De Afscheiding van 1834. Deel 3. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A.
(1977)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 311]
| |
Hoofdstuk 20
| |
[pagina 312]
| |
b. Afschrift van een brief van ds. R.W. Duin aan Vrouwe J.J. Zeelt te Baambrugge, Emden 4 maar 1841. Duin klaagt over het door hem ondervonden leed. Zegt zorg te hebben over ‘de zaken te Amsterdam’. Maar: ‘Ismaël zal niet erven, dewijl hij de regte zoon niet is’. Verklaart verenigd te zijn met de Formulieren van enigheid, maar niet met de D.K.O. Hij is fel tegen ‘Ds. Van Velzen en de zijnen’. Laat de ‘kerkeraad’ te Amsterdam (Wormser, Budde, Lijsen) en de hunnen groeten.
Het onderstaande stuk is een reactie van Scholte op het schrijven door J. Meijering te Leeuwarden aan hem gericht en gedateerd 18 januari 1840, door ons vermeld als nr. 1 in hoofdstuk 18.
Utrecht 22 Jan. 1840 Waarde Broeder!
Daar ik gehoord heb dat men u in Friesland geschorst en gecensureerd heeft, wegens onbehoorlijke handelingen, zoo neem ik de pen op om u eenige inligting te vragen, dewijl ik ten gevolge van uwe prediking die ik te Amsterdam gehoord heb en van een paar gesprekken broederlijke betrekking op u verkregen heb, hoewel het mij dadelijk toescheen dat gij niet veel vastigheid in de regering der Kerk hadt. Men heeft mij namens eene provinciale vergadering geschreven dat men u geschorst en gecensureerd hadt ‘omdat gij alle wettige order verwerpt, ouderlingen van hun ampt afzet door brieven en hen maar verklaart van hun ampt vervallen, zonder iemand te erkennen en dat met laster en schelden’. Verder is mij geschreven dat gij alle onze leeraars met van Velzen op eene lijn plaatst als pausen, en dat gij allen in de prediking ook gelijk verklaart met v. Velzen. Dit laatste verwonderde mij daarom, dewijl ik broederlijk met u heb omgegaan, zonder dat gij mij eenigsints iets van uwe opmerkingen hebt doen blijken. Daar ik nu zoo veel ondervinding van menschen heb, dat ik bijna niemand geloven kan, wanneer ik tevens niet zelf hoor en zie, zoo verzoek ik vriendelijk eenig berigt van uwen hand. De dwaasheid van v. Velzen heeft mij in de noodzakelijkheid gebracht om openlijk tegen hem op te komen, gelijk gij in het volgende nummer van het tijdschrift merken zult. Het geloof wordt beproefd maar ik ben verzekerd dat zij die in opregtheid aan Christus verbonden zijn door het geloof, werkzaam door de liefde, gelouterd zullen uitkoomen. Gods Geest zij met uwen geest. Schrijf mij eens.
Uw medeopziener in Christus Scholte VDM |
|