De Afscheiding van 1834. Deel 4. Provincie Utrecht
(1980)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 1
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Classis Amersfoort: Evert de Neeling, Amersfoort. Classis Rhenen: M. Heetveld te Rhenen; H. van der Biezen te Veenendaal; F. van Elst te Scherpenzeel (Gld.).
Wij zullen zien, dat de zo juist genoemde kerkelijke indeling te hoog was gegrepen. Wij komen haar in dit boek nagenoeg niet meer tegen. De gemeenten van de classis Rhenen bijvoorbeeld, waren uiterst zwak en klein; zij waren nauwelijks of nog niet de conventikel-vorm te boven gekomen.
Behalve de hierboven vermelde Afgescheiden kerken, worden in de provinciale notulen over het tijdvak 1836-1840Ga naar voetnoot4 bijzonderheden gegeven van: 's-Graveland, De Bilt en Zeist.Ga naar voetnoot5
Ook in de provincie Utrecht brengen het optreden en de schorsing van Scholte (1840) grote deining te weeg. De verwarring is kort nà 1840 zo groot, dat het provinciale kerkverband in de provincie Utrecht nagenoeg geheel te niet gaat. Enige gemeenten - Kockengen, 's-Graveland, Zeist en een deel van de gemeente in de stad Utrecht - vormen de kerken van de groep Scholte. Enige anderen sluiten zich aan bij het kleine aantal Afgescheiden gemeenschappen in Noord-Holland. Kockengen en een deel van Oud-Loosdrecht zijn zelfs enige jaren aangesloten bij de Gelderse kerken. Wij komen op dit alles terug in de hoofdstukken, die over de afzonderlijke gemeenten handelen. Reeds op 29 mei 1840 wordt de eerste vergadering van ‘Noord-Holland en Utrecht’ te Amsterdam gehouden. Wij vinden hierover in het betreffende notulenboek, van de hand van ds. S. van Velzen, dan te Amsterdam, de volgende verklaring, welke voorin het boek is geschreven.Ga naar voetnoot6 Ofschoon er ook reeds vroeger Kerkelijke Vergaderingen door de Christelijke Afgescheidenen Gemeenten of oud-Gereformeerde Gemeenten in deze ProvincieGa naar voetnoot7 gehouden zijn - die vergaderingen hadden echter geen plaats op gezette tijden na eene bepaalde tusschenruimte, ook niet overeenkomstig den regel dat Classicale en Kerkeraadsvergaderingen daaraan onderworpen zijn,Ga naar voetnoot8 maar naar goedvinden bij wijze van raadpleging en waaraan of aan welker oordeel de Kerkeraden zich in zoover gehouden achtten als het hun goed dacht. Van die voorgaande Vergaderingen was Ds. H.P. Scholte de Praeses, die echter met de twist, welke hij heeft aangestookt in deze Provincie, geheel het beheer verloren heeft, maar heeft verscheidene boeken in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijne bezitting gehouden, waaronder ook de aantekeningen door de vroegere Provinciale Vergaderingen van de Afgescheidenen in Noord-Holland. Het is maar een klein gezelschap dat op 29 mei 1840 te Amsterdam bijeen is: afgevaardigden van de gemeenten te Amsterdam, Bunschoten, Hilversum alsmede te Westbroek en Achttienhoven. Urk en Hoorn hebben bericht van verhindering gezonden; van de aangeschreven gemeente te Zaandam is geen reactie ontvangen. Aangezien de kerken in Noord-Holland en Utrecht te zwak en te klein in aantal zijn, tot het zelfstandig houden van provinciale vergaderingen, wordt besloten in de nabije toekomst samen te vergaderen, en wel tweemaal per jaar te Amsterdam.Ga naar voetnoot9 De kerkengroep stelt in 1840 twee classes in, namelijk de classis Amsterdam, omvattende Amsterdam, Hoorn, Urk, Zaandam; en de classis Hilversum: Bunschoten, Hilversum, Westbroek en Achttienhoven. Geleidelijk sluiten zich èn in Noord-Holland èn in Utrecht enige gemeenten bij dit kerkverband aan. Wij beperken ons uiteraard tot de provincie Utrecht en hetgeen kerkelijk daarbij werd gerekend. Een deel van de Utrechtse gemeente zien wij voor het eerst in mei 1842 weer op de provinciale vergadering vertegenwoordigd, Oud-Loosdrecht in november van dat jaar. In 1854 komt er een andere classicale indeling. Wij lezen in de classicale notulen van mei 1854, dat de éne classis in de provincie Utrecht ‘ter bevordering van orde in sommige zaken’ dient te worden gesplitst in de classes Amersfoort en Utrecht. Deze beide classes blijven echter nog gezamenlijk vergaderen tot en met het jaar 1860. Eerst op 3 april van dat jaar worden ook de provincies Noord-Holland en Utrecht kerkelijk gescheiden. Wij vinden over dit laatste in de betreffende notulen van de provinciale vergaderingen het volgende Art. 8. Er wordt gesproken over de scheiding der Provincien N. Holland en Utrecht om voortaan niet meer als ééne te vergaderen, dewijl daartegen reeds klachten zijn ingebragt op de Synode, en nu welligt zal geprotesteerd worden door de broeders uit Groningen en Friesland, om reden dat wij als eene Provincie zamenwerken en nogthans uit ons geringe Perzooneel, als twee Provincien onze afgevaardigden zenden. Dit wordt in rondvraag (gebragt) en met algemene stemmen goedgekeurd, met dien verstande dat des voorjaars eene Commissie uit Utrecht de vergadering te Amsterdam de vergadering zal ondersteunen, en des najaars eene Commissie uit N. Holland die te Utrecht... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over het afzonderlijk vergaderen van de classes Amersfoort en Utrecht, vinden we in een notulenboek van eerstgenoemd verband - aangelegd 15 januari 1861 - de onderstaande ‘Inleiding’. De Christelijke Afgescheidene Gereformeerde gemeente in de prov. Noord-Holland en Utrecht, sedert haren uitgang uit het Hervormd genootschap, te zamen als ééne provincie vereenigd, zijn, op de laatste, in october gehoudene vergadering te AmsterdamGa naar voetnoot10 met wederzijds goedvinden van elkander gescheiden, zoo dat voortaan Noord-Holland te Amsterdam, en Utrecht te Utrecht zoude vergaderen. Wij zullen - zoals reeds in het ‘Woord vooraf’ vermeld - het leven van de Afgescheiden kerken behandelen in het tijdvak 1834-1869; althans voor de meeste gemeenten zullen wij laatstgenoemd jaartal aanhouden.
Op grond van het hiervoor beschrevene zullen wij, voor onze indeling, uitgaan van de beide classes: Amersfoort en Utrecht. Vóór 1840 was er weliswaar geen sprake van deze kerkelijke ressorten en in het tijdvak 1840-1854 waren alle gemeenten van de provincie Utrecht verenigd in de classis (Hilversum)-Utrecht, maar de door onze gekozen indeling, heeft nu eenmaal het langst stand gehouden. In het tijdschrift ‘De Stem’Ga naar voetnoot12 treffen we het eerste statistische overzicht aan van de ‘Christelijke Afgescheidene Gemeenten’. Voor het jaar 1851 en voor de provincie UtrechtGa naar voetnoot13 is deze alphabetische ‘Staat’ als volgt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het (eerste) ‘Jaarboekje voor de Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Kerk in Nederland’, van het jaar 1856, treffen we onder ‘Provincie Utrecht’ (blz. 20) de volgende gegevens aan.
Nog dient te worden opgemerkt, dat wij de gemeenten 's-Graveland en Hilversum zullen behandelen, hoewel zij liggen op het grondgebied van Noord-Holland; zij zijn, zoals wij reeds aanduidden, kerkelijk gedurende vele jaren aan Utrecht verbonden geweest. Het overeenkomstige geldt voor Scherpenzeel, provincie Gelderland. Tenslotte: Nijkerk in Gelderland, heeft jarenlang (namelijk van 1850 tot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Doleantie-tijd) tot de provincie Utrecht behoord, en dus vanaf 1854 tot de classis Amersfoort. Daarom wordt ook deze gemeente in dit boek besproken. De gemeente Putten daarentegen, die zich eerst in 1867 bij Utrecht aansluit, zullen we buiten beschouwing laten. Evenzo de ‘randgemeente’ Uithoorn-Mijdrecht, half in Utrecht, half in Noord-Holland gelegen. Zij heeft na haar instituëring in 1852 jarenlang behoord tot de classis Amsterdam.Ga naar voetnoot17 Bovengenoemd aspect samenvattend: we zullen in dit boek vier gemeenten behandelen, die niet liggen op het grondgebied van de provincie Utrecht, namelijk Nijkerk en Scherpenzeel in Gelderland: 's-Graveland en Hilversum in Noord-Holland.
Evenals in andere delen van ons land, heeft het conventikel-wezen ook in de provincie Utrecht gebloeid. Bij de afzonderlijke gemeenten zullen we er - voor zover dit mogelijk is - op terugkomen. We denken hierbij aan plaatsen als Utrecht, Leersum, Amerongen, Rhenen, Scherpenzeel en Veenendaal. Helaas zijn de bewaard gebleven gegevens schaars. Van Kruisgezinden en Kruisgemeenten bemerken we in Utrecht weinig. Slechts Linschoten heeft enige tijd behoord tot het verband van deze kerken. In Leersum noemt men zich in 1850 ‘Orthodoxe Christelijke gereformeerde gemeente’ en één van de twee Afgescheiden groepen te Oud-Loosdrecht werd wel als Kruisgemeente aangeduid, maar tot aansluiting bij het zo juist genoemde kerkverband is het niet gekomen. Bekend is, dat (ds.) Bastiaan Sterkenburg van ongeveer 1865 tot 1875 een kring om zich heen verzamelde te Amerongen, die als ‘Gereformeerde kerk’ werd betiteld.Ga naar voetnoot18
Alvorens nu tot een nadere beschrijving van de Afscheiding in de provincie Utrecht c.a. over te gaan, willen we aan de op bladzijde 21 vermelde statistische gegevens onderstaand overzicht toevoegen.Ga naar voetnoot19 In de eerste kolom vermelden we het jaar (en eventueel de datum van instituëring. Niet steeds stemmen deze gegevens overeen met hetgeen wordt vermeld in de kerkelijke hand- en jaarboekjes. Met name is dit het geval als een gemeente niet lang na 1834 werd ontbonden en bijvoorbeeld in de Doleantietijd opnieuw werd geïnstitueerd. De tweede kolom vermeldt de gemeenten die in 1836 een request verzonden, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarin vrijheid van godsdienstoefening werd gevraagd. In een aantal gevallen is dit een eerste ‘levensteken’ van de betreffende gemeente. Kolom drie tenslotte, geeft de datum van het koninklijk besluit, waarbij de gemeente werd erkend. Voor later ontstane kerken was het vragen van deze erkenning niet nodig. Renswoude en Hilversum hebben haar, na ingezonden request(en), nimmer verkregen. Loenersloot c.a. heeft slechts zeer kort bestaan, evenals Rhenen, en dat in een tijdvak dat erkenning nog weinig aan de orde was. Leersum, Linschoten en Scherpenzeel hebben haar nooit gevraagd.
In bijlage I zullen we nog enige statistische gegevens van de beschreven gemeenten vermelden.
|
|