De Afscheiding van 1834. Deel 3. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A.
(1977)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 313]
| |
Hoofdstuk 21
| |
[pagina 314]
| |
velen zijn. Wij hebben over de plaats te samen zijnde gesproken en daar er geen eenderlig gedachten is in de betaling van de boeten, daar de plaats anders op Zuilichem bij van Veen zoude bepaalt zijn geworden. Zo hebben nu de broeders van Herwijnen gezegt om het op hunne Gemeente te doen. Dat ze niet vreesden of het zou daar alles wel rustig aflopen. Zo dat dan uwe keuze is.Ga naar voetnoot1 Schrijft mij dan hier van maar een agt of veertien dagen voor uit. Ik zal het als een geheim bij mij houden tot op (den) laatsten dag en alsdan zal ik alle gemeentens eerst daar van kennis geven. De Heere zij met U. Ik noeme mij met hoogagting uw vriend en broeder in den Heere.
Dirk van Dulst | |
2. Klaas van Wijk, Bodegraven 24 augustus 1838Deze brief van de eerste ouderling van de Afgescheiden gemeente te Bodegraven, Klaas van Wijk,Ga naar voetnoot2 handelt over moeilijkheden in de gemeente te Gouda. Volgens de notulen van de provinciale vergaderingen van Utrecht en enige plaatsen in Zuid-Holland, beginnen deze in 1838. | |
[pagina 315]
| |
Er is alle aanleiding te veronderstellen, dat de brief onjuist is gedateerd. Onderstaand schrijven vertoont een redelijke spelling; de zinsbouw is echter niet steeds doorzichtig.
Bodegraven Den 24 August 1838
Hartelijk Geliefde leeraar en Broeder in Jesus Christus
Na dat ik met de gantsche gemeente namentlijk alle de mansleden den 16de deezer te Gouda bij elkander gekomen was om eene nieuwe kerkenraad te verkiezen, de gemeente te vooren was vermaand geworden om met vasten en bidden 's Heeren aangezigte te zoeken, en de vergadering met het gebed geopend was, en de gemeente met de geweezene kerkenraad waaronder P. WagtendonkGa naar voetnoot1 broederlijk verzoend was, is men overeengekomen om nu te beginnen alsof daar nimmer gemeente noch kerkenraad geweest waare; is men met geslotene briefjes tot de verkiezing overgegaan en is gebleken verkoren te zijn P. Wagtendonk en P. den Boer tot ouderlingen en J. van Dam en A. van Eyk tot diakenen, op welke zoo verre mij bewust is niets te zeggen valt. Is ofschoon zij te vooren niets hadden laten blijken daar tegens met bezwaaren opgekomen drie leden P. de Mik, Jan Droog en C. Bouters, welke verklaarden niets tegen de persoon P. Wagtendonk verkoren ouderling te hebben als Broeder, maar dat zij bezwaar hadden daar hij gevallen was of het wel in den Woorde Gods gegrond was om hem als ouderling weder aan te neemen. Dit hun zoo het ons dagt gezamentlijk beweezen te hebben, konden zij in die uitspraak niet berusten, maar wenschten ook wel het oordeel van een of meer der leeraars of opzienders der gemeente te hooren, en verklaarden dan in die uitspraak volkomen te zullen berusten, en hebben hun beloofd UED. daarover te schrijven en dan hun uw oordeel in deeze mede te deelen. Dog de voorledene Rustdag was Broeder P. Wagtendonk op de vergadering; | |
[pagina 316]
| |
ging een van de gemeente voor en scheen hem niet te erkennen, die van de Gemeente en mitsdien van den Heere zelve geroepen is, en zoo lang niet beweezen is dat hij niet bevoegd is tot ouderling die roeping aangenomen hebbende dadelijk moest erkend worden, dat de vergadering bij beurte zijnde,Ga naar voetnoot1 niet uitsluyt dat de verkorene schoon nog niet bevestigde ouderlingen dadelijk hun post moesten bekleden, en in de gemeente voorgaan. Daaruit is gebleken, mijns bedunkens, dat ze niet goed handelden. Ten eerste dat zij niet voor de verkiezing met hunne bezwaaren waaren opgekomen, en nu al weder eygen willig de regering op zich neemen en de verkoorne ouderlingen uit de hand neemen. Ik heb P. Wagtendonk daarover vermaand die mij betuygde niet dorst het tegen te gaan omdat het niet zoude schijnen hij pauselijk handelde, en zeide gene pauselijke handeling te zijn als hij zijn pligt als ouderling betragte. Hiernevens ook eenige bezwaaren van de andere ouderling P. den Boer die verklaarde in de gegronde uitspraak te zullen berusten. Wagtendonk zeide ook U schriftelijk eenige bezwaaren te zullen inleveren dog van beide, zoo verre het mij voorkomt, zijnde dat ze tegen de bezwaaren die in getrouw overeenkomstig Gods Woord te handelen op zagen, het welk mijns bedunkens in hun te berispen is daar tog 3 leden der gemeente niet uitmaken, maar zulke onvaste pauselijke lieden vermaand, en daar naar niet horende gecensureerd moesten worden. Dog hebbe gezegd uw oordeel daarover schriftelijk te vragen en hun uw schriftelijk antwoord te zullen mededeelen. En dat in de zaak van de Belgen de burgemeester te Zevenhuyzen,Ga naar voetnoot2 om dat zich eenigen verkeerdelijk hadden uitgelaten omtrent hem en onze Koning, daarom niet wilde bedanken, maar drie van de voornaamste oproermakers geboeyd liet naar Rotterdam brengen en dat door blijken en bewijzen te geven van getrouwheid aan zijn eed en pligt, hij de agting van alle weldenkenden gewonnen hadde, en dat oproer dat toen aan de Zevenhuyzer plas, daar toen veele Brabanders ook werkten en dus ten gevolge konde gehad hebben dat ons gantsche land in oproer geraakt was, integendeel geheel gestild was. En men nu ook zoo als men naar de vermaningen niet hoorde dat boze zonder aanzien van personen uit het midden moest weg gedaan worden, zoude men niet opnieuws de toorn des Heeren over de gemeente doen ontsteken. Hebbe nu ook aan de diaken J. van Dam eene brief geschreven die hij Zondag zoude voorleezen, om de gemeente, maar inzonderheid die lieden, te vermanen en desnoods te gelasten als tot hiertoe het opzigt gehad hebbende en weder opnieuws ingeroepen zijnde om opzigt over die zaken te neemen, om hunne wettig geroepene voorgangeren te gehoorzamen tot zoo lang er niet nader ten nadele over hun besloten was, te meer daar ze zelfs getuigd hadden tegen Wagtendonk niets als Broeder te hebben, en zullende hun anders censu- | |
[pagina 317]
| |
reeren als dezulken die op nieuws twist en tweedragt zogten aan te rigten, want dat dezulken die bezwaaren hadden om eene gevallene dog weder opgestane Broeder toe te laten als ouderling, zich zelve ook cons(ci)entieus moesten gedragen, of dat zij anders schijn gaven dat hunne bezwaaren niet opregt waaren. Want als diegeenen die zoo hard tegens het pauselijke gezag schijnen te ijveren, zich zoo aanstellen, dan maar blijken en bewijzen geven, dat zij daar maar tegen zijn omdat zij zelfs pausen wilden weezen. En zij daardoor zich als onopregten kenbaar maakten die wat anders zeiden, en wat anders bedoelden. Het een en ander U zoo kort mogelijk medegedeeld hebbende verzoeke hierop spoedig schriftelijk uwe gedagten, teregtwijzingen daar ik in het bestraffen, ook zelfs te bestraffen mogt zijn en hoe verders in die zaaken te handelen. De nood drong mij om dat vonkje van onrust in zijne beginselen te zoeken te smoren. Gedenk mijner in uwe gebeden. Groet uw vrouw en andere broeders en zusters van mij, die zich noemt uw liefhebbende mede Broeder in Christus Jesus onzen Heere Klaas van Wijk
P.S. De schipper heeft de banken en preekstoel tot aanstaande week bij hem moeten oplossenGa naar voetnoot1 omdat hij met zijn schip niet te Utrecht konde komen, en de scheepmaker zijn andere schuyt terwijl hij naar Rotterdam was opgehaalt had om te repareeren en zij elkander niet wel verstaan hadden, daar de schipper een week later zulks besteld had, en dan zijt gij misschien zelve weder in Utrecht om hem over een en ander te spreken. De bezwaren van P. de Boer zijn minder om dat hij donderdags altijd om zijn zaken te Gouda komtGa naar voetnoot2 en dus dan ligt een uurtje, in plaats van te praten, kerkeraads vergadering kunnen houden, en Zondags ook veel daar is en bij afwezendheid als het Wagtendonk te druk is, van Dam of van Eyk, de diakenen, heel goed kunnen voorgaan in de gemeente, en daar door worden dan die anderen buyten gehouden.Ga naar voetnoot3 | |
3. P. Jolly ‘Aan de Ew. Broeders uitmakende de Prov. Vergadering der Christelijke Afgescheiden Gemeente in N.Holland vergaderd te Amsterdam op den 6 Maart 1840 en volgende dagen’, Hoorn den 4 Maart 1840De vraag, die allereerst kan worden gesteld - doch onbeantwoord moet blijven - is: Hoe is deze brief van de diaken van de Afgescheiden gemeente te Hoorn, gericht aan bovengenoemde vergadering, in handen gekomen van Scholte? Uit niets blijkt namelijk, dat hier sprake zou zijn van een afschrift. | |
[pagina 318]
| |
Jolly schrijft onder meer dat een brief van hem niet is gelezen in de ‘geheele vergadering’. Hij bedoelt daarmee, dat - tegen zijn wil en bedoeling - de brief is behandeld op de schismatieke vergadering van opzieners (groep Scholte) gehouden te Amsterdam op 21 februari 1840. Eerw. en Veel Geliefde Broeders in den Heere!
De Gemeente alhier een aanschrijving van den Ew. Ds. H.P. Scholte ontvangen hebbende dat er op den 21 February l.l. eene Prov. Verg. te Amsterdam zoude zijn, en ook teffens het berigt van het tegendeel der Ew. Broeders te Amsterdam ontvangen hebbende, wist ik echter niet zekerlijk of er | |
[pagina 319]
| |
een middel tot eene geheele vergadering zoude gevonden worden. Echter het voornemen hebbende eene Brief aan de Ew. vergadering te doen toekomen, heb ik in deze onzekerheid zijnde, dezelve gezonden, doch met geen ander oogmerk dan dat dezelve aan de geheele vergadering zou voorgesteld worden. Daar ik echter van den Br. Ouderling P. Ellerbroek vernomen heb dat dezelve op een afzonderlijk gedeelte der vergadering is behandeld en beslist, zoo meen ik verplicht te zijn UEW. hiervan kennis te geven, dewijl ik zulks als onwettig moet beschouwen, dewijl toch geene brieven aan een geheele Prov. vergadering gezonden, buiten derzelver weeten door een afzonderlijke vergadering kan behandeld en beslist worden. Doende teffens door dezen het verzoek aan UEW. dat de in dien brief voorgestelde zaken door UEW. gezamenlijk behandeld worde, met de verzekering dat UEW. mij zal bereid vinden als de bezwaren grondig volgens Gods Woord kunnen weg genomen worden, ik dezelve met de hulp van den Heere wensch te laten varen. Eerw. Broeders! Ten aanzien van mij het Ambt als Diaken te ontnemen is nog dienende, dat ik niet kan zien dat in 1 Timoth. 3 vs 4 het woord ‘onderdanigheid’ toepasselijk is op de vrouw, maar wel op de kinderen; doch volgens het zeggen van Br. Ellerbroek is in het afzonderlijk gedeelte uwer vergadering op den 21 February zulks op mijn vrouw toegepast, zeggende dat ik dezelve in onderdanigheid moet houden!! Ik behoef voor UEW. niet te beweren dat het een gansch onmogelijke zaak is, om eene vrouw welke zich op den duur tegen Gods wet stelt, desnoods zijnde met slagen en de roede, gelijk men zulks de kinderen doet, tot Godsdienstige pligten te brengen. Maar men heeft mij echter in gemelde vergadering op die grond het gevraagde getuigschrift geweigerd. Ik heb na(ar) het voorbeeld van de H(eilige) Man Job mijne vrouw gedurig vermaand, zelfs zoo ver dat ik haar voorgesteld heb na(ar) het onderrigt van den Apostel Paulus, als zij niet te vrede is bij mij te wonen, dan liever te scheiden,Ga naar voetnoot1 maar niets baat mij dienaangaande. Overigens geloof ik niet dat er eenig bewijs bestaat dat ik mijn huis niet wel regeer, en die genen in onderdanigheid houde welke ik daartoe kan noodzaken, maar dat men zulks gelijk in gemelde vergadering geschied mij evenwel geen getuigschrift wil geven. ‘Dat het Diaken Ambt mij ontnomen word(t) niet om mijn Persoons wille maar doordien mijn vrouw niet beantwoord(t) aan de vereischtens eener Diaken vrouw’ vind ik onbijbelsch en onregtvaardig, daar ik door gedurige vermaning van haar mijn huis ook in deze moeijelijke zaak wel meen te regeeren. Ik laat het een en ander voorgestelde aan Uw ernstige overweging over en wensch van harte (dat) de Heere God UEW. en mij met zijn licht en ge- | |
[pagina 320]
| |
nade bestrale opdat wij gezamelijk op het donker pad het welk Neerlandsch Sion thans bewandeld in Zijne wege mogen geleid worden. Amen. Ik ben in de hope der heerlijkheid Christi Eerw. en Geliefde Broeders in den Heere! UEW. Dienstvaardige Dienaar en Broeder P. Jolly | |
4. J.A. Smeedes, Assen 30 maart 1840J.A. Smeedes (1807-1883), afkomstig uit Emden, in enige stukken genoemd ‘Oostvriesche kastenmaker’, was één van de eerste ouderlingen van de Afgescheiden gemeente te Assen.Ga naar voetnoot1 WelEerwaarde Heer, Geliefde Broeder in onzen Heere Jezu Christi
UE. zal wel denken dat ik lang zo vlug niet aan UE verzoek voldoe als UE. aan mijn verzoek. Maar, door dien ik de vergadering niet tot het einde toe heb kunnen bij wonen, moest ik zoo lange wachten tot dat ik vaste berigten ontvangen had van dat geene het welk na mijn vertrek besloten was. | |
[pagina 321]
| |
Wij hebben alhier dan den 20 Provinciale vergadering gehouden in tegenwoordigheid van Dom.s de Cock, van Velzen en de Haan. Het eerste wat er behandeld is, was een zaak van de gemeente Dwingeloo, alwaar Freerk Kok als Leeraar beroepen was, dog tegen welke beroeping het minder deel protesteerde, op grond dat de verkiezing niet wettig zoude zijn toegegaan en daar door veel twist in die gemeente bestond, heeft de vergadering schoon zij geen licht genoeg had om over de wettigheid of onwettigheid der stemming te oordeelen, om der vreede wille der Gemeente, die stemming vernietigd, zoo dat Freerk Kok tans buiten beroep is. Eevenwel is hij met twee andere Broeders tot het examen voor het Leeraarsam(b)t toegelaten, waar tegen ik alleen heb geprotesteerd, dog niets gewonnen. Zijn proefprediking was ook zoo verward dat ik ook geen vrijmoedigheid had om hem tot het Leeraarsam(b)t toe te laten. Ook dit is geschied onder bepaling dat hij eerst een wettige beroeping zoude moeten hebben. Wij zijn des morgens om 10 uur vergaderd tot de andere morgen 3 uur toe, en er is niets behandeld als die beide bovengenoemde zaken. Des morgens om 10 uur is de vergadering opnieuw vergaderd. Toen kon ik echter dezelve niet meer bijwonen en wat er toen besloten is zal ik u mededelen: 1. Er zal een Synode gehouden worden te Amsterdam in de maand July.Ga naar voetnoot1 2. Doms de Cock zal tot dat einde een boekje uitgeven om de gemeenten op te wekken om tot de oude paden terug (U begrijpt wat men daar door verstaat) te keeren.Ga naar voetnoot2 3. Zijn daartoe benoemd om op die vergadering te verschijnen van Drenthe Freerk Kok, Jakob Koers en Coert Koers als ook Corn. Staggert,Ga naar voetnoot3 alle menschen die alle veel gelijkheid hebben aan Freerk Kok, die U zeker nog kend van de vergadering van Utrecht. Ook ik weet niet hoe men zich zamen zal kunnen vereenigen, zoo lange men uit zulke onderscheiden beginsel de afscheiding en de Reformatie beschouwd. Over het geval van Amsterdam is niets gesproken,Ga naar voetnoot4 ten minsten niets officieel. Ik moest mij verwonderen hoe dat hij - van Velzen - ten gevalle van Doms de Cock sederd de vergadering van Utrecht veranderd is. Ook ik moet de schouders ophalen over Dom. de Haan en zie bij zoodanig(e) voorwerpenGa naar voetnoot5 weinig geestelijk(e) Reformatie te gemoet. Ik hoop dat U vroegtijdig het uit te geven boekje van Doms de Cock mogt ontvangen om | |
[pagina 322]
| |
er een tegenhanger bij te voegen, want dat is noodzakelijk. Onze positie word(t) hier opnieuw weer hachelijk doch onder beding van Licht en genade hoop ik alles getroost af te wachten. Wanneer tog zal Gods Woord eens heerschappij voeren onder hun die opentlijk in hunne Acte van Afscheiden alle menschelijke vonden en wetten verworpen hebben en opendlijk in de wereld belijden dat de wille Gods volkomen in Zijn Woord vervat is - Art. 7Ga naar voetnoot1 - en dat de Opziender(s) zich wel moeten wachten af te wijken van hetgeen Christus onzen eenigen Meester geordineerd heeft in Art. 32. Ik hoop indien het des Heeren weg is dat er een Synode gehouden wordt(t) dat de Heere nog veeler oogen opene van Zijn Woord en die geen welke dit Woord alleen erkennen als hun regel en richtsnoer getrouw, oprecht, moedig en liefderijk moge maken. Hartelijk wensch ik UEW. standvastigheid in den strijd om alle mogelijk(e) middelen in het werk te stellen welke het geestelijk heil van Sion kunnen bevorderen. De Heere ondersteune UEW. en doe u veel de goedkeuring van Hem aan uwe zielen ondervinden en zij UEW. benevens de Uwen een God van Heil en Zaligheid na(ar) Ziel en Lichaam. Groet de Broeders. U groeten alle die met UEW. geestelijk vereenigd zijn door een levendig geloof. Weest van mij en mijn echtgenoot gegroet. UEW Broeder J.A. Smeedes | |
5. J. Hasselman, Aalst 22 juni 1840Deze brief sluit aan op die in hoofdstuk 18, als nr. 8 is weergegeven.Ga naar voetnoot2 Jan Hasselman, onderwijzer te Aalst, onderwierp zich op 25 juni 1840 voor het eerst aan het proponentsexamen. Het onderzoek werd verricht ‘aan de Kil’ nabij Nieuwendijk, door de predikanten Gezelle Meerburg en Scholte. De 67-jarige candidaat werd afgewezen. In het onderhavige schrijven spreekt Hasselman de hoop uit, dat hij volgens dezelfde ‘leidraad’ als C. van der Meulen en H.G. Klijn - eveneens leerlingen van Scholte - zal worden geëxamineerd.
Geliefde Broeder in onzen Heere Jesus Christus!
Bij onze laatste ontmoeting te Bommel,Ga naar voetnoot3 bespeurt hebbende dat UWelEerw. ter voorkoming van schadelijk vooroordeel, het onderzoek volgaarne aan een ander Leeraar wilt overlaten. Ik gevoel mij gedrongen, nogmaals mijn ernstig verlangen te kennen te geven, dat zulks door U moge geschieden. En voorts, zoo de Heere mij getrouw acht om in Zijne gemeente te dienen, dan ook door UWelEerw. geordend worde. | |
[pagina 323]
| |
Aanstaande Woensdag wensch ik U bij Ds. Meerburg een bezoek te komen geven, om dan te toonen, dat de maatregel in de keuze des persoons tot dat werk, niet uit U, maar van mijn zijde komt. Gij kunt ligtelijk begrijpen, dat het mij volstrekt niet onverschillig kan zijn: alzoo de weinige kennis die ik dan moge bezitten, gerigt is naar Uwe leiding en onderwijs, in overeenstemming met den leidraad, waar naar de Broeders v.d. Meulen en Kleyn zijn onderzocht; rekening makende dat dezelve door UEerw. bij mijn onderzoek zal gevolgt worden. De voortgang in den weg blijft voortdurend onder strijd en veel worsteling. Nochtans mag ik niet ontkennen, dat de HEERE ten aanzien van eene Vaderlijke betrekking in Christus, op mij arme zondaar, gunstig nederziet, waarom mijne persoonlijke zaligheid...Ga naar voetnoot1 boven allen twijfel verheven wordt. Onze hartelijke groeten aan U en Echtgenote, met oprechte verzekering van welmenende hoogachting en broederlijke liefde in Christus.
Uw vriend en Broeder in het geloof, J. Hasselman |
|