De Afscheiding van 1834. Deel 3. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A.
(1977)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 14
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. Aan ‘de gedeputeerde Staten der provincie Utrecht’, 31 maart 1840. De gouverneur der provincie heeft - aldus Scholte - de opzending aan de Koning geweigerd van een adres inzake vervolging van de Afgescheidenen te Kockengen. Op 18 maart 1840 zijn er te Kockengen, tot ‘nu toe voortdurend’, lanciers ingelegerd. Op 22 maart is getracht een vergadering van niet boven de 20 personen ‘met gewapende macht te verstoren’. De lanciers worden om de drie dagen verwisseld ‘met andere’; zij veroorloven zich allerlei onvoegzaamheden en verstoren de huiselijke orde ‘ja reeds eenmaal op bloedige wijze’.
c. Aan de ‘minister van Eeredienst’, 4 november 1843. Scholte schrijft uitvoerig over allerlei kerkelijke zaken, onder meer ‘over de alsnog gevangene leeraren BuddingGa naar voetnoot1 en Ledeboer’,Ga naar voetnoot2 Zij moeten uit ‘verschillend oogpunt worden beschouwd’. ‘Bij den laatsten leeraar heb ik altijd het vermoeden gehad van eenige verstandsverbijstering. Ds. Budding had en heeft wellicht nog denkbeelden, die niet de mijne zijn; ik heb echter nu ten zijnen aanzien de overtuiging gekregen, dat er eene merkelijke verandering in zijn geloofsstand gekomen is: het gevoelsleven heeft bij ZWEw in de hoofdzaak plaats gemaakt voor geloof’. Budding heeft ook het ambtsgewaad afgelegd. Scholte verwacht, dat bij vrijlating, zijn gedrag geheel verschillend zal zijn van zijn vorig. Hij acht vrijlating ‘wenschelijk’(!).
d. Aan de ‘minister van Eeredienst’, 15 mei 1846. Mede naar aanleiding van de vervolgingen, waarin de deelnemers aan de godsdienstoefeningen ten huize van mevrouw J.J. Zeelt te Baambrugge delen, schrijft Scholte, dat de gesprekken over vertrek naar Amerika toenemen. ‘De regterlijke vervolgingen, ter oorzake van godsdienstoefeningen alsmede vanwege de vrijheid van onderwijs, dragen grootelijks bij, om de harten los te maken van een land, waar bovendien zware belastingen op den burger drukken.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Aan Zijne Koninglijke Hoogheid den Prins van Oranje,Ga naar voetnoot3 Sprang augustus 1835Op donderdag 23 juli 1835 preekt Scholte in de schuur van Johannes Werthers te Sprang.Ga naar voetnoot4 Tengevolge daarvan worden er kurassiers naar deze plaats gezonden. Het onderstaande schrijven is hierop een reactie. Het is niet zeker of het is verzonden en zo ja, welk gevolg het heeft gehad. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doorluchtigste Prins! Geven met den verschuldigden eerbied te kennen ondergeteekenden, inwoners der Gemeente Sprang, Provincie Noord-Braband, dat er den 29 Julij een detachement kurassiers in onze Gemeente gekomen is, waarmede wij boven onze gewone inkwartiering belast zijn geweest. Zoo men verneemt, en zooals wij aan de behandeling konden merken, was dit detachement gekomen ten gevolge van het prediken in ons midden door den WelEerw. Heer H.P. Scholte, die met ons aan de ware Gereformeerde belijdenis is getrouw gebleven, terwijl men voorgeeft, dat wij daardoor de rust en orde storen, dewijl wij ons afgescheiden hebben van hen, die de leer en tucht onzer oude Gereformeerde, op Gods Woord gegronde Kerk verwerpen, en ons hereenigd hebben met alle ware Gereformeerden, die met ons vasthouden de waarachtige en volkomene leer der zaligheid, vervat in het O. en N. Testament en de daarmede in alles overeenkomende formulieren van Eenigheid. Bij het strengste onderzoek zal het ten allen tijde blijken, dat wij als stille en vreedzame burgers verkeeren, en geenszins den naam verdienen van muiters, waarmede de WelEd. Gestr. Heer Luitenant van het detachement Kurassiers ons wilde bestempelen. Nooit zijn de ware Gereformeerden onruststokers geweest, en dit zijn zij ook nog niet geworden; maar even als de tegenstanders van die Gereformeerden dikwijls onrust en verwarring in ons Vaderland hebben aangerigt, zoo hebben wij wederom gedurende onze openbare bijeenkomst moeten ondervinden dat een der voornaamsten uit ons dorp, die op ons is verbitterd, door het uitdeelen van sterken drank onder de zaamgevloeide menigte wanorde poogde te verwekken, om daardoor reden van klagten te kunnen hebben. Niettegenstaande dit alles is de orde en rust niet gestoord, en wij hadden daardoor weder een krachtig bewijs, dat de Almagtige, dien wij wenschen te dienen, de pogingen van onze tegenstanders kan verijdelen. Sedert den 2den Augustus zijn de Kurassiers naar de Vrijhoeve vertrokken; nu gaat echter het gerucht, dat wij weder zullen belast worden. Wij weigeren geene inkwartiering; gaarne deelen wij in alle lasten met onze overige landgenoten; doch wij vermeenen, dat wij om onze godsdienstige gevoelens en bijeenkomsten in het vrije Nederland niet ten gevalle van onze tegenstanders mogen belast worden. Het is daarom, dat wij ons met gepasten eerbied wenden tot Uwe Koninglijke Hoogheid, als Opperbevelhebber van het leger, opdat het Hoogstdezelve moge behagen, te verhoeden, dat onze tegenstanders door zulk een buitengewone inkwartiering geen voedsel krijgen, om ons te kunnen kwellen en vervolgen, en wij daardoor niet belet worden, om den God onzer Vaderen naar de overtuiging onzer conscientie te dienen.
't welk doende met verschuldigden eerbied van uwe Koninglijke Hoogheid de onderdanige en gehoorzame dienaren: (ondertekening ontbreekt) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Aan Zijne Koninglijke Hoogheid den Prins van Oranje, Opperbevelhebber des Legers, Genderen 16 augustus 1835Ga naar voetnoot1Doorluchtigste Prins!
Met diep gevoel des harten, ben ik verpligt Uwe Koningl. Hoogh. bekend te maken met hetgeen er op heden in mijne Gemeente is voorgevallen. Reeds sedert eenigen tijd is door bewerking van den Burgemeester bij vernieuwing een detachement kurassiers in deze Gemeente gedetacheerd, hoewel onze Gemeente nooit eenigen schijn zelfs had opgeleverd van onrust of verwarring. Dit detachement heeft zich gedurende deszelfs verblijf alhier in onderscheiding van het vorige rustig en vreedzaam gedragen, zoodat de Gemeente, behalven de ongelijke belasting, hetgeen wij alleen den Burgemeester wijten, tot hiertoe geene reden van klagen heeft. Heden morgen vergaderde de Gemeente en een aantal geloofsgenoten van elders op het erf van het huis, waarvan ik een paar kamers bewoon, en tegen halftien uur klom ik onder hen op om het Woord Gods te verkondigen. De Burgemeester had wel van ter zijde bedreigingen doen hooren; doch daar wij meenden dat een burgemeester wel regt heeft om iemand geregtelijk te doen vervolgen, maar geenszins om zelf regt te oefenen, of de grondwet te schenden, tegen inwoners, waarvan hij de innige overtuiging heeft, dat zij niets anders begeeren als God te mogen dienen naar de overtuiging hunner conscientie, zoo dachten wij, er ook niet aan, dat de Burgemeester zijne bedreigingen, van ter zijde gedaan, zou bewerkstelligen. - Wij zongen vooraf Ps 63: 1-3; daarna deed ik een gebed, en na het zingen van Ps 119: 46, 85, begon ik eene leerreden over Matth. 11 vs 28-30. Onder de verklaring van het eerste tekstvers, kwam de Burgemeester, vergezeld van het detachement Kurassiers, en begaf zich onder de menigte, gelastte hen uit elkander te gaan, of dat hij ernstige maatregelen zou nemen. Er werd door onderscheidene personen tegen den Burgemeester de opmerking gemaakt, dat wij geen kwaad deden, maar stil stonden te luisteren naar de prediking van Gods Woord, terwijl de somtijds zeer talrijke en luidruchtige vergaderingen in herbergen niet werden gehinderd. De menigte bleef rustig staan, en toen gelastte de Burgemeester den Luitenant om de menigte met geweld uiteen te drijven, hetgeen door eenige kurassiers, doch zeer bedaard, werd bewerkstelligd. Ik bleef toen eerst stil op mijne plaats genoegzaam alleen zitten, doch begon eindelijk Ps 89: 7, 8 te zingen, hetgeen door op onderscheidene plaatsen staande en zittende personen werd gevolgd. Toen begon er nog iemand Ps 84 te zingen, hetgeen wederom door velen werd gevolgd. Ik deed toen nog een kort gebed en na het zingen van Ps. 72: 11 begaf ik mij in huis. De kurassiers bleven gedurig de menigte op bevel van den Burgemeester | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit elkander houden; zoodat wij in onze openbare godsdienstoefening volstrekt gestoord werden. Nu vermeenen wij wel, dat wij volgens onze bezworene grondwet volkomene vrijheid hebben, om als oud Gereformeerde inwoners van Nederland onze aloude godsdienst uit te oefenen. Wij willen echter Uwe Koninglijke Hoogheid daarmede niet lastig vallen, maar wenschen bij vernieuwing ons daarover te begeven tot onzen geëerbiedigden Koning. Wij weigeren ook niet om voor de regtbanken te verschijnen ter verdediging onzer zaak, maar het smart ons dat krijgslieden, die onder het opperbevel van Uwe Kon. Hoogh. staan, om tegen de vijanden van ons Vaderland te strijden, nu gebruikt worden om vreedzame inwoners met geweld te verhinderen, om den God onzer Vaderen gemeenschappelijk te dienen, waardoor onze tegenstanders, die anders stil zouden zijn, voedsel krijgen tot lastering en vervolging, en aldus het vuur van burgerlijke tweedragt ruimschoots gestrooid wordt. Wij wenschen den Koning te geven wat des Konings is, maar ook Gode wat Godes is. Hooggeachte Prins! wij wenschen als de nood het eischt met goed en bloed ons Vaderland en Oranje te verdedigen; maar hopen ook in dat Vaderland door Oranje beschermd te worden tegen alle conscientie- en godsdienstdwang, en als tolk mijner Gemeente verzoek ik dringend Uwe Koningl. Hoogh. dat wij niet verder door de willekeur van onzen Burgemeester door krijgsknechten mogen worden gehinderd in de uitoefening van onze oud-Gereformeerde godsdienst, daar er ons niets kan te last gelegd worden, dat in de verte zelfs naar onrust en verwarring zweemt; en dat het Uwe K.H. moge behagen deszelfs voorspraak voor de verdrukte gereformeerden bij Z.M. onzen geëerbiedigden Koning te verleenen, opdat de vervolgingen mogen ophouden en de kerkelijke zaken ook alleen kerkelijk en niet regterlijk behandeld worden, en alzoo alle burgers in Nederland dezelfde burgerlijke voorregten genieten mogen. Het zal ons een innig zielsgenoegen zijn in het Huis Oranje bescherming te vinden van het dierbaarste, dat wij op aarde bezitten. God, de Almagtige, schenke en bevestige over uwer Kon. Hoogheids Persoon en Huis de dierbaarste Zijner zegeningen.
Uwer Koninglijke Hoogheids getrouwe en dienstvaardige dienaar H.P. Scholte Predikant | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Aan den WelEd. Gestrengen Heer Militair Kommandant van Utrecht, Utrecht januari 1838Nadat op 29 mei 1837 de Afgescheidenen te Utrecht hun ‘bewijzen van toelating’ tot het bijwonen van godsdienstige samenkomstenGa naar voetnoot1 in een ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bouw nabij de Domselaarspoort, niet langer wilden gebruiken,Ga naar voetnoot1 doet het stedelijk bestuur twee schildwachten bij genoemd perceel plaatsen. Eén bij de ingang aan de Oude Gracht en één bij de ingang van de Varkenmarkt. Zij zijn aanwezig van 's morgens 5 uur tot 's avonds 11 uur en ontvangen het consigne aan elk der ingangen niet meer dan 10 personen toe te laten, teneinde dusdoende te beletten, dat er samenkomsten van meer dan 20 personen worden gehouden. Kort nadat Scholte met zijn gezin zijn domicilie in genoemd pand heeft gekozen (het gezin Klijn Jr. woonde er al, zoals we zagen), komt er een crisis, mede doordat het gemeentebestuur de wettigheid van dit domicilie betwijfelt. De schildwachten laten èn Scholte zelf èn anderen - waaronder werklieden - maar ternauwernood, of in het geheel niet, toe. De drie nu volgende stukken spreken ervan.
WelEdel Gestrenge Heer!
Ik neem de vrijheid Uwel.Ed. Gestr. bij dezen kennis te geven dat ik sedert de bewoning met mijn huisgezin van de huizinge, genaamd de Domselaarspoort, uitkomende op de Oude Gracht en op de Varkensmarkt, gedurig grooten overlast heb gehad van de daarvoor geplaatste schildwachten, door het willekeurig beletten der toegangen voor personen, die bij mij moesten wezen, ook dan wanneer er geene of slechts enkele buiten het huisgezin binnen waren. Reeds meermalen is daarvan rapport gedaan aan de hoofdwacht of aan den korporaal der aflossing, en ik zou ook nu nog UwelEd. Gestr. niet lastig vallen met deze zaak, indien ik door de omstandigheden niet daartoe gedrongen werd. Sedert den 30 november ll ligt mijne vrouwGa naar voetnoot2 ernstig ziek, zoodat er zelfs aan godsdienstoefening in de Domselaarspoort niet kan gedacht worden, en er geene andere personen binnen komen, als familie en betrekkingen die naar den toestand mijner vrouw komen vernemen, of de zoodanigen, die dadelijk eenige dienst moeten doen; zoodat er nooit een groot getal kan aanwezig zijn. Evenwel heb ik het reeds onderscheidene malen gehoord, dat er personen door de schildwacht zijn weggejaagd. Stellig weet ik dat bepaaldelijk mijn zwager, heden voor 8 dagen 's avonds met zijne vrouwGa naar voetnoot3 van de avonddiligence komende, om zijne toen in doodsgevaar verkeerende zuster te bezoeken, niet dan met groote moeite de deur is ingekomen. Zelfs heeft de schildwacht eens den vroedmeester willen keeren. Zoo even met de schildwacht, die van 1 tot 3 uur op post staat op de Varkensmarkt, heb ik persoonlijk gezien dat de jongen, die in huis moest werken, gewelddadig gekeerd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werd, zoo zelfs dat toen de jongen over dat weren sprak, een slag met het geweer in den hals kreeg, waarvan het teeken zigtbaar is, en toen ik den schildwacht daarover onderhield, begon hij tegen mij te vloeken. Op dit oogenblik was er niemand vreemds bij mij in huis. Zonder te spreken over de plaatsing der schildwachten zelven, weet ik toch zeer goed dat zoodanige belemmeringen en beleedigingen geheel ongeoorloofd zijn, en dat het in het vermogen van UwelEd. Gestr. staat om diergelijke ongeregeldheden voor te komen. Ik heb zelf gediend, doch ik herinner mij niet dat diergelijke kinderachtige en moedwillige, doch der huiselijke vrijheid belemmerende, handelingen, zelfs gedurende den veldtogt in België, den schildwachten geoorloofd waren. Ik verzoek UwelEd. Gestr. ten ernstigste om door gepaste bevelen aan de hoofdwacht, eens vooral een einde aan diergelijke zaken te maken, en mij de moeite te besparen van verder hierover te moeten handelen.
UwelEdel gestrenge dienstvaardige dienaar H.P. Scholte V.D.M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Aan de Edel Achtbare Heeren Burgemeester en Wethouderen der Stad Utrecht, Utrecht 17 januari 1838In dit schrijven beklemtoont Scholte, dat ook volgens de vigerende wetten, zijn domicilie is in de huizinge ‘genaamd de Domselaarspoort’.Ga naar voetnoot1
Edel Achtbare Heeren!
De ondergeteekende H.P. Scholte 1 Cor. IV: 1, wonende te Utrecht in de huizinge, genaamd de Domselaarspoort, Wijk C No. 36, geeft eerbiediglijk te kennen, dat de militaire vexatie door de voor die huizinge geplaatste schildwachten sedert gisteravond tot die hoogte geklommen is, dat een iegelijk zonder onderscheid gewelddadig uit die huizinge gekeerd wordt. Gisteren avond is dit zelfs het geval geweest met de medebewoners dier huizinge H.G. Klijn Junior en huisvrouw, die beiden bij hunne te huis komst gewelddadig belet zijn om hunne eigene woning binnen te gaan. Gisterenavond is hetzelfde gedreigd aan de dienstmaagd, die brood moest gaan halen voor het huishouden. Heden morgen heeft deze gewelddadige wering plaats gehad met den in mijne dienst zijnde knecht, waarvoor ik insgelijks de belasting betaal. Hetzelfde is mij persoonlijk overkomen, toen ik heden morgen eene boodschap gedaan hebbende, weder te huis kwam. Heden na den middag zijn en de timmerman, die werk moest halen, en de kuiper, die werk te huis bragt, beiden gewelddadig geweerd, de laatste met eenige vloeken door den korporaal, die juist den schildwacht afloste. De barbier is heden driemaal gekeerd. Daar ik niet kan veronderstellen dat deze de personeele vrijheid aanrandende maatregelen van den kant der hooge Regering komen, zoo maak | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ik U Edel Achtbaren met deze daadzaken bekend, in de verwachting dat er spoedige en doeltreffende maatregelen genomen worden, waardoor deze onwettige handelingen ophouden. Gisteren avond is de mede bewoner van deze huizinge H.G. Klijn Junior aan de hoofdwacht geweest, om over de schildwachten te klagen, doch werd door den commanderenden officier zeer bits afgewezen. Ik doe hierbij nogmaals, volgens Art. 104 van het Code Napoleon, de uitdrukkelijke verklaring, dat ik mijn domicilium alhier gevestigd heb; even als ik vroeger zulk eene verklaring van mijn vertrek aan de municipaliteit der Stad Gorinchem gedaan heb. Mijn intentie om mij alhier te vestigen, wordt bovendien, volgens Art. 105, bewezen uit de omstandigheid, dat ik alhier en nergens anders personeele belasting betaal; dat ik door het publiek ministerie van elke regtbank, waarvoor ik geroepen word, als alhier wonende word gedagvaard, enz. Na derhalve nogmaals dringend verzocht te hebben, dat UEdel Achtbaren de noodige maatregelen mogen nemen dat voornoemde vexatiën ophouden, blijve ik
Uw Edel Achtbaren dienaar H.P. Scholte 1 Cor. IV: 1 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Aan Zijne Majesteit den Koning, Utrecht 18 januari 1838Sire!
De ondergeteekende H.P. Scholte 1 Cor. IV: 1, wonende te Utrecht, sedert lang allerlei onaangenaamheden hebbende moeten ondervinden, bij de wering van personen, die bij hem in huis moesten zijn, door militaire schildwachten, die voor zijne woning geplaatst zijn, is nu echter de vexatie tot die hoogte geklommen (gelijk uit nevensgaande copie van een verslag aan Heeren Burgemeesteren van UtrechtGa naar voetnoot1 gezonden, blijkbaar is,) dat daardoor de toestand van den ondergeteekende met zijn huisgezin genoegzaam die is van gevangenen, hoewel, wanneer wij somtijds niet aan de waakzaamheid der schildwachten konden ontsnappen, ons het noodige onderhoud te bezorgen onmogelijk zou zijn, zonder tevens onze woning vaarwel te zeggen en prijs te geven. Heden heeft men weder den bakker, die brood bragt, met geweld uit het huis gekeerd; hetzelfde heeft men gepoogd met den smidsknecht, die in huis werk moest doen; ja, de schildwacht heeft heden den brievenbestelder willen verhinderen om aan de poort aan te schellen. - Het schijnt, Sire! als of het er op wordt toegelegd om verbittering te verwekken tegen de Regering in de harten van Neerlands inwoners, die alle lasten en schattingen betalen. Onder de regering van Nero leefde de gevangene Paulus twee geheele jaren in zijne eigene gehuurde woning, en ontving allen, die tot hem kwamen, predikende het Koningrijk Gods, en leerende van den Heere Jezus Christus, met alle vrijmoedigheid, onver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hinderd, Hand. XXVIII: 30, 31. Zou nu een vrijgeboren burger van Nederland, die niet gevangen is, van eenen vorst uit het Huis van Oranje niet dringend mogen vragen, om handhaving van huiselijke en personeele vrijheid, vrijwaring tegen zulk een vreemd soort van onwettige opsluiting? Heb ik iets gedaan dat men strafbaar oordeelt met gevangenis, ik weiger niet om te regt te staan voor den bevoegden regter; maar ik moet protesteren tegen zulke in geene enkele landswet gegronde behandeling, welke, zooals uit de zoo even aangehaalde geschiedenis te zien is, zelfs onder de regering van den Heidenschen Nero geene plaats greep tegen de verkondigers van het Evangelium, al waren zij ook niet als zoodanig door de regering erkend. Daarom nader ik nogmaals per request tot Uwer Majesteits troon, met bekendmaking van hetgeen gebeurd is. Wil Uwe Majesteit ons niet in dit land laten wonen, wij vragen dan ten minste eene wettige uitbanning; wij hopen dan nog wel een plekje gronds op de wereld te vinden, waar wij ongehinderd onze woningen mogen uit en ingaan. Wij vertrouwen echter dat Uwe Majesteit geene inwoners van Nederland zal willen verbannen om hunne godsdienstige gevoelens, maar eerder een einde zal maken aan alle diergelijke vervolgingen, door eene Koninglijke erkenning onzer gemeente en door bescherming onzer gemeenschappelijke openbare godsdienstoefeningen. Er zijn reeds zoovele roepstemmen tot Uwer Majesteits troon gekomen; wij hebben alle ons mogelijke verklaringen en waarborgen gegeven. Heeft Uwe Majesteit ons nog iets af te vragen, wij zijn bereid ter verantwoording; en evenwel blijven wij vruchteloos wachten, en moeten zulke vexatie ondervinden, als waarover ik thans weder aan Uwe Majesteit moet klagen. Men zal toch niet van Nederlanders vorderen, dat zij Godverloochenaars worden, en hun geweten verkrachten om eenig tijdelijk voordeel! Ik ben een zwak mensch, en sta even bloot voor vallen als Petrus de Apostel, maar ik mag het in opregtheid als in de tegenwoordigheid Gods verklaren, dat ik liever met eene vrije conscientie mijn brood zou bedelen, of op een schavot, om der waarheid wille, sterven, dan mijnen God en Zaligmaker verloochenen. Want wanneer de conscientie niet meer bindt, dan is de deur tot alles geopend. Wij gelooven dat God eenen dag gesteld heeft, op welken hij den aardbodem regtvaardiglijk zal oordeelen door eenen Man, dien Hij geordineerd heeft, verzekering daarvan doende aan allen, dewijle Hij Hem uit den dooden opgewekt heeft, Hand. XVII: 31. Dat geloof belijden wij in overeenstemming met onze en Uwer Majesteits voorvaderen in Art. 37 onzer door U.M. onschadelijk erkende geloofsbelijdenis. Ons geroep is dag en nacht tot Hem; Hij zal ons verhooren; mogt het zijn, door Uwer Majesteits harte te buigen tot onzer erkenning en bescherming. Na toewensching van den noodigsten zegen, verzoek ik Uwe Majesteit dringend, om in deze dringende zaak, waardoor wij zelfs verstoken zijn van de hulp der geneesheeren, die ik in mijne huishouding behoef, spoedig te willen voorzien.
Uwer Majesteits getrouwe en gehoorzame onderdaan H.P. Scholte 1 Cor. IV: 1 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Aan Zijne Koninglijke Hoogheid den Prins van Oranje, Utrecht 26 augustus 1839Beminde Vorst!
Heden heb ik vernomen, dat een lid der Christelijke Afgescheidene gemeente, Gerrit, Albert Gelderloos, fuselier bij de 1ste Comp. 1ste Bat. 8ste Afdeeling, in garnisoen te Breda, in gevangenis is, en gevaar loopt om als een, die dienst weigert, naar de Strafdivisie gezonden te worden, dewijl zijne schuld alleen daarin zou bestaan, dat hij weigert om mede te gaan naar de plaats der godsdienstoefening van een kerkgenootschap, waartoe hij niet behoort. Daar vooral na erkenning onzer gemeente in de burgerlijke maatschappij zulk een dwang ongeoorloofd is, en zeker niet de goedkeuring van U.K. Hoogheid kan wegdragen, zoo heb ik geoordeeld hiervan kennis te geven bij eenvoudige brief, zonder mij vormelijk aan het Ministerie van Oorlog te wenden. Daar U.K. Hoogheid tot mijne innige blijdschap aan het hoofd der directie van onze Nederlandsche krijgsmagt, door eenen enkelen wenk zulk eene handeling kan doen eindigen, rekende ik deze weg genoegzaam. Ik ben voornemens om morgen avond op onze gewone kerkeraadsvergadering den toestand van Gelderloos bekend te maken, en voor te stellen, om hem eene attestatie van lidmaatschap over te zenden, met copie daarvan aan den chef van het Bataillon. Beminde Vorst! die welligt spoedig aan het hoofd der Regering zult komen, wanneer ik den inwendigen toestand van mijn Vaderland gadesla, dan ontbreekt het niet aan zoodanige verschijnselen van bijgeloof en ongeloof, waaruit staatsschokken ontstaan kunnen. Mijne bede is tot den Koning der Koningen, dat het Uwe Koninglijke Hoogheid gegeven moge worden, om alsdan den scepter der regering in het geloof in dien God met vaste hand aan te grijpen, en steunende op Gods almagtige bescherming, zoowel de heerschzucht des bijgeloofs, als de teugellooze razernij van het liberalismus aan banden te leggen, en alle onderdanen die vrijheid van geweten en godsdienst te verzekeren, zonder welke geen staat duurzaam bestaan kan. Ten allen tijde wensch ik mij onverdeeld toe te wijden aan de bevordering van den welstand van Nederland en Oranje. Ik weet op grond van Gods Woord, dat die God met zich heeft, voor geen schepsel behoeft te vreezen. Na hartelijke toewensching van Gods dierbaarsten zegen, blijve ik,
Uwer Koninglijke Hoogheids dienstvaardige en liefhebbende dienaar, Scholte V.D.M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. Aan den Weledelgestrengen Heer Kommandant van het 1ste Bat. 8 Afd. Nationale Militie in Garnizoen te Breda, Utrecht 27 augustus 1839WelEdelgestrenge Heer!
Daar het ons ter oore gekomen is dat een onzer lidmaten in moeijelijkheid verkeert, omdat hij geweigerd heeft deel te nemen aan de godsdienstoefeningen van het Hervormde Kerkgenootschap, heeft dit ons zeer bedroefd. Daar wij nu bij besluit van Z.M. onzen geëerbiedigden Koning dato 14 Februarij 11 als eene christelijke Afgescheidene gemeente erkend zijn, zoo volgt daaruit van zelf dat geen lidmaat der gemeente gedwongen kan worden de godsdienstoefening van een ander kerkgenootschap bij te wonen. Wij hebben daarom in onze kerkeraadsvergadering van heden besloten om aan Gerrit Albert Gelderloos eene attestatie te zenden, ten einde door hem gebruikt, waar hij zulks noodig zal hebben. Wij voegen van dit attest een duplicaat hiernevens. Onze Herder en Leeraar Ds. H.P. Scholte heeft heden van deze zaak kennis gegeven aan het hoofd van de directie der zaken van Oorlog, Zijne K.H. den Prins van Oranje. Wij hopen dat hierdoor de onaangenaamheden met Gerrit Albert Gelderloos zullen ophouden.
De Kerkeraad der Christelijke Afgescheidene Gemeente te Utrecht Namens dezelve: H.P. Scholte V.D.M. President H.G. Klijn Secretaris | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. Aan Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden, Utrecht 5 januari 1841; ‘VERSLAG’.Ga naar voetnoot1Sire!
Daar ik volgens mijne belofte getrouw verslag wensch te geven aangaande den toestand der Gemeenten, waarmede ik in kerkelijke betrekking sta, zoo heb ik nogmaals naauwkeurig onderzoek gedaan. Ten gevolge daarvan neem ik dan de vrijheid U.M. het volgende te melden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Provincie Utrecht.De Gemeente te Kockenge en Laag Nieuwkoop bestaat uit 80 zielen, waarvan 40 ten H. Avondmaal toegelaten; in de omliggende plaatsen zijn nog 77 zielen, waarvan 34 ten H. Avondmaal toegelaten, die zich kerkelijk met die Gemeente vereenigen. Alles is goed in orde. Er staat een goed afzonderlijk kerkgebouw en eene pastorij, welke dadelijk op naam der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gemeente kunnen getransporteerd worden. De Eerw. H.G. Klijn, door het vorige Gouvernement met de Gemeente te Utrecht als opziener erkend, is door die van Kockenge en Laag Nieuwkoop, hetwelk kerkelijk gecombineerd was met Utrecht, tot gewoon Herder en Leeraar verkozen, en is daartoe ook in de Gemeente te Utrecht, na voorafgaand onderwijs en examen, geordend. In alle kosten van predikantstraktement, kerk, enz. wordt uit den boezem der Gemeente voorzien. Er wordt één huisgezin, eene vrouw met vier kinderen, bedeeld, wonende te Harmelen. Boete is door deze Gemeente niet betaald, als zijnde altoos in appel te Amsterdam vrijgesproken. De Eerw. H.G. Klijn heeft echter in 1836, wegens eene gehoudene godsdienstoefening te Huizen, aan boete en kosten betaald ƒ 117,-. Daar deze Gemeente herhaaldelijk een adres aan Z.M. den Koning heeft ingediend, zoo wordt de erkenning verwacht, als kunnende er geene gegronde bezwaren tegen worden ingebracht. De Gemeente te Zeist c.a. bestaat uit 75 zielen, waarvan 30 ten H. Avondmaal toegelaten: te Zeist 45, aan de Bilt 27 en te Woudenberg 3 zielen. Deze Gemeente onderscheidt zich boven vele in orde en eensgezindheid. Zij is bereid om een gebouw, geschikt ter godsdienstoefening, in gereedheid te brengen. Voor het tegenwoordige wordt de godsdienstoefening gehouden in een geschikt gedeelte van een particulier huis. Armen zijn er in die Gemeente niet; er wordt overvloedig voorzien in de kerkelijke behoeften. Boete is aldaar niet betaald; dewijl deze Gemeente vroeger behoorde in appel onder de Regtbank te Amsterdam, welke van den beginine af vrijgesproken heeft. Een request is er niet ingediend; dewijl het onbeantwoord blijven en afslaan van vele andere requesten het denkbeeld heeft doen geboren worden, dat het toch niet zou baten. In geval er door deze Gemeente een adres wordt ingediend is er niet het miste bezwaar tegen erkenning in de burgerlijke maatschappij als zedelijk ligchaam. De Gemeente te Oud-Loosdrecht c.a. bestaat uit 128 zielen, waarvan 61 ten H. Avondmaal toegelaten, als: te Loosdrecht 108 zielen, te Vinkeveen 7, te Kortenhoef 2, te Loenen 7, te Breukelerveen 4. Er is een kerkeraad. Er is eene hoeve, waarop een gebouw, hetwelke tot eene kerk kan gemaakt en op naam der Gemeente kan overgedragen worden. De Gemeente voorziet in hare behoefte; er zijn drie bedeelden. Uit die Gemeente is betaald aan boeten ƒ 217,- wegens vervolging der godsdienstoefening voor de regtbank te Gorcum, en is bovendien belast geweest met langdurige inlegering. De Gemeente te Amersfoort bestaat uit 62 zielen, waarvan 25 ten H. Avondmaal toegelaten. Er is een kerkeraad. Zoolang de Gemeente niet uitgebreider wordt, wenscht zij hare godsdienstoefening te houden ten huize van een harer leden, H. van Doornik, die twee aan elkander gelegene vertrekken daartoe ten gebruike geeft. In alle behoeften wordt uit den boezem der Gemeente voorzien. Bedeelden zijn er niet. Te Bunschoten bestaat eene Afgescheidene Gemeente met eenen kerkeraad. Er is langdurige inlegering geweest. Het aantal zielen en het bedrag van betaalde boeten is mij onbekend. Bijzonderheden kan ik van deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gemeente niet melden, als dat er eene vreemdsoortige godsdienstige beweging in dit jaar heeft plaats gehad, welke tot wonderlijke practijken heeft aanleiding gegeven, die geheel vreemd zijn aan de Gereformeerde religie. Het schijnt dat die vreemde geest weder aan het verdwijnen is. Te Westbroek bestaat insgelijks eene Afgescheidene Gemeente, waarvan het getal zielen en de verdere toestand mij onbekend is. Er is een kerkeraad, en er zijn bijeenkomsten ter godsdienstoefening. Deze beide laatste Gemeenten staan in kerkelijke betrekking met Ds. S. van Velzen, woonachtig te Amsterdam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Provincie Zuid HollandDe Gemeente van Leerdam c.a. telt met de omliggende plaatsen, die kerkelijk zich met Leerdam verbinden, 299 zielen, waarvan 90 ten H. Avondmaal toegelaten. Door eenen goedgeordenden kerkeraad wordt die Gemeente geregeld en bestuurd. De Gemeente heeft tot haren Leeraar beroepen den Eerw. G. Baay, die in de Gemeente van Utrecht als Ouderling werkzaam geweest zijnde, aldaar den 26 April 1840 tot de bediening des Woords en der Sacramenten geordend is, overeenkomstig het kerkelijk Reglement, geannexeerd aan het Koninglijk besluit, ter erkenning dier Gemeente. Er is een zeer geschikt gebouw ter godsdienstoefening, hetwelk reeds is ingeschreven op naam der Gemeente. Bedeelden zijn er in die Gemeente niet, en er is reeds meermalen bijdrage geschied voor armen buiten die Gemeente. Alle kerkelijke kosten, als ook het predikantstractement, worden uit den boezem der Gemeente gevonden. Het reeds door het Gouvernement erkende kerkelijke Reglement wordt in die Gemeente opregtelijk nageleefd. Deze Gemeente heeft aan boeten en geregtskosten wegens godsdienstoefening betaald ongeveer ƒ 1400,-; terwijl de nog openstaande boeten, ten laste van den Leeraar, bedragen ƒ 2425,-, behalve de geregtskosten. U.M. heeft over dit laatste een verzoekschrift ontvangen om kwijtschelding, waarop, wat de eerste boete betreft van ƒ 50,-, een afslaand antwoord gekomen is, ten gevolge waarvan tegen voornoemde Leeraar dwangmiddelen in het werk gesteld worden. Deze dwang is des te harder, dewijl hij zelf waarlijk niet in staat is om de boete te betalen. De Gemeente te Zuid-Beijerland bestaat uit 204 zielen, waarvan 82 ten H. Avondmaal toegelaten. In de omliggende plaatsen zijn nog 103 zielen, waarvan 39 ten H. Avondmaal toegelaten, die zich kerkelijk met Zuid-Beijerland vereenigen, dus te zamen 307 zielen. Ook aldaar bestaat een goed geordende en eensgezinde kerkeraad. Een der opzieners is door de Gemeente verkoren tot Herder en Leeraar, en is ruim een jaar alhier te Utrecht, om verder bekwaam gemaakt te worden tot die bediening. Er staat een kerkgebouw met eene woning in gereedheid, hetwelk dadelijk op naam der Gemeente kan worden overgedragen. Het onderhoud van den verkorenen Leeraar is, sedert hij zich te Utrecht bevindt, ten laste der Gemeente; terwijl aldaar onderhouden worden 10 armen, waaronder 4 kinderen. Alle kosten worden zuiver uit den boezem der Gemeente ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vonden, en bovendien dragen de Afgescheidenen voor een goed deel bij in den burgerlijken omslag voor de Hervormde armen. Aan boeten en geregtskosten ter zake van godsdienstoefening heeft die Gemeente reeds betaald ƒ 451,37. Zoolang die Gemeente geen ‘eigen’ geordenden Leeraar heeft, wordt zij in de noodige zaken verzorgd door Ds. Scholte te Utrecht. Uit deze Gemeente zal spoedig een adres aan U.M. bij vernieuwing worden opgezonden ter erkenning in de burgerlijke maatschappij. Beide deze Gemeenten, die het strengste onderzoek kunnen doorstaan, verwachten derhalve van U.M. eene spoedige en gunstige dispositie. De Gemeente Gorcum bestaat uit 166 zielen, waarvan 61 ten H. Avondmaal toegelaten. Er is een kerkeraad. Sedert vijf jaar is in de behoeften der Gemeente goed voorzien. Het getal der bedeelden is het geheele jaar door twee, des winters onbepaald. Voor een kerkgebouw is tot nog toe geene gelegenheid; de godsdienstoefeningen kunnen gehouden worden in de woning van een der Ouderlingen. Uit die Gemeente is betaald aan boeten en geregtskosten te zamen ƒ 429,24. De Gemeente Noordeloos c.a. bestaat uit 134 zielen, waarvan 52 ten H. Avondmaal toegelaten; als: te Noordeloos 84 zielen, te Hoog-Blokland 22 zielen, te Nieuwland 20 zielen, te Hoornaar 8 zielen. De Gemeente heeft een goed geordenden kerkeraad en is onderling vereenigd. Uit den boezem der Gemeente wordt in alle behoeften voorzien. Er zijn drie bedeelden, terwijl voor drie kinderen gezorgd wordt in de kosten van het onderwijs. Er was reeds een gebouw gekocht om voor een kerkgebouw te worden ingerigt, de gelden daartoe zijn uit den boezem der Gemeente gebragt. Daar deze koop echter geschied was op voorwaarde van erkenning door het Gouvernement, zoo is dezelve door een weigerend antwoord op het ingediende adres vervallen. De gelden zijn echter nog beschikbaar, en in geval van erkenning is er dadelijke bereidheid om een kerkgebouw te vervaardigen. Er is door deze Gemeente betaald aan boeten en geregtskosten ƒ 391,-, en nog hangt er eene procedure waarbij ter eerste instantie de veroordeeling is ƒ 58, -. Zoodra daartoe gelegenheid is, wenscht die Gemeente een ‘eigen’ Herder en Leeraar te hebben en te onderhouden. Het gebrek aan een genoegzaam geoefend persoon heeft alleen eene beroeping vertraagd. Gegronde bezwaren kunnen er niet worden ingebragt tegen eene erkenning dezer Gemeente. De Gemeente Spijk bestaat uit 67 zielen, waarvan 22 ten H. Avondmaal toegelaten. Deze Gemeente is behoeftig; er zijn 13 zielen, die voor een groot gedeelte door de omliggende Gemeenten bedeeld worden. De Gemeente te Langerak c.a. telt 212 zielen, waarvan 70 ten H. Avondmaal toegelaten. Er is eene geheel nieuwe kerk gebouwd, waarvan echter wegens de vervolging geen gebruik kan gemaakt worden. Drie huisgezinnen worden bedeeld. In alle kosten wordt uit den boezem der Gemeente voorzien. Er is in die Gemeente betaald aan boeten en geregtskosten ƒ 1056,-. In de Gemeente heerscht eensgezindheid. Er is indertijd een adres ter erkenning aan Z.M. ingeleverd; doch dit is van de hand gewezen, niettegenstaande er geene gegronde bezwaren aanwezig zijn. De indruk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat dus het beproeven van dien weg te vergeefsch is, heeft eene vernieuwde indiening verhinderd. De Gemeente kan in hare behoeften uit eigene middelen voorzien. De Gemeente Tienhoven en Ameide bestaat uit 76 zielen, waarvan 38 ten H. Avondmaal toegelaten. In gevalle van vrijheid wenscht deze Gemeente zich te combineren met Langerak, alwaar een kerkgebouw aanwezig is. In de Gemeente zelve is eene gehuurde woning, ter onderlinge godsdienstoefening geschikt. In deze Gemeente is betaald aan boeten en geregtskosten ƒ 1210,20. Den 6den April 1839 heeft de Gemeente een adres ingeleverd, doch dit verzoek is van de hand gewezen. De Gemeente te Rotterdam bestaat uit 145 zielen, waarvan 73 ten H. Avondmaal toegelaten. In de stad zelve 109 zielen, waarvan 63 ten H. Avondmaal. Er is een kerkeraad. Een geheel nieuw uit den grond opgetrokken kerkgebouw staat in gereedheid, hetwelk op de Gemeente kan overgedragen worden. In de kerkelijke en armenonkosten wordt uit den boezem der Gemeente goed voorzien; het getal der bedeelden is thans drie. De Gemeente ziet uit naar een ‘eigen’ Leeraar. Aan boeten en geregtskosten is door deze Gemeente betaald ƒ 51,01. De Gemeente te Naaldwijk c.a. bestaat uit 60 zielen, waarvan 22 ten H. Avondmaal toegelaten; als: Naaldwijk 29 zielen, Ter Heide 27, Maasland 3, Monster 1. Er bestaat een ordelijke kerkeraad. Er is een gebouw ter godsdienstoefening te Naaldwijk, hetwelk op naam der Gemeente kan overgedragen worden. In gewone tijden kan die Gemeente in het onderhoud harer armen voorzien; bij buitengewone omstandigheden van ziekte heeft dezelve broederlijke ondersteuning van andere Gemeenten. Het getal der bedeelden is 7. De Gemeente Dordrecht bestaat uit 105 zielen, waarvan 48 ten H. Avondmaal toegelaten. Er bestaat een kerkeraad. Er is een zeer ruim en geschikt kerkgebouw, hetwelk de Gemeente voor achttien jaar in huur heeft, kunnende het perceel nog niet verkocht worden. Er wordt overvloedig in de behoeften voor Kerk en armen voorzien, en de Gemeente ziet uit naar een ‘eigen’ Leeraar. Er worden drie personen bedeeld. De Gemeente te Zwijndrecht bestaat uit 46 zielen, waarvan 14 ten H. Avondmaal toegelaten. Er bestaat een kerkeraad, en in een gehuurd huis worden de onderlinge bijeenkomsten gehouden. In de behoeften wordt uit den boezem der Gemeente voorzien. De Gemeente Heerjansdam c.a. bestaat uit 103 zielen, waarvan 42 ten H. Avondmaal toegelaten; als: te Heerjansdam 56 zielen, te Barendrecht 26, te Ridderkerk 21. Er bestaat groote eensgezindheid en een goed geordende Kerkeraad. In alle kerkelijke en armenkosten wordt uit den boezem der Gemeente goed voorzien, en er is een vast voornemen en gelegenheid om een kerkgebouw in gereedheid te brengen. Er is begeerte om een ‘eigen’ Leeraar te hebben en te onderhouden, doch wenscht daarin niet voorbarig te handelen, dewijl de Gemeente niemand begeert dan die goed onderwezen en beproefd is. Uit den boezem dezer Gemeente is aan boeten en kosten betaald ƒ 49,80. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Te Helvoetsluis c.a. is eene kleine Gemeente, bestaande uit 37 zielen, waarvan 19 ten H. Avondmaal toegelaten. Er is eene woning gehuurd ter uitoefening van de godsdienst. In alle behoeften is tot hiertoe uit den boezem dier Gemeente voorzien. Daar op andere veel grootere Gemeenten als reden van afslag der adressen werd opgegeven het te kleine getal, is hier nog geen adres ingediend. De Gemeente ondervindt echter de vervolging in de belemmering harer godsdienstoefening. Op het eiland Flakkee zijn in verschillende plaatsen een aantal van 148 zielen, waarvan 63 ten H. Avondmaal toegelaten; als: te Middelharnis 15 zielen, Sommelsdijk 25, Ooltgensplaat 28, Herkingen 16, Dirksland 18, Stellendam 20, Ouddorp 22, Nieuwe Tonge 4. Het is de begeerte der Afgescheidenen aldaar, om, ter vermijding van alle vertooning, ééne kerkgemeente uit te maken. Er is een kerkeraad, waarvan de leden in verschillende plaatsen wonen. Tot de bediening des Woords en der Sacramenten hebben zij verkoren C. van der Meulen, vroeger lidmaat der Utrechtsche Gemeente en medeonderteekenaar van het aldaar ingediende adres, waarop de Gemeente erkend is, daarna als Opziener in die Gemeente werkzaam geweest zijnde. Te Middelharnis zal de hoofdplaats der Gemeente gevestigd worden. Aldaar is een kerkgebouw en pastorij, welke onbezwaard op de Gemeente kunnen worden overgedragen. Sedert vijf jaren worden de kerkekosten en het onderhoud der armen uit den boezem der Gemeente gevonden. De Gemeente volgt insgelijks het Utrechtsche kerkelijke Reglement in de gemeentelijke handelingen. De reden dat niet reeds een adres is ingeleverd, is de weigering, aan onderscheidene Gemeenten, in dit opzigt te beurt gevallen. Behalve de reeds opgenoemde Gemeenten bestaan er nog kleinere verzamelingen van Afgescheidenen, als: te Gouda, Schoonhoven, Boskoop, Benthuizen, Rhijnsburg, Katwijk, Delft en Bodegraven. Van deze kan ik echter geene bepaalde inlichtingen geven; dewijl ik met dezelve niet in dadelijke kerkelijke betrekking sta. Te Schoonhoven en te Gouda zijn de Afgescheidenen blootgesteld geweest aan regterlijke vervolging wegens hunne godsdienstoefeningen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Noord-HollandDe Gemeente Zaandam c.a. bestaat uit 48 zielen, waarvan 18 ten H. Avondmaal toegelaten: als te Zaandam 34 en omliggende plaatsen 14 zielen. Er is een zeer goede kerkeraad. Een kerkgebouw is er nog niet; doch er is voornemen om in gevalle van vrijheid van godsdienstoefening een gebouw te vervaardigen. Tegenwoordig bestaat er een particulier huis, hetwelk gehuurd is. Uit den boezem der gemeente wordt overvloedig voorzien in de kerkelijke en armen behoeften. Er zijn 4 bedeelden, en er is betaald aan boeten en kosten ruim ƒ 100,-. Te Hilversum bestaat eene Gemeente met eenen Kerkeraad. In eene particuliere woning is eene geschikte gelegenheid ter godsdienstoefening. Voor het tegenwoordige voorziet de Gemeente in hare behoeften. Het getal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zielen is mij onbekend. Den 26sten Maart 1839 heeft die Gemeente een adres ingeleverd; daarop is echter een afslaand antwoord ontvangen. Op het eiland Urk bestaat insgelijks eene Gemeente en een Kerkeraad. Somtijds wordt die Gemeente door andere ondersteund. Verder is mij daarvan niets bekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZeelandDe Gemeente Axel c.a. bestaat uit 132 zielein, waarvan 67 ten H. Avondmaal toegelaten; als: te Axel 59 zielen, te Ter Neuzen 54 en te Zaamslag 19. Er bestaat een zeer goede kerkeraad. Er is nog geen kerkgebouw; doch de Gemeente is bereid om er een te vervaardigen. De kerkelijke kosten worden geregeld voldaan uit hetgeen in eene daartoe geplaatste bus wordt verzameld. Voor het onderhoud der armen is een genoegzaam fonds aanwezig. In het begin van 1840 heeft de Gemeente een adres aan Z.M. ingediend om toelating en erkenning in de burgerlijke maatschappij. Door de gegoedsten in de Gemeente is waarborg voor de armen aangeboden in inschrijving op het Grootboek Nat. Werk. Schuld, doch tot nog toe heeft men geen antwoord. Uit deze Gemeente is reeds wegens godsdienstoefening betaald aan boeten en geregtskosten ƒ 362,005. De Gemeente te Ter Goes bestaat uit 201 zielen, waarvan 91 ten H. Avondmaal toegelaten; waarvan buiten de stad te Kloetinge 9 zielen, te 's Heerabtskerke 1, te Wissekerke 20, te Kolijnsplaat 6. Er bestaat een zeer goede kerkeraad. Een kerkgebouw is er nog niet; doch de Gemeente is dadelijk bereid om een geschikt gebouw te vervaardigen. Zonder eenige hulp van buiten wordt in de behoeften van kerk en armen voorzien, waartoe reeds een fonds bestaat. Den 30sten April 1839 heeft deze Gemeente reeds een adres aan Z.M. ingeleverd, en zonder gevolg blijvende, is er den 3den Januarij 1840 bij vernieuwing een adres ingediend. Hierop is door de plaatselijke regering gevraagd naar waarborg voor kerkelijke en armen behoeften, waarop den 6 Januarij geantwoord is. De Gemeente heeft echter geen uitslag gekregen, maar wordt integendeel bij voortduring vervolgd. De Gemeente heeft aan boeten en geregtskosten reeds betaald ƒ 1278,32. De Gemeente te 's Heer Arendskerke bestaat uit 148 zielen, waarvan 72 ten H. Avondmaal toegelaten. Er is een zeer goede kerkeraad. De armen worden uit een daartoe door de Gemeente bijeengebragt fonds verzorgd. De Gemeente is bereid om uit eigene middelen een kerkgebouw te vervaardigen, en wenscht daartoe vergunning om te mogen bouwen op het nu nog ledige plein op het Nieuwe Dorp, hetwelk onder deze Gemeente burgerlijk behoort. Er is een adres aan Z.M. ingeleverd den 29sten April 1839, zonder antwoord te bekomen; daarna bij vernieuwing den 14den Februarij 1840; doch tot nog toe is er geen antwoord. Aan boeten en geregtskosten wegens godsdienstoefening is door deze Gemeente betaald ƒ 529,02. De Gemeente Borsselen c.a. bestaat uit 144 zielen, waarvan 64 ten H. Avondmaal toegelaten; als: te Borsselen 83, te 's Heerenhoek 36, te Drie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wegen 25 zielen. Er is een goede kerkeraad. In de behoeften der armen wordt uit den boezem der Gemeente voorzien, zonder hulp van buiten. Een afzonderlijk kerkgebouw heeft de Gemeente nog niet. Wanneer de Gemeente te 's Heer Arendskerke op het Nieuwe Dorp vergund wordt eene kerk te bouwen, zou deze Gemeente, in vereeniging met voornoemde, daarvan gebruik kunnen maken, totdat dezelve eenen eigen Leeraar konden bekomen. Deze Gemeente heeft twee adressen aan Z.M. ingediend, ter bekoming van godsdienstvrijheid, den 6den Mey 1839, en den 18den Februarij 1840, doch heeft tot hiertoe geen antwoord. Er is door deze Gemeente betaald aan boeten en geregtskosten ƒ 578,38. De Gemeente Baarland c.a. bestaat uit 69 zielen, waarvan 28 ten H. Avondmaal toegelaten; als: Baarland 22 zielen, Oudelande 19, 's Gravenpolder 12, Hoedekenskerke 15, Ellewoutsdijk 1. Er bestaat een goede kerkeraad. Er is nog geen kerkgebouw, dewijl op drie plaatsen godsdienstoefening gehouden wordt. De gecollecteerd wordende gelden zijn overvloedig toereikend voor de kerkelijke en armenbehoeften. Er is nog geen adres ingediend; dewijl de Burgemeesters niet gecombineerd willen legaliseren. Er is in deze Gemeente aan boeten en geregtskosten betaald ƒ 607, -. De Gemeente Kruiningen c.a. bestaat uit 76 zielen, waarvan 36 ten H. Avondmaal toegelaten; als: te Kruiningen 60 zielen, te Ierseke 12, te Schoore 4. Er is een goede kerkeraad. De armen worden uit den boezem der Gemeente bedeeld, en er bestaat een goed saldo. Een kerkgebouw is er nog niet; doch de Gemeente is bereid en voornemens om er een te vervaardigen te Kruiningen. Er is een adres ingeleverd aain Z.M.; doch de Gemeente heeft nog geen antwoord, hoewel gehoord is dat het plaatselijk bestuur antwoord heeft, hetwelk echter op aanvraag daartoe geweigerd heeft deszelfs inhoud mede te deelen. Deze Gemeente heeft betaald aan boeten en geregtskosten ƒ 417,-. De Gemeente Wolfaartsdijk bestaat uit 40 zielen, waarvan 20 ten H. Avondmaal toegelaten. Er is een goede kerkeraad. Er is een kerkgebouw aanwezig, waarvan echter door de Gemeente ter oorzake der vervolging geen gebruik gemaakt wordt. In alle kerkelijke en armen behoeften wordt uit den boezem der Gemeente rijkelijk voorzien, en er is meer inkomst dan uitgaaf. Er is een adres ingeleverd aan Z.M. den 19den Junij 1840. Er is door het plaatselijk bestuur gevraagd het stellen van eene onbepaalde borgtogt voor de eeredienst en armen; van het gouvernement is geene beslissing op het adres gekomen. De Gemeente heeft betaald aan boeten en geregtskosten ƒ 203,12. In Zeeland bestaan buitendien nog eenige Afgescheidene Gemeenten, waarvan het getal zielen en de verdere toestand mij onbekend is, als: Middelburg, Bekerke, Domburg, Groede, Kapelle, Heinkenszand, Tholen, Nieuwerkerk op Duiveland en Philipsland. Ook uit deze Gemeenten zijn reeds onderscheidene gelden aan boeten en geregtskosten betaald, wegens gehoudene godsdienstoefeningen. Deze Gemeenten volgen met Ds. H.J. Budding in hare godsdienstoefeningen de oude Psalmenberijming en zijn bezwaard in hun gemoed wegens het requestreren aan Z.M. ter ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
krijging van godsdienstvrijheid. Ten gevolge hiervan leven zij niet in kerkelijke gemeenschap met de hiervoren opgegevene gemeenten, die geen gebruik maken van de bediening van Ds. H.J. Budding, wegens de zoo even vermelde reden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GelderlandDe Gemeente te Vuren bestaat uit 150 zielen, waarvan 48 ten H. Avondmaal toegelaten. Er is een goede kerkeraad. Er is voor de tegenwoordige behoefte der Gemeente een geschikt kerkgebouw, hetwelk, in geval van vrijheid, op naam der Gemeente kan overgedragen worden. Uit den boezem der Gemeente wordt in de behoeften voor kerk en armen voorzien. Het geheele jaar door worden 2 huisgezinnen bedeeld, in den winters 7. De Gemeente heeft den 11den April 1839 een adres ingeleverd; doch heeft daarop een weigerend antwoord bekomen. Tengevolge der vervolging hunner godsdienstoefening is bij wijlen L. van der Linden bij executie verkocht voor ƒ 170,-. Jan Walraven is wegens geregtelijke aanvraag van ƒ 144,16 wegens boeten en kosten 6 maanden in gijzeling geweest. Cornelis van Nieuwenhuyzen wegens aanvraag van ƒ 354,13 voor idem; Jan Schouwenburg wegens aanvraag van ƒ 2023,78 voor idem; K. van der Linden wegens aanvraag van ƒ 1240,- voor idem; Aart Versteeg wegens aanvraag van ƒ 953,20 voor idem; deze vier zijn insgelijks ieder 6 maanden in gijzeling geweest. Staat nog open Jakob Versteeg voor ƒ 270,- en Jan Versteeg voor ƒ 62,-. In den aanvang der vervolging is er gerequestreerd om kwijtschelding van boeten wegens onvermogen; doch deze verzoeken zijn van de hand gewezen. Deze Gemeente wenscht zich met de naburige te Herwijnen te combineren en alsdan een ‘eigen’ Leeraar te hebben. De Gemeente te Herwijnen bestaat uit 211 zielen, waarvan 68 ten H. Avondmaal toegelaten. Hiervan wonen 177 zielen te Herwijnen, en de overige in naburige plaatsen. Er is een goede kerkeraad. Er is tegenwoordig voor de Gemeente eene geschikte plaats ter bijeenkomst; doch in geval van vrijheid wenscht de Gemeente een ander gebouw te stichten. De Gemeente voorziet in hare eigene behoeften. Des winters worden er 27 zielen bedeeld. Wegens vervolging der godsdienstoefening is D. van Zanten aangesproken voor ƒ 1820,-, waarvoor zijne goederen zijn verkocht. W. de Bruyn is 6 maanden gegijzeld wegens ruim ƒ 92 aan boeten en kosten. Er staat nog open aan verschillende boeten ƒ 647,-. Deze Gemeente wenscht met die van Vuren gecombineerd een ‘eigen’ Leeraar te beroepen. De Gemeente te Pouderoyen en Aalst bestaat uit 103 zielen, waarvan 30 ten H. Avondmaal zijn toegelaten. Er is een kerkeraad. Er is voornemen, om, in gevalle van vrijheid van godsdienstoefening een kerkgebouw te vervaardigen. Er wordt uit den boezem der Gemeente bedeeld één weduwe met drie kinderen. Verder wordt uit den boezem der Gemeente alles onderhouden. Er is aan boeten betaald ƒ 349,92. De Gemeente van Hemert c.a. bestaat uit 40 zielen, waarvan 11 ten H. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Avondmaal toegelaten. Er is een kerkeraad. Er wordt in eene gehuurde kamer bijeenkomst ter godsdienstoefening gehouden; doch in gevalle van vrijheid wil men een afzonderlijk gebouw stichten. Uit den boezem der Gemeente wordt in alles voorzien. Er zijn vijf bedeelden. De Gemeente van Gameren en Nieuwaal bestaat uit 120 zielen, waarvan 40 ten H. Avondmaal zijn toegelaten. Te Gameren zijn 61, te Nieuwaal 59 zielen. Er is een kerkeraad. Uit den boezem der Gemeente wordt in alles voorzien. Het getal dergenen, die bedeeld worden, is niet te bepalen, dewijl er geen zijn, die geregelde bedeeling noodig hebben. Er is voornemen en gelegenheid om een kerkgebouw te vervaardigen, in geval er vrijheid van godsdienstoefening mogt komen. In het overige gedeelte van Gelderland bestaan meerdere Gemeenten, wier in- en uitwendige toestand mij echter minder bekend is, daar dezelve onder de kerkelijke verzorging staan van den Heer Ds. A. Brummelkamp. Over het algemeen zijn echter de Gemeenten in Gelderland, zooveel ik gehoord heb, goed in staat om zichzelven te kunnen onderhouden.
H.P. Scholte V.D.M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9. Aan Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden, Utrecht 5 januari 1841; ‘Memorie’ en ‘Lijst der Afgescheidene Gemeenten (etc.)’Ga naar voetnoot1Memorie
Sire!
Volgens mijne belofte U.M. een verslag doende toekomen aangaande den toestand der Afgescheidene Gemeenten in de provinciën Utrecht, Zuid- en Noord-Holland, Zeeland en Gelderland, heb ik het noodig geoordeeld hetzelve te moeten toelichten door de volgende Memorie. Uit het verslag is het reeds merkbaar, dat onder de Afgescheidenen niet algemeen kerkelijke vereeniging bestaat, hetwelk trouwens uit andere omstandigheden aan U.M. wel bekend zal zijn geworden. Over alle onderlinge verschilstukken zal ik U.M. niet ophouden, daar de meeste geheel tot het gebied der godgeleerdheid behoorende, geen onderwerp van overweging der burgerlijke overheid kunnen uitmaken. Dit alleen moet ik op den voorgrond stellen, dat de verschillende godsdienstige gezindheden, onder de Afgescheidenen bestaande, in de reeds door het Gouvernement in verschillende provinciën erkende gemeenten vertegenwoordigd worden. Er bestaat echter een verschil, hetwelk in aanmerking kan komen bij de burgerlijke Regering, en hierop mag ik niet nalaten Ur. Ms. aandacht te vestigen. Er is onlangs eene vergadering gehouden te Amsterdam van de Opzieners der provinciën, waarvan ik U.M. geen verslag gedaan heb, (met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitzondering echter van Noord-Braband), en aldaar heeft men besloten om voortaan in het kerkelijk bestuur te volgen de kerkorde van de Synode van Dordrecht van 1619. Daar nu volgens die kerkordening, naar de uitlegging dergenen, die dezelve aannemen, eene kerkelijke regtsmagt zou gevestigd worden, geheel tegenovergesteld aan die, welke in het reeds door het Gouvernement erkende Utrechtsche Reglement heerschende is, zoo zou daardoor de kerkelijke verbindtenis aan dat Reglement geheel vervallen. Nu is het mijn voornemen niet, om iemand te belemmeren in het volgen eener andere ordening, maar ik wenschte niet stilzwijgend toe te zien, dat men het U.M. zou kunnen doen voorkomen, alsof men nog uit hetzelfde grondbeginsel handelde, terwijl men in eenen tegenovergestelden zin werkzaam is. Bovendien moet ik doen opmerken, dat men de dwaasheid heeft gehad, om, terwijl men sommige zaken in die Dordsche kerkordening verwerpt, nogtans diezelfde zaken in die ordening te behouden, hetwelk eene voortdurende aanleiding tot kerkelijke twisten wezen kan. Nu spreekt het wel van zelf, dat geene reeds erkende Gemeente tegen haren wil die Dordrechtsche Kerkordening behoeft aan te nemen; het is echter ook voortaan onmogelijk, dat eene Gemeente, welke die Dordrechtsche kerkordening aanneemt, in opregtheid het reeds erkende Reglement aan het Gouvernement kan voorstellen als regelmaat harer handelingen. De oorzaak, dat men op die Amsterdamsche vergadering er toe gekomen is, om op zulk eene vreemdsoortige manier de Dordrechtsche kerkordening aan te nemen, ligt daarin, dat men eene onwetende menigte, vooral in Groningen en Drenthe, heeft willen te gemoet komen. In die Provinciën is een groot deel der Afgescheidenen in de verbeelding, dat, wanneer er een tittel of jota aan die kerkordening veranderd wordt, men dan afwijkt van de leer der vaderen; iets, hetwelk door het slotartikel dier kerkordening zelf reeds gelogenstraft wordt. Van de in het nevensgaande verslag, met het aantal zielen, opgegevene Gemeenten is alleen die van Oud-Loosdrecht met dit te Amsterdam genomen besluit vereenigd. Alle de andere willen alsnog het Utrechtsche Reglement in hare kerkelijke handelingen als regelmaat volgen. Behalve die Gemeenten, welke zich in de noordelijke Provinciën des lands met die Amsterdamsche vergadering vereenigen, bestaan er vooral in Overijssel nog een aantal Afgescheidenen, die zich Dordsch-Gereformeerden noemen; terwijl deze weder onderscheiden zijn van een kleiner getal, hetwelk zich vooral in Vriesland bevindt en zich Oud-Gereformeerd noemt. Alle deze verschillende en tegen elkander overstaande gedeelten beroepen zich gelijktijdig op de Dordsche Kerkordening en beschuldigen elkander onderling van afwijking van de leer der vaderen. Tot hiertoe houden de Gemeenten, waarvan ik U.M. verslag gedaan heb, zich met dat alles niet op. Uit het nu reeds gezegde zal het wel duidelijk zijn, dat de massa de Afgescheidenen alles behalve één ligchaam zoude uitmaken, en het behoeft daarom ook niemand te verwonderen, wanneer dit meer en meer openbaar wordt. Nu is het mijn wensch en raad dat het Gouvernement zich onthoude van op eenige wijze deel te nemen in kerkelijke verschillen, maar ook daarbij de meest mogelijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ruimte late voor de eigenlijke godsdienstoefeningen. Daartoe zoude ik voorstellen:
1o. Dat U.M. geliefde te zorgen, dat er eene duidelijke wettige bepaling gemaakt wierde, zoodat niemand, wie hij ook zij, op grond van Art. 291-294 van het wetboek van strafregt vervolgd konde worden, wanneer men met meer dan twintig personen godsdienstoefening hield, zoolang het niet bleek, dat er onder den schijn van godsdienst iets anders werd beraadslaagd. Dat daarom tevens duidelijk bepaald wierde, dat geene godsdienstoefening het karakter mogt aannemen van eene vergadering eener associatie, door met geslotene deuren bijeen te komen. Hierdoor zou aan de eene zijde vermeden worden alle klagt wegens vervolging om de godsdienst, en aan de andere zijde gewaakt, dat onder den dekmantel van godsdienst geen kwaad voor den Staat bewerkt kon worden. Deze bepaling zou zich dan niet alleen beperken tot de Afgescheidenen, die nu bestaan, maar zich uitstrekken tot alle soorten van inwoners onzes Vaderlands, en dus waarlijk bevestigen vrijheid voor allen.
2o. Dat U.M. bij de hiervoren vermelde vrijheid zich niet inliet ter erkenning van eenige Gemeente als zedelijk ligchaam in de maatschappij, tenzij uit deugdelijke informatiën gebleken ware, dat de tijdelijke zaken van zulk eene Gemeente zoodanig in orde waren, dat er op een behoorlijk bestaan kon gerekend worden. Het onderzoek, hetwelk alsdan gedaan moest worden, zou in dit geval echter geen hinder aan de godsdienstoefeningen kunnen teweeg brengen.
3o. Dat U.M. geene vereeniging van meerdere Gemeenten tot een zedelijk ligchaam in de maatschappij erkende, ten zij het deugdelijk bleek uit de onderteekening van elken daarin betrokkenenen kerkeraad, dat iedere bijzondere Gemeente na behoorlijk onderzoek, in zulk eene meer algemeene verbindtenis toestemde en zich daaraan onderwierp.
De hier voorgestelde algemeene bepalingen zijn nu ook van toepassing op die Gemeenten, waarvan ik aan U.M. verslag gedaan heb. Hoewel niet allen dezelfde kerkelijke gemeenschap hebbende, (uitgenomen Oud-Loosdrecht) kan ik echter niet met vrijmoedigheid voor allen dezelfde erkenning als zedelijke ligchamen in de maatschappij vragen; dewijl allen niet inwendig goed geordend zijn. Daar onder het vorige Gouvernement echter het bestaan als zedelijk ligchaam onafscheidelijk te zamen gehecht werd met de vrijheid van godsdienstoefening, zoo kon het wel niet anders, daar het laatste boven alles woog en dierbaar was, of men moest er overal toe komen om zoodanige adressen in te leveren, waarin zulk eene erkenning als zedelijk ligchaam in de maatschappij gevraagd werd. Daarbij was het zoo zeer niet te verwonderen, dat weder van Gouvernementswege, (waar het eerste voor het laatste geschat werd) op grond van ware of verdichte informatiën, weigerende antwoorden op ingeleverde adressen terugkwamen. Uit de vermenging echter van de eigenlijke godsvereering met het tijdelijke en burgerlijke der plaatselijke Gemeenten is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voortgevloeid, dat tot op dit oogenblik inwoners van Nederland, die door het indienen van gelijkluidende adressen voldaan hebben aan het door het vorige Gouvernement gevorderde, bij besluit van 6 Julij 1836, desniettegenstaande aan voortdurende vervolging en belemmering zijn blootgesteld. Het is mijn wensch en bede, dat dit in Nederland door Ur. Ms. zorg spoedig moge ophouden; want er is niets, hetwelk onderdanen afkeeriger maakt van eene Regering, dan vervolging om der godsdienst wil. U.M. heeft in het besluit betrekkelijk de kloosters getoond, vrijheid te willen en te durven verleenen; U.M. wil en durft dit immers voor allen? Vrijheid van godsdienst is het beste middel om menschen, die uit vooroordeel of dweepzucht handelen, vanzelven te doen verdwijnen; dewijl er alsdan geen prikkel in den tegenstand is. Vervolging of belemmering van godsdienst kan de opregten wel bedroeven en benaauwen, maar niet tenonderbrengen; doch hunne vervolging kan nooit tot zegen zijn voor den Staat. Wanneer er vrijheid voor allen is, dan wordt door de wrijving der gevoelens de waarheid des te duidelijker aan het licht gebragt, en niemand heeft zich als burger te beklagen. Verlangt eenige godsdienstige gezindheid burgerlijke voorregten, dan moet de burgerlijke Regering daarin gekend worden; gaat echter de Regering verder, dan treedt dezelve in het gebied van het geweten; en wanneer eenmaal de voet op dat gebied gezet is, dan leidt de consequentie tot de practijk der middeleeuwen. Hiervan nu is U.M. toch zeker volstrekt afkeerig; ik moet dit aannemen, wanneer ik herdenk hetgeen U.M. mij zelf verklaard heeft. Het gebeurt evenwel, Sire! dat onder Uwer Maj.s. Regering vervolging plaats heeft. Dwangbevelen ter inning van boeten en geregtskosten, wegens uitoefening van godsdienst, worden ten uitvoer gelegd. Sire! hoe zou het U.M. te moede zijn, wanneer U.M. eene gevangenis bezocht, en op de vraag: waarom zit gij hier? een of meerderen ten antwoord moesten geven: omdat ik met meer dan twintig personen mijne godsdienst heb uitgeoefend. Personeel heb ik geen hinder van de vervolgingen, maar het is mij altijd eene bedroevende zaak, dat dezelve in Nederland en onder de regering en in den naam van U.M. plaats grijpen, welke gezindheid er ook door getroffen wordt. Het is echter onbegrijpelijk hoe Ur. Ms. raadslieden nog een oogenblik kunnen aarzelen om den raad te geven, ten einde de vervolgingen tegen de Afgescheidenen te doen ophouden. Te voren, toen nog geene gemeente erkend was in de burgerlijke maatschappij, had men nog eenigen schijn van regt, wanneer men de verschillende Gemeenten beschouwde als eene niet erkende en daarom niet wettig bestaande gezindheid. Nu echter, daar reeds onderscheidene Gemeenten een wettig bestaan in de burgerlijke maatschappij hebben, vervolgt men in de Afgescheidenen eene bestaande gezindheid. Te voren werd er voor de hoogste regterlijke collegiën door het publiek ministerie alle moeite in het werk gesteld, om de gemeenschap van alle Afgescheidenen te betoogen, ten einde te kunnen volhouden dat de bijeenkomsten niet toevallig waren, maar een uitvloeisel van een genootschap. Nu wordt er weder gehandeld als of de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nog niet erkende Gemeenten niet de minste betrekking op de reeds erkende hebben, maar geheel iets anders zijn. Ja, het is reeds gebeurd dat door het Gouvernement erkende predikanten onder de Afgescheidenen, wanneer zij op eene andere plaats als die hunner woning met hunne geloofgenooten hunne godsdiest oefenden, beschouwd en behandeld zijn als behoorden zij tot eene niet bestaande gezindheid. Hieruit volgt, dat hetgeen door denzelfden persoon verrigt wordt op de eene plaats in Nederland als wettig gerekend wordt, zoodat het Gouvernement bescherming verleent, op eene andere plaats als onwettig en strafbaar gekeurd wordt, zoodat het Gouvernement eene regterlijke vervolging instelt en veroordeeling vraagt. Vroeger werd als verschooning voor de vervolging opgegeven de onwil van de gescheidenen in het voldoen aan het door het Gouvernement gevraagde. Nu zijn er reeds onderscheidene besluiten aanwezig in de reeds erkende gemeenten, waarin het Gouvernement zegt, dat de adressanten voldaan hebben aan het gevraagde; anderen, die hetzelfde verklaard en dus ook voldaan hebben aan het gevraagde, worden afgewezen of niet beantwoord, maar blijven der vervolging onderworpen. Alle de uit zulk eenen staat van zaken voortgevloeide en nog steeds voortvloeijende tegenstrijdigheden, verwikkelingen en spanningen kunnen dadelijk ophouden, zonder op eenige voorgaande daad terug te komen, wanneer U.M. zoodanig besluit neemt, waardoor het publiek ministerie buiten de mogelijkheid gesteld wordt, om vervolgingen in te stellen wegens het houden van godsdienstoefeningen met meer dan twintig personen. In het bijzonder zou ik U.M. ernstig verzoeken en raden zoodanig algemeen besluit te nemen aangaande alle Afgescheidenen. In zoodanig besluit zou b.v. dusdanige bepaling kunnen worden opgenomen, dat alle plaatselijke besturen verpligt zijn om de bijeenkomsten ter godsdienstoefening in eene daartoe aangewezene plaats toe te laten aan de zoodanigen, die een deugdelijk bewijs overlegden, afgegeven door eenen der reeds erkende kerkeraden, dat zij behoorden tot dezelfde godsdienstige gezindheid. Hierbij kon dan tevens de bepaling gevoegd worden, dat zoodra zoodanig eene verzameling van menschen als eene Gemeente in de burgerlijke maatschappij wilde erkend zijn, men zich alsdan behoorde te wenden per request tot het Gouvernement. Wat de Gemeenten betreft, waarvan ik U.M. verslag gedaan heb, en waarmede ik in kerkelijke betrekking sta, ik zou in gevalle van zulk een algemeen besluit, waardoor de vrijheid van Godsdienstoefening gewaarborgd werd, niet voor allen aandringen op erkenning als zoovele afzonderlijke zedelijke ligchamen in de maatschappij. Er zijn echter onder de opgegevenen de zoodanige, waar de gemeentelijke zaken op zulk eene goede wijze geordend zijn, dat er geene redenen bestaan kunnen, waarom eene erkenning als zedelijke ligchamen achterwege zou moeten blijven. Van deze Gemeenten voeg ik hiernevens eene afzonderlijke lijst. Voor zoo verre dezelve reeds adressen hebben ingeleverd, kan die erkenning dadelijk volgen, en in gevalle dezelve volgt, zullen de overigen met het indienen van adressen niet achterblijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik ben altijd bereid om op alle aanvragen van wege het Gouvernement om inlichtingen, zoo veel in mij is, de meest duidelijke berigten te geven. Ik geloof door deze Memorie den eenvoudigsten weg te hebben aangetoond, langs welke de gemoederen gerust gesteld, de algemeene vrijheid van godsdienst gewaarborgd, en aanleiding tot ontevredenheid jegens het Gouvernement weggenomen kan worden, zonder dat het Gouvernement in eenig opzigt zich compromitteert. Hopende dat U.M. met welgevallen dezen mijnen arbeid zult in overweging nemen, blijve ik met verschuldigden eerbied
Uwer Majesteits getrouwe onderdaan
H.P. Scholte V.D.M.
Lijst der Afgescheidene Gemeenten, wier toestand van dien aard is, dat dezelve zonder eenig bezwaar als zedelijk ligchaam in de burgerlijke maatschappij kunnen erkend worden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10. Brief van Jan Waterland, aan de kantonrechter te Schoonhoven, Schoonhoven 29 juli 1842In oktober 1840 verschijnt op een provinciale vergadering van de Afgescheiden kerken Friedrich Martin Luther. Deze is in Duitsland predikant geweest. Van zijn leven weten wij zeer weinig, slechts enige bijzonderheden aangaande zijn verblijf in Schoonhoven. Omstreeks maart 1841 is hij aldaar gekomen en in 1843 is hij naar elders gegaan. In dit tijdvak wordt hij reeds spoedig - wellicht voorlopig - aanvaard als predikant van de Afgescheidenen te Schoonhoven.Ga naar voetnoot1 Jan Wernard Feijting,Ga naar voetnoot2 één der leden van de gemeente te Schoonhoven en eigenaar van kerkgebouw annex pastorie heeft hem nog enige tijd gesteund, ook nadat er tussen de gemeente en hem moeilijkheden waren gerezen. Aan den Edel Achtbaren Heer Kantonregter van het Kanton Schoonhoven
De ondergeteekende Jan Waterland, broodbakker te Schoonhoven, ontvangen hebbende eene dagvaarding om gehoord te worden op den eisch van den Heer Frederik Martin Luther, zich noemende predikant bij de Hervormde Afgescheidene Gemeente te Schoonhoven, ten einde tegen den ondergeteekende gratis te mogen procederen, neemt de vrijheid hiertegen het volgende in te brengen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tengevolge hiervan concludeert de ondergeteekende op grond dat
Aan voornoemden Heer F.M. Luther zijn verzoek om gratis tegen den ondergeteekende te procederen zal worden ontzegd, en hem tevens aangeraden om niet langer op eene onwettige wijze het kerkgebouw en de pastorij der Christelijke Afgescheidene Gemeente in bezit te houden, ten einde de kerkeraad dier Gemeente niet eindelijk in het belang der Gemeente gedrongen worde om hem bij de bevoegde burgerlijke overheid aan te klagen.
't welk doende Jan Waterland | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11. Brief van Scholte aan mr. P. van den BrandelerGa naar voetnoot1 te Dordrecht, Utrecht 3 april 1843Ga naar voetnoot2WelEdele Gestrenge Heer!
In gevolge UWEd. geëerde letteren van den 1sten dezer, wensch ik zoo duidelijk mogelijk mijn gevoelen te zeggen over de zaak te Schoonhoven. Uit de persoonlijke kennismaking met dien Heer Luther te Schoonhoven, ben ik ten volle overtuigd geworden, dat hij een man is die niet den minsten schroom heeft den titel der heilige bediening te misbruiken om aan den kost te komen. Wat de afgescheidenen tijdens zijne beroeping aldaar met hem zijn overeengekomen, weet ik niet; ook weten zij zelven niet welk adres er is ingeleverd aan Z.M., daar Luther dit geschreven en zij slechts geteekend hebben. Den eenigen grond van Luthers sterkte zoekt hij in de Gouvernementserkenning. Luther was echter tijdens die erkenning niet bevestigd, en zulk eene bevestiging moest, volgens het Reglement, op verkiezing en beroeping volgen, Art. 18. Om tot die bevestiging te komen, welke door eenen dienaar des Woords moet geschieden (Art. 18), hebben zich de Opzieners, volgens Art. 20, tot meerdere dienaars des Woords gewend, die eerst te Schiedam en naderhand te Schoonhoven zelf, en in de laatste plaats met den Kerkeraad van Schoonhoven en in tegenwoordigheid der Gemeente gehandeld hebben met Luther. De laatste vergadering kan ja eene provinciale genoemd worden, maar was tevens eene kerkeraadsvergadering voor de Gemeente te Schoonhoven, geadsisteerd door die meerdere dienaren des Woords en ouderlingen uit andere Gemeenten. Op die vergadering, in het kerkgebouw te Schoonhoven gehouden, was Luther tegenwoordig, hij bewilligde er in dat een der toen aanwezige predikanten tot president der vergadering benoemd werd; hij stemde er mede in dat hij onderzocht zou worden, en heeft het aangenomen om over eene door de vergadering hem opgegeven tekst eene leerrede te houden; hij heeft eene redevoering uitgesproken, de verschillende oordeelen daarover aangehoord, en toen eerst zich onwillig betoond om verder onderzocht te worden. Daarop heeft de vergadering, oordeelende over hetgeen zij van Luther wist, hem onbevoegd verklaard tot de bediening waartoe hij verkozen was, Art. 21. De kerkeraad van Schoonhoven heeft toen dadelijk aan Luther verklaard, dat hij niet mogt voortgaan met prediken, doch hij heeft zich, gerugsteund door eenige leden, vooral door den Heer Feiting, den eigenaar van het kerkgebouw, verzet, en is voortgegaan. De Gemeente is langzamerhand overtuigd geworden van de verkeerdheid van Luther; eindelijk is dit ook het geval geweest met den Heer Feiting. Luther heeft getracht door middel van den Kantonregter weekgeld te krijgen op grond van zijn beroeping door de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gemeente; de eisch is hem na een pleidooi van den Advokaat GefkenGa naar voetnoot1 ontzegd. Luther is dus nooit als leeraar der Gemeente van Schoonhoven erkend geweest; hij deed daar dienst als buitenlandsche predikant, tot op nader onderzoek. De Kerkeraad kan dus zonder dadelijke onwaarheid te spreken, nu niet beginnen te handelen als of Luther hun leeraar was. Art. 76Ga naar voetnoot2 kan niet door Luther worden ingeroepen. Het is ook op grond van dien toestand, dat de Kerkeraad sedert hij onbevoegd verklaard is tot de bediening, opgehouden heeft hem wekelijksche bezoldiging te geven. Mijn oordeel is dus dat, of de Heer Feijting alleen, of te zamen met den Kerkeraad eenvoudig door eenen deurwaarder aan Luther doe beteekenen bevel om binnen eenen bepaalden tijd de woning te verlaten, welke hij reeds al te lang wederregtelijk in bezit heeft, en zoo hij daaraan niet voldoet, vonnis tegen hem te vragen, ten einde hij volgens de gewone manier er worde uitgezet. Van gouvernementswege heeft Luther op geene hulp te rekenen. Begint de Kerkeraad met op dit oogenblik Luther als werkelijk leeraar te erkennen, die nog geschorst en afgezet moet worden, dan heeft hij dadelijk regt om voor den tijd dat hij geen bezoldiging meer ontvangen heeft, October 1841, vergoeding van schade en interesten te vorderen. Ik heb vroeger reeds aan den Ouderling de HoopGa naar voetnoot3 gezegd, dat zoo de zaak regterlijk behandeld wordt, hij mij als getuige kan opgeven; want ik reken het schande voor de Evangeliebediening, dat Luther zulk eene vertooning maakt. Ik vertrouw dat UWEdGestr. na deze ontwikkeling eenig ander denkbeeld over de zaak zult verkrijgen. Zoo UWEDG. nog iets meerders hebt aan te merken, ik zal gaarne zoo veel in mij is, dienstbaar zijn ter hulp tot wegruiming van eenen brooddienaar, die geene praktijken slecht genoeg rekent om zich een bestaan in ons Vaderland te verschaffen. Ik ben verblijd, dat men te Schoonhoven mijnen raad gevolgd heeft, en UWEG. ministerie in deze zaak begeerd heeft, daar ik het vertrouwen heb, dat de zaak niet alleen met bekwaamheid, maar ook met waardigheid zal behartigd worden. De zaak van de godsdienst is teeder, maar ook waardig om tegen elken indringer gehandhaafd te worden in haar regt. Van harte wensch ik, dat UWEG. de vreugde mag smaken eene misleide Gemeente mede verlost te hebben van zulk een hardnekkig overweldiger als Luther is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UWEG. geraakt te Schoonhoven en te DordrechtGa naar voetnoot1 in kennis met de ellende van Afgescheidenen; ik hoop echter niet, dat naar die personen de zaak der scheiding zal beoordeeld worden. Wezenlijke scheiding is zoowel kerkelijk als personeel afstand doen van alle ongeregtigheid. Met hoogachting noem ik mij
UwEdGestr. dienstv. dienaar
Scholte |
|