke plaatsen, zoodat het geroep om Jezus en het gejuich der verlosten, voortdurend als een rookoffer naar den hemel opging. Tegen drie uren in den nacht klopte men mij het bed uit,Ga naar voetnoot39 en zonder te wachten dat de deur openging, riep men: Beukers! Beukers! nu moet ik u vertellen, wat God gedaan heeft aan mijne ziel, en op een oogenblik was mijn huis opgepropt vol. De Heere was kenbaar in ons midden met den Geest der liefde uit te storten. Eenigen riepen: mijn hart overstelpt of berst van liefde; anderen vielen malkanderen om den hals en beleden en vergaven malkander de misdaden. Sommigen riepen hemel en aarde te hulp om des Heeren lof te vermelden. Met het aanbreken van den dag, zijnde Dinsdag, werd het werk der bekeering meer en meer algemeen en overvloediger. In meest alle huizen riep men om Jezus en er werden van uur tot uur in Sion geboren. Er heerschte eene buitengewone belangstelling. Vele visschers bleven uit zee. De huizen waren bij velen gesloten. Winkels en werkplaatsen stonden leeg of waren gesloten; met één woord, het is jubelfeest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een schat, enz.’ en een uit hen, een meisje van 11 jaren, vermaande, bestrafte en waarschuwde hem met veel medelijden en zoo getrouw en gewichtig, dat alle omstanders zich verwonderden over de daden des Heeren. Beukers vertelt, dat op maandag 24 februari 1840 ds. T.F. de Haan en ds. S. van Velzen in de gemeente kwamen. Zij deden de volgende dag ‘in de gemeente met uiterst genoegen huisbezoeking’. Ds. van Velzen doopte tijdens dit bezoek zeven kinderen. Wij lezen niet, hoe zij reageerden op de uitzonderlijke dingen die enige dagen voor hun komst waren gebeurd.Ga naar voetnoot45 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gedateerd 10 maart 1840 schrijft J. Beukers opnieuw een brief aan zijn oom P. Niezen te Amsterdam. Wij citeren hieruit het volgende. Donderdagavond te 11 uren kwam A. Schaap, en was overstroomd van liefde, en sprak hoe de Heere bij vernieuwing geheel haar hart had willen nemen en al het oude weder was nieuw geworden. Vrijdag moest ik catechiseeren onder eene groote menigte, de Heere was aan elke plaats van samenkomst tegenwoordig en stortte bij vernieuwing Zijn Geest van liefde en ontdekking uit in veler harten. Meest bijzonder was des Heeren werk onder de kinderen der gemeente. Sommigen beleden hunne zonden, anderen schreeuwden om Jezus en velen riepen: ‘mijn hart bezwijkt van sterk verlangen’. Het was mij onmogelijk de kleinen op hunne plaatsen te doen blijven; de een viel den ander om den hals. Zij klapten van blijdschap in hunne handen en zijn van 's middags vijf uren tot één uur middernacht onvermoeid bezig geweest, om huppelende en zingende de deugden des Heeren te verkondigen. Reeds een maand later heeft bij sommigen te Bunschoten de extase plaats gemaakt voor het aanhangen van allerlei onschriftuurlijke gedachten en het bedrijven van verkeerdheden. De leider van de beweging die dan ontstaat was de reeds genoemde Jacobus Poort, voormalig ouderling en oefenaar in de Hervormde kerk. Hij en zijn aanhangers worden de ‘Zwarten’ genoemd, de tijd waarin het hoogtepunt van hun optreden lag - de jaren 1840 en 1841 - de Zwarte tijd. Enige maanden nadat Poort zich bij de Afgescheidenen had gevoegd, wendde hij zich - namelijk op 30 september 1837 - tot de kerkeraad met het verzoek te mogen catechiseren. De kerkeraad besloot niet aan het verzoek te voldoen ‘omdat er door Jacobus Beukers behoorlijk in voorzien werd’. Tijdens de behandeling van deze zaak of kort daarna bleek dat J. Poort de begeerte had predikant te worden. Blokhuis schrijft: Bij Jacobus Poort kwamen ketterse gevoelens openbaar. En Poort kreeg aanhangers, onder meer Tijmen Letter. Hij wilde predikant | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden. Toen dit niet wilde gelukken, sprak hij uit, dat hij toch tot dit ambt zou geraken, en dat zonder er voor te studeren. Enige dagen later vertelde hij, dat de Heere hem wonderlijke openbaringen te aanschouwen had gegeven.
Behalve Jacobus Poort (met zijn vrouw Beerdje Huygen) en Tijmen Letter, vonden wij, dat tot de Zwarten hebben behoord Evertje Pruis, Reintje Poort (de zuster van J. Poort), haar man Willem Hartog en de pas op 13 februari 1840 overgekomen zoon van de burgemeester, Gijsbert Hoolwerf. Een veel groter aantal personen heeft de beweging aangehangen, maar doordat verscheidenen van hen met de kerk hebben gebroken, zijn hun namen niet meer te achterhalen. We vinden bij Blokhuis: ‘Men zegt dat de schilder in die dagen nogal zwarte verf verkocht. Onderscheidene personen vatten het voornemen op de plaats te verlaten. Als in de dagen der wederdoopers vatte de gedachte post om naar het Oosten te trekken. En werkelijk - al spoedig gingen eenige personen vol moed het Geldersche binnen. Heel ver schijnen ze niet gekomen te zijn - en al tamelijk spoedig waren ze terug.’
Op 13 april 1840 roept de kerkeraad schriftelijk de hulp in van enige ouderlingen te Amsterdam en van ds. S. van Velzen aldaar. De briefGa naar voetnoot47 wordt gericht aan laatstgenoemde. WelEerwaarde Heer! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zwart te wezen, enz. Aangaande de afgoden zegt hij, dat gouden en zilveren sieraden en vaten, alsmede goede meubelstukken en huissieraad, moeten worden vernietigd of verkocht om Babel vol te maken; hij gaat zelfs zoover, dat het eene schrikkelijke zonde is, spijs of drank te nuttigen uit gekleurd vaatwerk, enz. enz. Donderdag den 9 april begon J. Poort zijn meubelen te ruïneeren, sommigen te verbrijzelen, andere, zoals de klok en het kabinet, aftezagen en te schenden enz. Vrijdag scheen dit denkbeeld meer veld te winnen en niet ongelijk aan de beeldenstormerij, begon men in onderscheiden huisgezinnen te redderen, sieraden te verbranden en huismeubelen te verbrijzelen. Poort reed dien dag met een wagenvracht huisraad naar Amersfoort en maakte het aan geld. De kerkeraad heeft in dezen gedaan wat mogelijk was, om de verhitte gemoederen eenigermate tot bedaren te brengen en heeft reeds een goed deel der gemeente tot staan gekregen. Maar nu Poort en anderen met hem de vermaningen van den kerkeraad niet hooren en hun der christelijke tucht niet onderwerpen, maar tegen dezelve indrijven, zal UEerw. overtuigd zijn, dat wij in dezen uwen raad en hulp noodig hebben. Liefst hadden wij, dat gij in persoon kwaamt, of anders, dat gij ons door eenige letteren met uwen goeden raad wildet dienen en daarbij eene commissie uit uwen kerkeraad tot ons afzenden, liefst Niezen en de Haas.Ga naar voetnoot48 Wij bevelen ons en de belangen der gemeente uwer voorbede aan. Reeds op 20 april kwam ds. Van Velzen, vergezeld van de ouderlingen P. Niezen en S.C. Siemons de gemeente Bunschoten bezoeken. Tot hun droefheid ervoeren zij, dat Beukers de zaken niet had overdreven en dat ‘Poort zich in bijbelkennis kwam te verheffen boven de denkbeelden van onze randteekenarenGa naar voetnoot49 en van onze vaderen’. Hoewel sommigen der ‘Zwarten’ zich lieten overtuigen, heerste bij anderen ‘een geest van opgeblazenheid en felle tegenkanting...’. Op 22 september kwam ds. Van Velzen opnieuw naar Bunschoten. Ouderling P. Niezen was meegekomen. ‘Velen der afgedwaalden bleven onbekeerlijk in hunne dwalingen en hunne ketterijen doorgaan. Sommigen waren zoodanig overgeleverd aan en zoodanig met dien verkeerden geest behept, dat zij de Apostolische brieven niet voor Gods Woord erkenden; terwijl anderen, die zoover niet durfden gaan, toch beweerden, dat zij die brieven niet hielden voor een regel in leer en wandel. Zij gevoelden zich in hun geweten vrij, als zij zich niet daaraan hielden. Zij stelden ver boven de brieven der Apostelen hun eigen ervaringen, droomen, gezichten en openbaringen.’Ga naar voetnoot50 Toch had de arbeid van ds. Van Velzen en de ouderlingen van Bunschoten en Amsterdam ook vrucht. Een aantal personen kwam met berouw en schaamte tot de gemeente terug. A. Blokhuis eindigt zijn beschrijving van de Zwarte tijd als volgt.Ga naar voetnoot51 Anderen gingen echter voort en stapelden de eene dwaling op de andere. Zij bezochten de samenkomsten der gemeente niet meer - lieten hun kinderen onge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
doopt en zonden ze ook niet naar school. De kinderen zouden van den Heere geleerd worden. In de Zwarte tijd waren de profetieën over het naderende wereldeinde en het naderende gericht niet van de lucht. Geen wonder, dat er af en toe explosies van angst werden gevonden. Eén van de voorspellingen van de Zwarten was, dat bij de komende wereldbrand de vlammen het eerst zouden uitslaan op de zee. Met grote snelheid zou de brandende zee de haven met de schepen aantasten en ‘spoedig zouden van alle zijden de vurige vlammentongen de gansche aarde overdekken... De menschen waren soms met groote angst bevangen... Op gezelschappen kwam men bijeen en begon met plat op den vloer te vallen om dan de zonden aan elkander te belijden.’Ga naar voetnoot52 Eén der gemeenteleden ziet op een warme zomeravond in 1840 de ondergaande zon de zee als in brand zetten. Hij rent daarop gillende het dorp binnen, luid roepende: De zee staat al in brand...
Het, na de crisis veroorzaakt door ds. H.P. Scholte, met veel moeite gereconstrueerde kerkverband, krijgt - in provinciale vergadering bijeen - in zijn eerste vier samenkomsten de zaak Bunschoten op zijn tafel. We vinden in de notulen:Ga naar voetnoot53 29 mei 1840. Is gesproken over de vreemde handelingen en onbijbelse gevoelens van sommige leden der Gemeente te Bunschoten. Reeds 42 leden zijn gecensureerd. De vergadering heeft geoordeeld dat de kerkeraad te Bunschoten in de gemeente overeenkomstig Gods Woord heeft gehandeld. 15 nov. 1840. De ouderling van Bunschoten verhaalt hoe de toestand der gemeente aldaar is. Sommigen onttrekken zich nog aan de gemeente, zij verwerpen de wettige regering, verachten de instellingen des Heeren en geven toe aan buitensporige gevoelens. Twee personen aldaar gaan zover dat zij de brieven van Paulus niet als Gods Woord willen erkennen. De vergadering heeft geoordeeld, dat zij behoren te worden afgesneden. 3 juni 1841. Sommige leden te Bunschoten hangen nog buitensporige gevoelens aan. Zij houden zich van de gemeente verwijderd en gedragen zich zo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
danig ‘dat daardoor de Gemeente in de wereld beschimpt wordt’. De vergadering heeft geoordeeld dat de kerkeraad te Bunschoten met die leden die reeds gecensureerd zijn zal voortgaan te handelen. 4 nov. 1841. De ouderlingen van Bunschoten hebben aan deze vergadering gevraagd hoe men handelen moet met die afgedwaalde leden die Gods Woord verwerpen en meer ongerijmdheden tegen Gods Woord plegen. Hierover is besloten dat zij de zodanigen zullen afsnijden wanneer zij onverbeterlijk voortleven.Ga naar voetnoot54
In stukken gewisseld tussen enige overheidspersonen, vinden we een aantal belangrijke, zij het beknopte gegevens inzake de ‘Zwarte tijd’.
1. Een brief van de burgemeester van Bunschoten aan de gouverneur van Utrecht, 14 februari 1840. Daar zich dezer dagen eenen geest van bijzonderen godsdienstijver in de gemoederen, zoo der afgescheidene als veelen der onafgescheidene ingezetenen deezer gemeente geopenbaard heeft, waarvan men moeijelijk een denkbeeld kan vormen indien men zulks niet ondervonden heeft, en moet vragen: wat wil toch dit zijn, - zoo heeft deze geestdrift veroorzaakt, dat op onbepaalde tijden telkens gezelschappen dezer zoodanigen bijeenkomen of zamenvloeijen om onderling over den geestelijken toestand huns gemoeds te spreken, hetwelk dan soms bij afwisseling met gebed of gezang gepaard gaat. 2. In een rapport van de procureur-generaal te Utrecht aan de minister van justitie, gedateerd 26 maart 1840 vinden we onder meer het volgende. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volgens de ingewonnen berigten bestaat hetgeen tegenwoordig te Bunschoten gebeurt in dweeperij, welke meer en meer toeneemt. Men verbeeldt zich in eene godsdienstige vervoering te zijn, kruipt angstig langs den grond, gevoelt zich opeens verlicht, werpt eenige gewaande duivels van zich en vertoont zich als gelouterd dan in het openbaar, soms psalmen zingende en soms dansende en springende. Kinderen roepen elk die het dorp inkomt, troepsgewijze toe: Bekeert U! Men verbeeldt zich hemelsche gezigten en engelen te zien; dit gaat zoover, dat men zijn vee en alles verwaarloost om den ganschen dag tezamen te bidden, te zingen en te spreken wat de Geest ingeeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. De inkwartiering (15 oktober 1836-29 november 1840)Ga naar voetnoot57Afgezien van de veroordelingen door in eerste instantie de rechtbank te Amersfoort - waarover meer in de volgende paragraaf - heeft deze inkwartiering gedurende meer dan vier lange jaren, in Bunschoten veel huiselijke en andere ellende veroorzaakt. Wij willen hiervan in het onderstaande het voornaamste noemen. De bedoeling van het zenden van soldaten was in de eerste plaats het beletten van het houden van samenkomsten door de Afgescheidenen met meer dan 20 personen. Daarnaast hoopte - zoals we reeds schreven - de overheid, overigens tevergeefs, door het ‘knellende’ van de inlegering, de Afgescheidenen tot andere gedachten te brengen. Immers de soldaten, in totaal ongeveer 20 in getal, werden uitsluitend bij laatstgenoemden ‘ingelegerd’.
Reeds op 28 november 1836 wendt J. Beukers zich tot de gouverneur in Utrecht, met een klacht over het verstoren van een godsdienstige bijeenkomst op 20 november van niet meer dan 19 personen door de milicien Cornelis van der Meer. Commandant was toen de blijkbaar fel tegen de Afgescheidenen gekante luitenant Van der Poort.Ga naar voetnoot58 Beukers schrijft: ‘Overigens zijn de militairen gezegende werktuigen om Sion uit te breiden, en wij verblijden ons iets voor den Heere en Zijne waarheid te mogen opofferen...’.Ga naar voetnoot59
Op 6 januari 1837 bezocht ds. H. de Cock de gemeente te Bunschoten. Aan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stonds werd er een wacht van vier soldaten geplaatst voor de woning van zijn gastheer, ouderling H. Niezen. Toen De Cock wilde preken, werd hem dit door een gewapende macht onmogelijk gemaakt. Zoals gemeld, leidde dit tot enige samenkomsten in het naburige Gelderland. 31 januari 1837. Tegen Jacobus Beukers, 30 jaar, onderwijzer der jeugd, wordt proces-verbaal opgemaakt op aangifte van eerste luitenant Van der Poort. Door Beukers zouden ‘gewelddadigheden’ zijn verricht bij de verwijdering van enige personen tijdens een godsdienstoefening in de woning van Willem Hartog. Ondanks het feit, dat Jacobus Beukers wordt beschuldigd door drie soldaten, die hun verklaringen onder ede doen, wordt hij door de rechtbank in Amersfoort vrijgesproken. In maart van hetzelfde jaar zond de gemeente een adres aan de Staten-Generaal. Op goede gronden werd vrijheid van godsdienst en opheffing van de militaire inkwartiering gevraagd.Ga naar voetnoot60 14 mei 1837. Op deze zondag ontwikkelden de militairen grote bedrijvigheid. Zij werden geconsigneerd in een gebouw en aan de ‘gastvrouwen en -heren’ werd gelast de soldaten driemaal per dag eten te brengen. De Afgescheidenen weigerden op grond van het vierde gebod. Op deze pinksterdag werd er een samenkomst gehouden ten huize van het echtpaar Willem Hartog en Reintje Poort. Hoewel er minder dan 20 mensen waren, werd de vergadering gestoord door militairen, die een vrouw van buiten de gemeente Bunschoten ‘buiten de deur wierpen’. 16 mei 1837. De gebeurtenissen van deze dag zijn merkwaardig te noemen. Twee militairen, ingekwartierd bij de vrijgezel Willem van der Kolk ‘ontvanger der Eem- en Havengelden’, genaamd Hermanus Drieling en Jacob Pronker, zouden zich sterk hebben misdragen. Men eiste het openen van de nagenoeg altijd gesloten voordeur. Vervolgens eisten beiden een afzonderlijke kamer. Daartoe werd het ‘kantoor’ van Van der Kolk ingeruimd. Ook moest aan één van beiden een ander bed worden gegeven. Als Jacobus Beukers 's avonds op bezoek komt, zegt hij te menen dat de bevelvoerende officier, eerste luitenant Constantinus Modestus van der Does, wel opdracht zal hebben gegeven tot dit optreden. Ook: ‘Ik houd hem voor eenen lagen en gemeenen vent’. Naar aanleiding van het gebeurde op 14 mei zegt Beukers tegen burgemeester Z. Hoolwerf - doelend op het niet-toelaten tot de godsdienstoefeningen der Afgescheidenen van personen uit naburige gemeenten - dat laatstgenoemde ‘bedektelijk’ of ‘achterhoudend in de stukken en een Nachtuil was’.Ga naar voetnoot61 Tijdens de zitting van de rechtbank te Amersfoort op 8 juni 1837 houdt Beukers vol, dat de militairen hebben verklaard, dat de luitenant hen ‘onder bedreiging van gevangenis tot dit alles noodzaakte’.Ga naar voetnoot62 De rechtbank constateert belediging van de bevelvoerend officier (slechts ten aanzien van de uit- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
drukking ‘lagen en gemeenen vent’) en belediging van de burgemeester. Het verweer van Beukers tegen het laatste is, dat hij de woorden niet heeft gesproken tegen de burgemeester, maar tegen ‘den persoon van Hoolwerf’. De situatie was namelijk, althans volgens de verklaringen van Beukers, dat deze wel meer bij de burgemeester aan huis kwam, en reeds vele malen een openhartige discussie met laatstgenoemde had gevoerd. De eis van de officier van justitie - beslist een tegenstander van de Afgescheidenen - luidde: twee jaar gevangenisstraf! De uitspraak op 15 juni: vier maanden. In hoger beroep, te Amsterdam, krijgt Jacobus Beukers een maand gevangenisstraf.
Beukers heeft in deze zaken mogelijk fouten begaan. Maar het mag een wonder worden genoemd, dat er in de vier jaren van inkwartiering niet bij herhaling veel erger dingen zijn gebeurd. De inhoud van enige brieven geschreven door en aan J. Beukers, tijdens zijn verblijf in een gevangenis te Amsterdam in juli en augustus 1837, is gelukkig bewaard gebleven.Ga naar voetnoot63 Uit de inhoud van de brief van Wouterus Beukers blijkt, dat tijdens de gevangenschap Jacobus Poort, Hendrikus Niezen en Jan B. Hartog oefenden. De militairen blijven postvatten voor de woningen waarin geoefend zal worden. Op een zondag in juli wordt er een jongen uit Eemnes geweerd, terwijl er nog slechts 4 of 5 personen aanwezig waren en de godsdienstoefening pas na drie kwartier zou beginnen. Op 3 augustus schrijft Jacobus Beukers, dat hij bezoek gehad heeft van mr. A.M.C. van Hall en van ds. A. Brummelkamp. Hij besluit zijn brief als volgt. Ik wenschte wel, dat gij mijn buitengewone woning eens zien mocht; het is juist een beeld van de staat onzer zielen van nature en leert mij tevens, dat uitsluitende genade ongenoegzaam is, maar losmakende en vrijlatende genade onmisbaar blijft. Daartoe werke de genade Gods rijkelijk in onze harten; dit is de wensch en bede van hem, die uw voorbede verzocht hebbende, zich na welmeenende groeten ook aan de Uwen, Uwe ouders, Maas en Grietje, Reintje Poort, Annetta, alsmede aan mijne ouders en voorts aan allen, die Sion liefhebben, noemt... (De brief is geadresseerd aan Evertje Niezen, de vrouw van Gerrit Huygen, landman aan den Eemdijk.) 6 augustus 1837. Tijdens een godsdienstoefening ten huize van Jan Baas waren ook enige personen uit Huizen aanwezig. Een militaire patrouille eiste, dat de Huizers zich uit de woning van Baas zouden verwijderen. Toen dit niet spoedig gebeurde - want er lag geen enkele wettelijke bepaling aan deze eis ten grondslag - kwamen de soldaten de woning van Baas binnen en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sleepten de aanwezigen de straat op. Een vrouw werd op schandelijke manier gestoten en enig huisraad werd met bajonetten vernield. 17 september 1837. Vergadering ten huize van Rijntje Poort. Een militaire wacht stond voor de deur en een gewapende soldaat was in het vertrek aanwezig. Jacobus Beukers, op 19 augustus uit zijn gevangenschap ontslagen, trad op als voorganger. Toen er 22 of 23 personen aanwezig waren, waartegen de soldaat in huis geen merkbaar bezwaar maakte, kwamen enige militairen onder leiding van zekere luitenant Veere de woning binnen en ontbonden de vergadering. Beukers werd het psalmboek uit de handen gerukt; hij werd bedreigd met de blanke sabel en door vier gewapende manschappen buiten de deur gezet.Ga naar voetnoot64
26 oktober 1837. Op deze dag wendde de gemeente te Bunschoten zich opnieuw tot de Staten-Generaal.Ga naar voetnoot65 Met verwijzing naar het adres van maart van hetzelfde jaar klaagt zij bij voortduur het geweld te ondervinden van ‘de alleen bij afgescheidenen ingelegerde militairen’. En dit gebeurt ‘terwijl onze competente rechter verklaart, dat wij noch misdaad, noch wanbedrijf plegen.Ga naar voetnoot66 Zij is overtuigd ‘dat hetgeen hun wordt aangedaan, strijdig is met de wetten des lands; verwoestend voor hunne burgerlijke en godsdienstige vrijheid, schadelijk voor de zedelijkheid hunner huisgezinnen, waarin het gevloek der militairen straffeloos moet geduld worden.’Ga naar voetnoot67
17 februari 1837. Op deze zaterdag werden Jacobus Baas, Jan Baas, Gijsbert Nagel en Willem van der Kolk door de politie, ondersteund door soldaten, uit hun woningen gehaald en naar het huis van arrest in Amersfoort gebracht. Na enige tijd werden zij voor de rechter van instructie gebracht, die hen na een uitvoerige ondervraging naar huis liet gaan.Ga naar voetnoot68 25 februari 1838. Een deel der gemeente vergaderde ten huize van het echtpaar Willem Hartog en Reintje Poort. Aanwezig waren 23 personen. Door de schildwacht - zo lezen weGa naar voetnoot69 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werd dit ontdekt, waarop de veldwachter Loendersloot binnendrong en gelastte (aan de vergadering) uiteen te gaan. De gemeente blééf zonder een woord te antwoorden en niet lang daarna trad burgemeester Z. Hoolwerf en Luitenant Worm, met een detachement gewapende manschappen binnen. Deze zochten in woordenwisseling te treden; maar de gemeente ging voort te zingen uit Ps. 68 vs 15, en zij konden niet verstaan worden. De Luitenant kwam bij den spreker, ontrukte hem de Bijbel, sloeg dien vergramd toe en riep als bestorven van kwaadheid ‘er uit maar’. 13 maart 1838. Opnieuw - als op 25 februari - wordt een samenkomst van meer dan 20 personen ten huize van Willem Hartog uiteengejaagd. 19 maart 1838. Hendrik Koelewijn, visser, wordt door politie-beambten, ondersteund door militairen, uit zijn woning gehaald. Hij wordt naar het huis van arrest in Amersfoort gebracht en ‘niet voor den volgenden dag door den regter van instructie over opgeraapte en niets beduidende beschuldigingen onderzocht. De rechter geen schuld vindende, keerde Koelewijn tot de zijnen terug.’ 12 augustus 1838. Godsdienstoefening ten huize van Jacobus Baas. Aanwezig 21 personen. Toen de burgemeester kwam, vergezeld van politie en gewapende macht, verzocht voorganger Jacobus Beukers om na verwijdering van één persoon te mogen voortgaan ‘maar de Luitenant Dinkelman sprak (namelijk tot de burgemeester), om zulks niet toe te laten en riep, zijnde niet in uniform, met het opsteken van zijne pet, dat hij in zijn leven geen genoeglijker oogenblik kende, dan nu hij de weerlooze Afgescheidenen had mogen uit een drijven.’
In het jaar 1839 ontstond er driemaal een crisis met opnieuw als centrum de woning van Willem Hartog. Deze woning maakte deel uit van één huis, waarvan het achterste gedeelte bewoond werd door M. Malestein. Laatstgenoemde was in die tijd de enige niet-afgescheidene die in de inkwartiering deelde. In de woning van Malestein had Jacobus Beukers een kamer gehuurd, die grensde aan een vertrek van Willem Hartog. Een soort schuif in het houten tussenschot maakte het mogelijk in het éne vertrek te horen wat in het andere werd gezegd. Reeds op 5 februari werd aan Beukers de toegang tot het vertrek ontzegd. Later op de dag werd deze zaak geregeld, maar inmiddels waren Dirk Koelewijn (Dirk de Booi) en Jan Baas uit de woning verwijderd. Baas werd daarbij door veldwachter P.J. Loendersloot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mishandeld. ‘Deze trok zijn sabel en onder het uitbraken van een serie vloeken dreigde hij Baas door het lichaam te stooten, dat zijn darmen er uit hingen.’ 10 februari 1839. Op de morgen van deze zondag werd een gewapende schildwacht geplaatst in de woning van Malestein. Deze verklaarde order te hebben, ieder - behalve van het huisgezin van de bewoner - die de woning zou betreden, neer te schieten. Omstreeks negen uur kwam J. Beukers, vergezeld van twee niet-ingezetenen (verwanten van Malestein) bij de door eerstgenoemde gehuurde kamer aan. Zij werden niet toegelaten. De schildwacht Gerrit van Unen ging daarbij zo ver, dat hij zijn geweer laadde en op Beukers aanlegde. Na beklag bij de wethouder J. Heuveling werd de toegang alsnog aan Beukers verleend. 17 maart 1839. Vergadering ten huize van W. Hartog. Aanwezig 20 personen. De bevelvoerende officier gaf last de woning te verlaten. 21 april 1839. Godsdienstoefening ten huize van W. Hartog. Aanwezig 20 personen. In de aangrenzende woning - van W. Malestein - waren 2 personen. Niemand wilde de woning verlaten toen de burgemeester, vergezeld van luitenant Steenbergen en de veldwachter de kamer van Hartog betrad. Na enige discussie kwamen Steenbergen en een aantal soldaten ‘stormenderhand de woning binnen. De luitenant liet onder de gruwelijkste vervloekingen de weerlooze gemeente met den degen op het hart en de bajonetten op de borst uitdrijven.’
8 maart 1840. Godsdienstoefening bij Jan Baas. Nadat de wacht was vertrokken - de samenkomst duurde enige uren - groeide het aantal toehoorders aan tot ver boven de twintig. Kort na één uur kwamen de militairen opnieuw een onderzoek instellen. Na allerlei verwikkelingen werden alle aanwezigen uit het huis gejaagd. Dat wil zeggen een deel der militairen poogde dit te doen, maar enige anderen beletten de mensen de deur uit te gaan. ‘Sommigen wisten door het opschuiven der ramen naar buiten te komen en stelden zich zo in veiligheid. Toen plaatsten de militairen zich ook voor de ramen en beletten ook daar de menschen het huis te ontvluchten.... Sommige soldaten sloegen met de kolven der geweren er op los, anderen staken verwoed met de bajonetten om zich heen. 't Was een wonder, dat er geen dooden vielen... Van verschillende personen waren de kleeren aan het lijf vernield en gescheurd. Verscheidene anderen waren min of meer gewond. Op een gegeven moment laadde de soldaat Schoeiman, die woest scheen te zijn, zijn geweer en zou in de weerlooze hoop geschoten hebben - indien de andere soldaten hem toen niet vastgegrepen hadden... Het huisraad lag voor een groot gedeelte verbrijzeld. De meubelen geraakten, evenals eenige vrouwen onder de voet... Met geweld werden eenige burgers uit het huis op de straat geworpen en de woeste militair A. Halberstad stak verwoed zijn bajonet diep in het bovenbeen van Hendrik Koelewijn.’Ga naar voetnoot71 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 april 1840. De gemeente vergaderde ten huize van W. Koelewijn. ‘Het lidmaat Annetta Wilhelmina Koelewijn, boven het beruchte 20-tal intredende, ontving door een militairen schildwacht een aanmerkelijke wond, haar toegebracht met eene bajonetsteek!’
Het einde van de ‘bezetting’ viel op 27 november 1840. Op die dag ontving de burgemeester een schrijven ‘dat Z.M. Koning Willem II zijn krijgsmacht niet wilde gebruikt hebben om Christelijk Afgescheidenen te vervolgen en gelastte daarin, om het te Bunschoten ingelegerde detachement voortaan niet meer tot dat einde te gebruiken.’ 29 november 1840. Te 's morgens zeven uur vertrokken de militairen. Reeds op 13 december preekte de consulent ds. S. van Velzen ten huize van Harmen Niezen, en bediende onverhinderd de sacramenten van doop en heilig avondmaal.
Na meer dan 4 jaren, na 1505 dagen, was er aan de inkwartiering en het bij herhaling gewelddadige optreden van de soldaten een einde gekomen. Bij alle ellende, die in deze jaren is doorstaan, is het niet te verwonderen, dat de grote spanning zich af en toe ontlaadde in het verder vertellen van merkwaardige gebeurtenissen. A. Blokhuis verhaalt er van ‘Uit de oude doos’, in het hoofdstuk ‘Humor’. We lezen van Hendrik, zoon van Meindert Malestein. Deze had ongeveer het postuur van ds. S. van Velzen. Op een avond dat Van Velzen zou preken, deed Hendrik diens domineesjas aan en wandelde Spakenburg uit. Enige soldaten volgden hem en omsingelden het huis van Harmen Schaap, waar Malestein Jr. was binnen gegaan. Onderwijl werd door ds. Van Velzen in Spakenburg gepreekt en de doop bediend. Dit gebeurde nog wel in het huis van Gijsbert Hoolwerf, zoon van burgemeester Z. Hoolwerf.Ga naar voetnoot72 een wonder, dat laatstgenoemde ‘door de meesten zelf als Afgeschendene wordt uitgekreten’. Als niemand, de gouverneur van de provincie, de ministers van eredienst en van justitie alsmede de procureur-generaal te Utrecht, langer raad weet met de vervolging van de Afgescheidenen - namelijk in de Zwarte tijd, maart 1840 - krijgt de burgemeester de schuld voor een ontwikkeling, van hogerhand opgeroepen en in stand gehouden. ‘De Burgemeester - zo lezen we - is een eenvoudige boer, die met moeite zijnen naam kan schrijven, en voor wien men evenmin als voor den protestantschen predikantGa naar voetnoot73 aldaar immer eenigen eerbied heeft betoond noch zal betoonen in een op zichzelf gelegen dorp, alleen uit visschers en koehouders of veeboeren bestaande’.Ga naar voetnoot74 Toen ds. S. van Velzen bij één van zijn bezoeken door twee soldaten het dorp werd uitgeleid, werd hij vergezeld door de ijzersterke ouderling Jan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Borten Hartog. Langs de Zeedijk, bij ‘De Laak’, de grens tussen Bunschoten en Gelderland gekomen, was de taak van de soldaten ten einde. Op dat moment barstte Hartog uit: ‘En nu oogenblikkelijk terug, of, wat let mij, dat ik de een in de zee slinger en de ander in de dijksloot?’ Volgens de overlevering was één woord van ds. Van Velzen voldoende, om Hartog te ontwapenen: ‘Hartog, denkt aan uw God’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9. Vonnissen van de rechtbank te AmersfoortGa naar voetnoot751. Als eerste vonnis, dat de gemeente te Bunschoten betreft, vinden we dat van 21 juli 1836, uitgesproken tegen Huibert Jan Budding ‘herder en leeraar der Christelijke Hervormde gemeente’ (!), wonende te Middelburg, thans tijdelijk ten huize van zijn vader te Rhenen en tegen Hendrik Niezen, 63 jaar, landbouwer, wonende te Bunschoten. Deze zaak betreft de samenkomst, waarin de gemeente werd geïnstitueerd. Wij vermeldden haar reeds eerder in dit hoofdstuk. Niezen werd tot ƒ 20 boete veroordeeld, terwijl Budding niet opnieuw wordt beboet, vanwege veroordelingen op dezelfde dag inzake samenkomsten te Rhenen. In hoger beroep, bij de rechtbank te Amsterdam, werd Niezen echter vrijgesproken.
Deze vrijspraak, in hoger beroep te Amsterdam, volgt voor alle hierna te noemen vonnissen van de jaren 1836 tot 19 april 1838. Met uitzondering van no. 6.Ga naar voetnoot76
2. 27 oktober 1836. Antonie Brummelkamp, 24 jaar, ‘Christelijke leraar, voormaals behoord hebbende tot de erkende Christ. Herv. gemeente, thans behoorende tot de afgescheidenen, wonende te Hattem’ en Hendrik Niezen worden wegens de bijeenkomst van meer dan 100 personen op 11 september 1836 te Bunschoten, veroordeeld tot betaling van respectievelijk ƒ 100 en ƒ 50. 3. Dezelfde datum. Willem Hartog, 32 jaar, visser. Samenkomst op 2 oktober 1838 te zijnen huize. ƒ 25 boete. 4. Dezelfde datum. Jan Baas, 32, visser te Spakenburg. Bijeenkomsten te zijnen huize op 5 sept., 9 en 10 oktober. ƒ 25 boete.
5. 13 april 1837. Jacobus Beukers, 30 jaar, onderwijzer der jeugd wordt gedaagd ‘op aangifte van den eersten luitenant Van der Poort der negende afdeeling infanterie’. Door Beukers zouden op 31 januari gewelddadigheden zijn verricht bij verwijdering van enige personen door militairen uit de woning van Willem Hartog. Vrijspraak. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. 15 juni 1837. Jacobus Beukers wordt veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf. In hoger beroep: 1 maand.Ga naar voetnoot77 7. 5 oktober 1837. Jacobus Beukers en Willem Hartog zijn gedaagd wegens een bijeenkomst op 17 september 1837 ten huize van laatstgenoemde. Hartog krijgt ƒ 10 boete. Uit de processtukken blijkt dat luitenant W. Veeren de bijeenkomst met geweld heeft doen uiteengaan. Aanklacht van Reintje Poort, vrouw van Willem Hartog, over het optreden der soldaten. Jacobus Beukers is bedreigd met degenslagen. Getuigen: Jan Borten Hartog, Willem van der Kolk, de veldwachter Dirk Koelewijn en Grietje Niezen. De klachten van Reintje Poort worden niet ontvankelijk verklaard. We lezen: ‘...dat zulks onwaar was en hoegenaamd geene bedreigingen of mishandelingen door gemelden Officier hebben plaats gehad.’ 8. 19 oktober 1837. Beklaagden Willem Hartog en zijn vrouw Reintje Poort. Bijeenkomst op 6 oktober. Hartog was afwezig (‘op zee’). Boete voor Reintje Poort ƒ 12.
9. 1 maart 1838. Jacobus Baas wordt veroordeeld tot ƒ 10 boete voor het afstaan van zijn woning op 1 februari. De processtukken geven nog de volgende bijzonderheden. De samenkomst werd met geweld ontbonden. Eerst komt de veldwachter in de vergadering en maant aan uiteen te gaan. Eén der aanwezigen zou hebben geroepen: ‘Smijt hem de deur uit’. Daarna ‘liep het huis vol’. Circa 35 personen bijeen. Vervolgens gaan de veldwachter en de sergeant met een patrouille het huis binnen. Tot driemaal toe wordt gemaand uiteen te gaan. Jan Baas en Jacobus Baas beletten de ontruiming. Nadat ook de burgemeester en de luitenant zijn gehaald ‘werd de vergadering ontbonden.... hetgeen dan ook geschiedde onder toeloop van eene meenigte van volk, waardoor zij de oorzaak waren, dat de rust gestoord werd’. 10. Dezelfde datum. Peter Aartje Vedder, schuitenjager, wonende te Bunschoten wordt wegens het beschikbaar stellen van zijn woning op 14 februari, veroordeeld tot ƒ 10 boete. 11. Dezelfde datum. Willem Hartog ƒ 10 boete; afstaan woning op 25 februari. 12. 19 april 1838. Willem van der Kolk, 37 jaar, ‘landbouwer en ontvanger van het Eem- en havengeld’ en Hendrik Koelewijn, 24 jaar, visser, zijn door luitenant Worm beschuldigd van het bezigen van beledigende uitdrukkingen jegens het te Bunschoten ingelegerde detachement infanterie. De rechtbank acht de beschuldigingen niet genoegzaam bewezen. Vrijspraak.
Door een verandering in de rechterlijke organisatie in ons land wordt er met ingang van 1 oktober 1838 geen hoger beroep meer aangetekend bij de rechtbank te Amsterdam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13. 25 oktober 1838. Jacobus Baas wordt veroordeeld tot ƒ 10 boete, aangezien hij op 12 augustus zijn woning heeft afgestaan tot het houden van een godsdienstige samenkomst met meer dan 20 personen. J. Beukers wordt vrijgesproken, daar het niet bewezen wordt geacht, dat hij leider of één der leiders is geweest. 14. 10 april 1839. Samenkomst ten huize van Willem Hartog. Schuld inzake ‘met meer dan 20 personen’ wordt niet bewezen geacht. Bij deze zaak komt de aard van de woning ter sprake: kamer en belendende kamer (van andere woning) gescheiden door een tussenschot met openingen.Ga naar voetnoot78 15. 27 juni 1839. Volgens een proces-verbaal van 30 mei heeft de fuselier Cornelis de Goede, op wacht staande voor het huis van Willem Hartog ‘een geweldige stoot in de zijde bekomen van beklaagde Maas Niezen’. Twee andere soldaten hebben verklaard dit te hebben gezien; zij hebben ook Niezen ter terechtzitting herkend. Er zijn echter getuigen a décharge. Jacobus Beukers, Willem van der Kolk, Rijntje Poort, Annetta Wilhelmina Koelewijn hebben M. Niezen 's avonds van 7 tot 10 uur (!) ‘tijdens de oefening zien zitten voor eene opening in de muur, welke de woning van Meindert Malestein van die van Hartog scheidt’.Ga naar voetnoot79 Meindert en Hendrik Malestein, eveneens in de woning van eerstgenoemde zijnde, hebben Maas Niezen ook gezien. Op grond van de zes tegenverklaringen wordt Niezen vrijgesproken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10. Erkenning door de overheidAan de erkenning van de gemeente te Bunschoten is heel wat voorafgegaan. De procedure omvat het tijdvak 11 maart 1839 tot 5 juni 1841.
Na de erkenning van de Utrechtse gemeente, op 14 februari 1839, wendde Bunschoten zich op 11 maart 1839 tot de Koning met een request waarin ‘toelating en erkenning in de burgerlijke maatschappij’ werd gevraagd.Ga naar voetnoot80 Het verzoekschrift is nagenoeg van dezelfde inhoud als dat van Utrecht. De gemeente legt als ‘huishoudelijk reglement’ over dat van Utrecht.Ga naar voetnoot81 Het trekt de aandacht, dat als gebouw ‘voor de godsdienstoefening afgestaan’ wordt genoemd de woning gemerkt B. no 6. Vermoedelijk wordt hiermee het huis van Willem Hartog bedoeld. De gemeente vraagt uitdrukkelijk te worden ontheven ‘van de nog altoos voortdurende militaire inlegering’. Het request is, zoals we reeds eerder schreven, getekend door 77 personen. Behalve de 67 Afgescheidenen van het eerste uur, van wie we de namen in paragraaf 4 hebben vermeld, hebben de volgende 10 personen getekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Al spoedig, op 12 april 1839, kwam er enige reactie op het verzoekschrift.Ga naar voetnoot82 De gouverneur van de provincie Utrecht liet weten, dat de mogelijkheid tot erkenning bestond, als Gerrit Huygen en Hendrikje van der Kolk geboren HeuvelingGa naar voetnoot83 bereid zouden zijn ‘hun persoon en bezittingen tot een waarde van 40.000 gulden te verpanden, als waarborgsom’. Hieruit kunnen we zien, dat beide genoemde personen de meest gegoeden der gemeente waren. De waarborgsom werd door de regering gebruikt als voorwendsel. De bedoeling was, op deze wijze een garantie te hebben inzake de verzorging der behoeftigen van de Afgescheiden gemeente. De gemeente is echter - begrijpelijk - niet op deze onbillijke eis ingegaan. In september 1839 richt de kerkeraad zich tot de minister van eredienst, om er op te wijzen dat nog geen antwoord is ontvangen op het verzoek om erkenning.Ga naar voetnoot84 Opgemerkt wordt, dat de gemeente in zielenaantal groter is dan de reeds erkende Utrechtse, meer dan 200 zielen telt en ruim in staat is in het onderhoud der armen en in de kosten van de eredienst te voorzien. Een jaar later (!), in september 1840, komt er bericht dat de Koning bij besluit van 25 augustus, het verzoek heeft afgewezen.Ga naar voetnoot85 De regering zegt bevreesd te zijn, dat de gemeente de gedane belofte inzake het onderhoud der armen niet zal nakomen; bovendien is er geen ‘gepast gebouw’ voor de godsdienstoefeningen. Dit laatste is voor de kerkeraad een aansporing te trachten tot kerkbouw te komen, waarover verder in dit hoofdstuk. Zonder de moed te verliezen wendt de kerkeraad zich opnieuw tot de Koning. Het stuk is ongedateerd, maar is vermoedelijk in maart 1841 verzonden.Ga naar voetnoot86 Het luidt als volgt. Aan Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden Groothertog van Luxemburg enz, enz, enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ten gevolge dezer bedenkingen hebben wij dan in het laatst der maand October Jl. ons (ter wegruiming dezer bedenkingen) bij requeste aan Z.E. den Heer Staatsraad Gouverneur dezer Provincie Utrecht geaddresseerd, daarbij overleggende een staat van ontvang en uitgaven onzer armen gedurende 4 jaren waarvan het batig slot beliep eene som van ƒ 428,59½ en wijders aanbiedende eene som van ƒ 500,- ter waarborging voor de toekomst, met verzoek dit een en ander aan de Hooge regering ter kennisse te brengen, ten einde de verlangde vrijheid en erkenning te mogen bekomen. Doch alzoo ons tot heden hoegenaamd geen antwoord is toegekomen, wenden wij ons met nedrigen ootmoed tot Uwe Majesteit, daar wij vernomen hebbende door Uwer Majesteits besluit van 9 Januarij dezes jaar No. 2,Ga naar voetnoot87 de gemaakte zwarigheid op ons in der tijd ingediend adres goedgunstelijk zijn weggeruimd, met eerbiedig verzoek dat het Uwe Majesteit alsnu moge behagen, op ons voormeld adres de verlangde erkenning te mogen bekomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ondertekening van het request aan de Koning, 11 maart 1839.
Enige maanden na verzending van dit stuk, wordt bericht ontvangen dat de gemeente is ‘toegelaten’.Ga naar voetnoot88 Het koninklijk besluit is gedateerd 5 juni 1841. Het ademt de milde toon, die kenmerkend is voor vele stukken inzake de Afgescheidenen opgesteld na de troonsbestijging van Koning Willem II. ‘Het gebouw, het bijzonder huis of eenig gedeelte van hetzelve, door de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
adressanten, hetzij in eigendom of wel in huur of gebruik gekregen...’ wordt geschikt verklaard. We zien, het is alles nogal ruim gesteld.
Het trekt de aandacht, dat in het request aan de Koning van maart 1841 de naam van diaken J. Beukers ontbreekt. Hier is geen sprake van toevalligheid. Uit een brief van Beukers, geschreven in juli 1841 aan een niet-genoemde ‘vriend’ blijkt dat deze bezwaar had tegen het vragen van vrijheid, toelating of erkenning, namelijk inzake de wijze, waarop dit was geschied. In de briefGa naar voetnoot89 schrijft Beukers allereerst, dat men te Bunschoten de godsdienstvrijheid heeft verkregen ‘ten kosten van onze dierbaarsten rechten’. Immers de Koning vergunt een gemeente op te richten, onder de naam van ‘Christelijke Afgescheiden’ met ‘beding van nimmer op eenigen anderen titel aanspraak te maken.’ Hij gaat dan als volgt verder. Nu weten wij uit de historie, hoe duur onze vaderen den naam van Gereformeerden verkregen, en hoe men in de dagen der Remonstranten, Gen. 26 vs. 18, om dien naam kijfde. Maar onze vaderen konden naar 1 Kon. 21 vs. 3 niet gelijk wij van dit hun erfdeel afstand doen, (tevens) met afstaan van onze wettige bezittingen. Ik weet wel, het koninkrijk Gods is niet uiterlijk; evenwel zijn die bezittingen ons verkregen door den arbeid en het zweet onzer vaderen, en duiden wij het Hiskia kwalijk, dat hij 2 Kon. 18 vs. 15 en 16 voor Jeruzalem ruimte zocht met afstaan van zaken die wel niet tot het wezen van 's Heeren dienst, maar tot zijn uiterlijken tooi of welvaren betrekking had; en zullen wij onschuldig zijn in een gelijk geval, dat wij de offers van milddadigheid, aangebracht door onze vaderen, op zulk eene wijze afstaan? Ik denk neen. Bovendien is het beginsel, naar mij voorkomt, een zeker wantrouwen aan den Heere. Lezen wij 2 Sam. 6 vs. 6 en 7, dan, dunkt mij, is de zaak op ons toepasselijk. De Heere heeft zijne gemeente uitgeleid en in haar wederkeeren is zij door struikelen van hare voertuigen gekomen nabij den meest beduidendsten val. Dat des Heeren dienaars en allen die de zorg van 's Heeren ark is aanbevolen, een nauwkeurig toezicht nemen, is plichtmatig en loffelijk, maar om de struikelende gemeente, die in vele zaken onschriftmatig wandelt, door menschelijk vermogen te onderschragen of vasttestellen, is in den dienaar des Heeren den ijverigen Uzza gestraft, en ik vrees, dat het ook aan ons bezocht zal worden... 't Is waar, ik heb, door een verkeerden zin geleid, ook in dien weg gewandeld; maar van onze dwaasheid overtuigd, moet ik u raden, om niet in zulk een krommen weg te treden en ook wildet gij in dien weg, dan zult gij mij niet kwalijk nemen, dat ik uw verzoek afsla, omdat ik gewetenshalve daaraan niet kan voldoen. Echter begeert gij in den weg onzer vaderen uwe adressen aan Z.M. den Koning voor te stellen, dan ben ik bereid om u, waar zulks moet, te dienen.Ga naar voetnoot90 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11. KerkbouwGa naar voetnoot91Reeds in het request van maart 1839 had de gemeente beloofd te zullen zorgen voor een ‘passend kerkgebouw’. In het schrijven aan de gouverneur | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de provincie Utrecht van oktober 1840 werd deze belofte herhaald. Voordat de gevraagde vrijheid was verkregen werd echter al tot kerkbouw besloten. Op 7 mei 1841 werd, na aanbesteding, een aanvang gemaakt met de bouw. De aannemingssom bedroeg ƒ 2500. Het eerste kerkgebouw was gelegen in Spakenburg op de plaats, waar thans de conservenfabriek Van Halteren staat. Het bedehuis heeft dienst gedaan tot 1878, toen een tweede, grotere kerk werd gebouwd. De eerste kerk heeft vervolgens, na bij herhaling te zijn verbouwd en uitgebreid, van 1879 tot 1949 (!) de eerste gereformeerde lagere school te Bunschoten-Spakenburg gehuisvest. Op 14 juni werden de fundamenten gelegd en op 20 september 1841 werd het nieuwe kerkgebouw in gebruik genomen. Voor de eerste maal preekte in het bedehuis ds. Pier Schaap uit Urk,Ga naar voetnoot92 naar aanleiding van Psalm 84 vers 3: Mijn ziel is begerig, en bezwijkt ook van verlangen, naar de voorhoven des Heeren; mijn hart en mijn vlees roepen uit tot de levende God. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12. Samenstelling kerkeraad; J.W. VijgeboomAllereerst merken we op, dat van het tijdvak 1841-1869 lang niet zo veel valt te vermelden als van de eerste vijf à zes jaren.
Omstreeks 1846 heeft de kerkeraad de volgende samenstelling: J. Borten Hartog, Maas Niezen, ouderlingen; A. Huygen, W. Koelewijn, W. van der Kolk, H. van Twillert, diakenen. Later wordt Z. van Halteren ouderling en H. Schaap diaken.Ga naar voetnoot93
Het eerste beroep door de gemeente uitgebracht was dat van 9 april 1842 op ds. Pier Schaap te Urk. Het tractement werd bepaald op ƒ 550 en een vrije woning. Ds. Schaap heeft voor dit beroep bedankt.
Kort daarna - op 28 mei 1842 - gaat de gemeente over tot het beroepen van de oefenaar Johan Willem Vijgeboom.Ga naar voetnoot94 Men hoopt, dat deze binnenkort zal slagen voor het examen om te kunnen staan naar het ambt van dienaar des Woords. Vijgeboom woont in die dagen te Groningen; hij neemt het ‘beroep’ aan; vermoedelijk vestigt hij zich eind 1842 te Bunschoten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nadat hij enige tijd in deze plaats heeft gearbeid, maakt - zoals we zullen zien - de provinciale vergadering van Noord-Holland bezwaar hem toe te laten tot het examen. Hij vertrekt daarna uit Bunschoten; tevens verdwijnt hij daarna nagenoeg uit het gezichtsveld van de Afgescheiden kerken. In 1845 overlijdt hij te Middelburg, waar hij dan woonachtig is.
Wij achten het niet onze taak in dit boek een volledig overzicht te geven van het leven en arbeid van Vijgeboom. Wij voegen hieraan toe: voor zover bekend. Anderzijds willen wij enige onbekende bijzonderheden naar voren brengen. Wij menen, dat het laatste woord over hem nog niet is gesproken. Het zou interessant wezen, zijn leven - beter gezegd zijn zwerftocht - eens van begin tot eind te volgen.
Johan Willem Vijgeboom werd in 1773 in het Duitse Ladbergen in het graafschap Teckelenburg geboren. Nadat hij in 1790 - dus op 17-jarige leeftijd - naar Nederland is gekomen, werkt hij onder meer in een tabaksfabriek in Rotterdam, wordt tuinmansknecht in Schoonderloo (Delfshaven), Hillegersberg en Schiedam. Daarna wordt hij veehouder, maar na zes jaar heeft hij zijn gehele bezit aan koeien verloren en heeft hij een niet-onaanzienlijke schuld. In 1836 schrijft hij, dat hij 30 jaar op onderscheidene plaatsen heeft geoefend. Als oefenaar zien we hem in Groningen, Friesland, Gelderland, Zuid-Holland en Zeeland. Het meest bekend en ook het meest ingrijpend is zijn optreden in Axel (1823-1836).Ga naar voetnoot95 Als de gemeente te Bunschoten met hem in relatie treedt is hij 68 of 69 jaar!
In de notulen van de provinciale vergaderingen van Noord-Holland en Utrecht, van 3 november 1842 (art. 9) lezen we over Vijgeboom het volgende. De ouderlingen van Bunschoten verklaren dat zij verlegen zijn wegens de afwijzing van het examen van Willem Vijgeboom door de Provinciale Kerkvergadering van Drenthe.Ga naar voetnoot96 Genoemde Vijgeboom is door de Gemeente te Bunschoten tot Herder en Leeraar beroepen en voor het tegenswoordige verkeerende te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groningen met het voornemen om tot de Bediening des Woords en der Sacramenten opgeleid te worden, heeft hij zich bij de Provinciale Kerkvergadering van Drenthe aangemeld om tot het examen toegelaten te worden. Op het gerucht van dit voornemen hebben eenige Opzieners en leden uit vele streken des lands brieven gezonden, hunne bezwaren behelzende tegen de voorgenomene toelating van W. Vijgeboom, aan den WEW. Ds. H. de Cock. Ook de Classis van Leijden was tegen deze toelating opgekomen, waarom ook Ds. S. van Velzen, vernemende dat het voornemen bestond om in Drenthe met dat examen voort te gaan aan die Vergadering geschreven heeft om toch niet voort te gaan met het examen dewijl naar zijn oordeel eerst de beschuldigingen naauwkeurig onderzocht moeten worden, die van zoo vele kanten en zelfs van eene Classis tegen W. Vijgeboom zijn ingebragt. Moet toch een opziener goed getuigenis hebben van degenen, die buiten zijn, hoeveel te meer moeten dan eerst de beschuldigingen van Opzieners onderzocht en weggeruimd worden alvorens de beschuldigde tot het predikambt kan toegelaten worden. Ten gevolge van dit alles heeft het examen van W. Vijgeboom geen plaats gehad. Thans stelt de Praeses voor om zooveel mogelijk zorg te dragen dat W. Vijgeboom niet onder verdenking blijve wanneer daartoe geene genoegzame reden is, en dat wij ook de Gemeente van Bunschoten, die Vijgeboom tot haren herder en leeraar blijft begeeren, zoo veel mogelijk helpen om, indien toch de beschuldigingen onderzocht en ijdel bevonden zijn, haar verlangen te verkrijgen. Hierop oordeelt deze Vergadering dat de beschuldigde W. Vijgeboom zich behoort te vervoegen ter Provinciale Kerkvergadering van Zuid- Holland, uit welke Provincie de meeste beschuldigingen zijn ingebragt, opdat in tegenwoordigheid der beschuldigers de bezwaren onderzocht kunnen worden en dat ook de ouderlingen van Bunschoten aldaar tegenwoordig behooren te zijn om zelf te kunnen vernemen of die beschuldigingen gegrond zijn dan niet. De broeders van Bunschoten hebben dit aangenoomen.Ga naar voetnoot97 Ds. P. Schaap heeft op zich genomen om aan de Vergadering in Zuid-Holland over deze zaak te schrijven en aan de broeders van Bunschoten het berigt te doen toekomen wanneer die vergadering zijn zal.Ga naar voetnoot98 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We weten niet precies wat de praeses van bovengenoemde vergadering heeft bewogen op 13 december 1842 naar Schiedam te gaan. In ieder geval: ds. S. van Velzen is daar aanwezig op de eerste provinciale vergadering van het gereconstrueerde kerkverband,Ga naar voetnoot99 hij wordt zelfs praeses van deze samenkomst en stelt onder meer de zaak Vijgeboom aan de orde. Opgemerkt dient daarij, dat van de gemeente Schiedam vier ouderlingen ter vergadering waren, van de kerk van Leiden drie en dat Rotterdam werd vertegenwoordigd door ds. S.O. Los en ouderling W. van Harten. Op de vraag van ds. Van Velzen, zegt ouderling H. Hasselman van Leiden ‘bewijzen te hebben volgens notulen’. W. van Harten: ‘Van Vijgeboom gaan in Rotterdam schrikkelijke geruchten, en dat met hem bekend zouden zijn eenen zekeren...Ga naar voetnoot100 en Rodenrijs te Rotterdam (en) Arie van der Linden en Krommenhoek te Schiedam.’ Nadat andere zaken zijn besproken, lezen we in artikel 11 van de notulen, dat men is ‘begonnen te onderzoeken de zaken betrekkelijk Vijgeboom’ en zijn gehoord twee personen van Schiedam, welke geen kwaad van Vijgeboom konden zeggen. Verder de kerkeraad van Leiden gehoord hebbende, alsmede veele geruchten die deze en geene broeder van hem wel gehoord had, zoo ontstond bij de vergadering in 't gemeen de vrees of er niet iets waarachtigs van dit alles bestond, komende hierop neer, dat Vijgeboom niet eerlijk in zijn uiterlijk bedrijf zoude gehandeld hebben, en dat hij te Leiden kenmerken had nagelaten als of hij op eene verkeerde wijs in die gemeente had willen indringen om daar Leeraar te worden. Vijgeboom zelf binnen geroepen zijnde, heeft zich verontschuldigdGa naar voetnoot101, zoowel ten opzichte van het eerste, als ook van zijn schijn van indringing te Leiden. Ds. S.O. Los heeft zich van deze taak gekweten door onder meer onderzoek te doen te Rotterdam en hierover te rapporteren op de provinciale vergadering van Noord-Holland en Utrecht, gehouden op 4 mei 1843, in het kerkgebouw aan de Bloemgracht te Amsterdam.Ga naar voetnoot102 Als genodigden zijn daar ook gekomen ds. A.C. van Raalte te Ommen en ds. A. Brummelkamp te Arnhem. Zij zullen mede als examinatoren optreden bij een eventueel onderzoek van J.W. Vijgeboom. Ds. S.O. Los uit Rotterdam en ouderling J. Knock uit Schiedam zijn, als afgevaardigden van de kerkvergadering van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zuid-Holland aanwezig ‘om correspondentie te houden’.Ga naar voetnoot103 Inzake J.W. Vijgeboom deelt ds. S. van Velzen mede, dat op de vergadering van Zuid-Holland, gehouden op 13 december 1842, de beschuldigingen tegen eerstgenoemde zoveel mogelijk zijn onderzocht; ook is hijzelve gehoord. Wel werd hij van oneerlijkheid beschuldigd, alsmede van verwarring te hebben veroorzaakt in de Gemeente te Leijden doch de eerste beschuldiging werd gegrond op het getuigenis van Opzieners die zulks van menschen vernomen hadden die reeds overleden zijn, terwijl andere Opzieners en leden der Gemeente te Schiedam, waar die oneerlijkheid zou bedreven zijn in den tijd dat Vijgeboom er woonde, verklaarden wel kwade geruchten te hebben vernomen, maar niet te weeten noch te geloven dat hij zich aan oneerlijkheid ooit schuldig gemaakt heeft. Vijgeboom zelve gaf zoodanig verhaal van de bedoelde gevallen dat hem daarover niets te laste kon gelegd worden. Wat de verwarring in de Gemeente te Leijden betrof, ook daarvan bleek uit het verhaal van Vijgeboom dat niet aan hem de schuld kon geweten worden. Nog was door Ds. Los onderzoek bij famielje en bekenden van Vijgeboom te Rotterdam in het werk gesteld nopens deszelfs vroeger levensgedrag, doch ook daaruit bleek niet dat hij van oneerlijkheid te beschuldigen was; alleen schijnt hij door veel geoeffend en rondgereisd te heben zijne affaire die hij in vroeger jaren had, te hebben veronachtzaamd. Het slot van de behandeling van de zaak Vijgeboom op bedoelde vergadering geeft artikel 17 van de notulen. De broeders van Bunschoten verzoeken dat het examen van J.W. Vijgeboom tot het Herders- en Leeraarsambt voortgang hebbe. Hierop zijn de attestatien gelezen die door den Kerkeraad en Classis van Groningen betreffende dezen Broeder zijn afgegeven. Op deze attestatien werd echter door Ds van Raalte aanmerking gemaakt, dewijl | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dezelve gegeven zijn, zonder dat de destijds tegen Vijgeboom bestaande beschuldigingen onderzocht of uit den weg geruimd waren. Voorts is door Ds. Brummelkamp een extrakt voortgebragt uit de notulen der Provinciale Kerkvergadering van Drenthe d.d. 19 October 1842 waaruit bleek dat sommige broeders aldaar bezwaren tegen Vijgeboom hebben ingebragt.Ga naar voetnoot104 Deze zeide echter dat hem daar niets van bekend was, dat hij wel wist dat men uit Leijden beschuldigingen tegen hem had voortgebragt, doch niet dat uit Groningen of Drenthe beschuldigingen tegen hem ingebragt waren. Dewijl evenwel Ds. van Raalte verhaalde dat Vijgeboom zelve in die Vergadering was binnen geroepen en met beschuldigingen tegen hem bekend gemaakt was zoo streed de verklaring van Vijgeboom met die van Ds. van Raalte. Hierom is algemeen besloten om Vijgeboom niet tot het examen toe te laten. We zien dat ‘de zaak Vijgeboom’ als een nachtkaars uitgaat. De 70-jarige vertrekt uit Bunschoten. Hij overlijdt, zoals we reeds schreven, in 1845 te Middelburg.Ga naar voetnoot105 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13. Gemeentelijk leven 1843-1869Op de provinciale vergadering van 8 mei 1845, gehouden te Amsterdam, waar geen afvaardiging van Bunschoten aanwezig is, is een schrijven van genoemde gemeente ter tafel. De kerkeraad verklaart zich ‘in eenige punten betreffende de regeering der Kerk niet met de Amsterdamse broeders te kunnen vereenigen’.Ga naar voetnoot106 Bunschoten heeft blijkbaar deze zaken reeds gebracht op de classicale vergadering van Hilversum, doch is daar in het ongelijk gesteld.Ga naar voetnoot107 De provinciale vergadering spreekt uit zich te verenigen met de classis Hilversum; zij zal in deze geest schrijven aan de kerkeraad te Bunschoten. Het wordt niet duidelijk waarover het verschil precies loopt; het noemen van de besluiten van de provinciale vergadering van Noord-Holland van 6 juli 1843 geeft in deze slechts een vingerwijzing.Ga naar voetnoot108
De geschillen over de grenzen van de kerk, die de Afgescheiden kerken bij herhaling hebben beroerd, zijn ook Bunschoten niet voorbijgegaan. Op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de provinciale vergadering van 6 november 1845 deelt J. Borten Hartog mede, dat hij met zijn mede-ouderling Jacobus Beukers ‘niet overeenstemt in de beoordeling van de geregtigden tot den doop’. Beukers wil dat de doop ook zal worden bediend aan kinderen van diegenen, die zelf geen of nog geen belijdende leden zijn. De vergadering geeft de raad, dat de kerkeraad van Bunschoten, bijgestaan door ds. S. van Velzen, die leden van de gemeente, die geen belijdenis des geloofs hebben afgelegd en aangaande wie bij de ouderlingen ‘vrees bestaat om hen als leden te erkennen, ofschoon zij zich (zelven) rekenen bij de Gemeente’, zal onderzoeken. Wanneer ‘dezulken zullen blijken geene kenmerken van leden te hebben, zal hun aangezegd worden, dat zij daarvoor niet erkend worden; terwijl voorts alleen aan de kinderen der leden de doop bediend mag worden’. Met andere woorden: enerzijds worden de gedachten van J. Beukers niet veroordeeld, anderzijds wil men niet iedereen als lid beschouwen, die zichzelf als zodanig aandient. Wellicht hebben we hier nog de invloed van de ‘Zwarte tijd’, althans mede deze invloed. Blokhuis schrijft aangaande de jaren rond 1850, dat er ‘Zwarten’ terugkeerden, waarbij soms enige kinderen uit één gezin tegelijk werden gedoopt.Ga naar voetnoot109 De Zwarte tijd is in die jaren nog niet voorbij... Eind 1850 is bijvoorbeeld Francijntje Zeeman ‘in hoge mate de gevoelens der Zwarten toegedaan’. Zij onttrekt zich aan de openbare eredienst en verwerpt alle vermaning. Reeds in vroeger tijd is zij ‘uit de gemeente geworpen’. Zij zal nu officieel worden afgesneden...Ga naar voetnoot110 Begin 1851 wordt op de classicale vergadering medegedeeld dat Mengsje Schaap is gehuwd met de ‘bekende voorstander van de gevoelens der Zwarten’ Jacobus Poort.Ga naar voetnoot111 Poort is geen lid der gemeente. Het huwelijk is niet kerkelijk bevestigd. Kan een kind van dit echtpaar worden gedoopt? Het oordeel van de vergadering is: kind kan worden gedoopt als de grootouders het ten doop houden.Ga naar voetnoot112
Eind 1847 is er nog een merkwaardig incident. Jacobus Beukers, die dan geen lid van de kerkeraad meer is, heeft buiten medeweten of toestemming van dit college een briefje - een soort attestatie - gegeven aan de gecensureerde leraar S.M. FleschGa naar voetnoot113 te 's-Graveland woonachtig ten behoeve van de kerkelijke huwelijksbevestiging van twee personen die geen lid van de gemeente zijn. De bevestiging heeft plaats gehad te Zeist ‘waar geen gemeente is’. Beukers zal hierover worden vermaand.Ga naar voetnoot114
Na 1843 heeft de kerkeraad driemaal achtereen een beroep uitgebracht op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ds. J. Nentjes te Urk. Geen van deze beroepen werd aangenomen.Ga naar voetnoot115 Philippus Hendrikus Eskes,Ga naar voetnoot116 gekomen van Deventer, wordt de eerste predikant van de Afgescheiden gemeente van Bunschoten. Hij neemt op 25 oktober 1849 het op hem uitgebrachte beroep aan. Enige weken later - 12 november 1849 - overlijdt de voortrekker van de eerste, moeilijke jaren Jacobus Beukers.Ga naar voetnoot117 Op 24 maart 1850 wordt Eskes door de consulent ds. S. van Velzen, bevestigd. We lezen over hem in de provinciale notulen van april 1851: Den 11 den Mei 1851 is de Herder en Leeraar Philippus Hendrikus Eskes overleden in den ouderdom van ruim 32 jaren, nalatende zijne weduwe met twee kinderen. De overledene had ruim een jaar bij de Gemeente te Bunschoten de dienst getrouw en met zegen vervuld. Onverwachts, terwijl naauwelijks zijne ziekte bij zijne Gemeente bekend was en hij zich te Zwolle voor bijzondere zaken bevond, is hij aan de pokken, hoewel gevaccineerd zijnde, overleden. Zijn huisgezin, zijne Gemeente en de Kerk lijden hierdoor een groot verlies. Ook in de classicale notulen van 12 juni 1851 wordt met grote waardering over zijn persoon en arbeid gesproken. Blokhuis vermeldt aangaande hem nog: ‘Op Zondag 4 Mei 1851 hield Ds. Eskes zijn laatste preek. Om bijzondere zaken werd hij naar Zwolle geroepen en vertrok dien Zondagavond nog. Op Dinsdag 6 Mei woonde hij met andere predikanten, daartoe door de Synode benoemd, een vergadering bij te Apeldoorn, met de Gereformeerden onder het kruis.’Ga naar voetnoot118
De tweede predikant van Bunschoten was Nikolaas Hermanus Dosker. Deze werd, komende van Groningen, op 9 mei 1852 door ds. J. Nentjes van Urk, bevestigd.Ga naar voetnoot119 Hij heeft te Bunschoten met veel zegen mogen arbeiden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Velen van de beweging van de Zwarten kwamen terug. Op 31 augustus 1856 preekt Dosker afscheid en vertrekt naar Almkerk, welke gemeente hem op 2 augustus voor de derde maal had beroepen. In de streek om Bunschoten vond de Afscheiding weinig ingang. In deze jaren is er geen Afgescheiden gemeente in bijvoorbeeld Baarn, Huizen, Naarden en Bussum. Vandaar dat de Afgescheidenen uit de omgeving wel eens aansluiting bij Bunschoten zoeken. Circa 1852 zijn er ‘als protest tegen de toenmalige prediking in de Hervormde kerk’, huisoefeningen aan De Vuursche’.Ga naar voetnoot120 Voorganger is zekere P. Vervat, een smid. Na zijn dood treedt Jacob de Ruig, een schoenmaker uit Soest, als voorganger op. Ook te Baarn worden dan oefeningen gehouden. Sommige leden van het gezelschap behoren tot de ‘Vrienden der Waarheid’.Ga naar voetnoot121 Voor de kinderen wordt een zondagsschool gehouden. Het optreden van dit gezelschap leidt er toe, dat in 1876 een Gereformeerde kerk in Baarn wordt geïnstitueerd.Ga naar voetnoot122 Zondag 29 maart 1857 deed ds. J. Bavinck, gekomen van Hoogeveen, zijn intrede. Hij arbeidde in Bunschoten tot 9 november 1862.Ga naar voetnoot123 Van zijn arbeid in laatstgenoemde plaats is weinig bekend, althans is er weinig in archiefstukken van bewaard gebleven. Wel is na te gaan, dat tijdens zijn predikantschap de gemeente zich enigszins uitbreidde door overgangen uit de Hervormde kerk. Reeds in 1851 moet het kerkgebouw worden vergroot; in 1868 wordt het opnieuw uitgebreid. De beide volgende predikanten zijn geweest: Korstiaan Kleinendorst - 18 januari 1863 tot 30 mei 1865Ga naar voetnoot124 en J.H. Maatjes - 8 oktober 1865 tot 8 januari 1870.Ga naar voetnoot125 Ook tijdens de jaren dat deze dienaren des Woord arbeidden, zien we het zielenaantal van de gemeente regelmatig stijgen. |
|