De Afscheiding van 1834. Deel 3. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A.
(1977)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 187]
| |
Hoofdstuk 12
| |
[pagina 188]
| |
Zoals onder meer uit zijn brieven blijkt, was hij geen volbloed ‘Scholtiaan’. Maar het is duidelijk, dat het hem heel wat moeite zal kosten, de schorsing van zijn oud-leermeester Scholte te aanvaarden. En nog in 1843 treffen wij hem aan op een provinciale vergadering van de kerken van de groep-Scholte te Leerdam.Ga naar voetnoot1 Van der Meulen laat in zijn eerste brief doorschemeren, dat het niet onmogelijk is, dat J.A. Wormser (één der geschorste ouderlingen van Amsterdam) en hij zullen ‘mede komen’, als de synodale commissie Scholte zal gaan bezoeken. Zoals we weten - en ook uit de tweede brief blijkt - is dit niet gebeurd: ds. H. de Cock en ds. L.G.C. Ledeboer hebben op 9 december 1840 Scholte zijn schorsing moeten aanzeggen.Ga naar voetnoot2 | |
1. Amsterdam 3 december 1840Hartelijk geliefde broeder in Christus!
Hoewel ik gauw ter rust wilde gaan daar het twee uuren in den nagt is, zoo wil ik niet nalaten, om U eenig berigt mede te delen wat hier is voor gevallen. Gij zult welligt zeggen: hoe, Gij te Amsterdam. Ja broeder dat is zoo. Ik had ook niet gedagt dat de vergadering zou doorgegaan zijn. Maar hierin ben ik teleurgesteld. Ik vernam toen ik te Rotterdam kwam, dat er vergadering gehouden werd en werd sterk aangezet door de broeders te Rotterdam om derwaarts te gaan, en daar er over mijn persoon zou gehandeld worden, ik mij moest verantwoorden. Ik ben dan gegaan. Toen ik in kwam werd ik ontvangen en gevraagt of ik zitting wou nemen. Daar is eerst over gehandeld op wat voor wijze. Sommige wilde mij erkennen als leeraar, anderen wilde het betwisten. Ik verklaarde dat ik daar gekomen was als leeraar en mijne ordening in alles erkende als wettig en ik mijzelve ook niet overgaf tot een nieuw examen. Dat dit was geschied en van de Heere bevestigd, maar dat alle de broeders vrijheid hadden om met mij te spreken en te vragen waarover zij bezwaar meenden te hebben, doch niet in de vorm van examen. Op het einde van den tweden dag is daarover aan elk vrijheid gegeven en alle waren vereenigd om mij te erkennen. Nu moet ik nl. een zaak gaan ontwikkelen die U zal bevreemden - dat de Vergadering de Dordtsche Kerkorde heeft aangenomen, doch met een voorrede die ons kon gerust stellen - met een nota van Ds. Brummelkamp. Om de vrede der Kerk te bewaren heb ik ook toegestemd,Ga naar voetnoot3 doch met die | |
[pagina 189]
| |
bepaling, dat ik even zoo goed in die gemeenten zou werkzaam zijn daar zij hem niet aannamen. Och Broeder, ik ben moede van al het martelen en verlang naar rust. Ook de broeders in Amsterdam. Denkelijk zal alles vereenigen.Ga naar voetnoot1 Heden is er een Commissie bij onze broeders geweest en de vereeniging getroffenGa naar voetnoot2 dat morgen moet behandeld worden op de voorwaarde van het inliggend Concept. De broeders willen ook van alle last ontdaan worden en zien wat de Heere werkt. Onze zaken staan zoo dat er geen andere weg open is als met hevige twist en wij zien daar noch geen heil in. Wij hopen dat Gij met ons in hetzelfde spoor zult treden. In plaats van morgen zal de Commissie Zaturdag naar UE. toe komen. Ook zal Wormser mede komen. Denkelijk zal ik ook mede komen tot vereeniging. Ik hoop dat Gij in dien tusschentijd de zaak ernstig moogt overwegen en wel met den Heere. Mij dunkt, het best is met martelen uit te scheiden tot de Heere werkt. Laat ons, wat de zaak der Kerkregering betreft, elkander dragen. Verlochenen wij ons zelf en de geheele wereld niet meer in...Ga naar voetnoot3 dat het gevolg zou zijn in dit oogenblik. Lieve broeder, doet wat Gij kunt. Ledeboer is wel wat vreemd in zijn voorkomen en kan wel eens uitvallen, doch hij heeft ook bedaarde oogenblikken en kan noch al...Ga naar voetnoot3 soms oordelen en is vatbaar voor reden. Nu, geliefde broeder, wij hopen elkander te spreken en zoeken wij de Heere en laten wij de minste wezen. Ik weet wel, daar is wel zwakheid des vleesches maar de Heere weet, het is om te meer werkzaam te kunnen zijn tot welzijn van Gods Koningrijk. Ds. de Cock meent het opregt en Godzalig. Dat ondervind ik hier, dat hij sterk Ds. van Velzen tegenstaat in al zijn verkeerdheid.Ga naar voetnoot4 Ik wenschte wel dat Gij hier geweest waart. Ik geloof dat het goed geweest waart, doch het is des Heeren weg niet geweest. Daarom, laat ons rusten. Zijt hartelijk van ons gegroet. Gedenken wij elkander in de gebeden. Ik ben uit liefde en hoogachting UE. in Christus verbondene broeder.
Cs. van der Meulen gelogeerd bij BuddeGa naar voetnoot5 | |
[pagina 190]
| |
2. Middelharnis 18 december 1840Hartelijk geliefde broeder in Christus!
Ik ben van mijn voornemen afgebragt om UE. te komen bezoeken, om dat UE. toch niet 't huis was en omdat de zaken hier toch niet afgehandeld waren. Anders had Wormser ook mede gekomen, als er mogelijkheid was, dat alles in goede vrede kwam. Doch ik zag daar ook geen mogelijkheid op, en toen moest ik het aanbod opgeven. Als ik wel gelezen heb, hebt gij noch al scherp geschreven,Ga naar voetnoot1 doch ik kan dat zeer goed verdragen omdat ik geloof U(w) hart niet boos is. Doch denk niet, geliefde broeder, dat de zaak mij nu onverschillig is. Ik heb al dien tijd over de zaak nagedagt en gebeden, dat de Heere eens mogt teregt brengen dat voor ons onmogelijk was. Ik ben zeer begerig te weten hoe of de zaak is afgelopen en hoe of het nu staat. Ik hoop de Heere mag verhoeden dat er geen scheuring komt. Wij dienen de zaak wel ernstig te overwegen, want ik geloof dat de zaak te hoog getrokken is en meen wel bewust te zijn dat het verdorven vleesch er eene grote plaats in gekregen heeft. Er is veel geijverd voor regt en waarheid, maar niet in liefde. Maar alles draagt het kenmerk om te verderven, volgens mijne overtuiging; ook de laatste vergadering. Gij had ook daar moeten wezen. In plaats van de Reformatie te bevorderen, krijgt zij een grote knak en komt bij veele in verdenking. Ik gevoel er smart over en mijn hart bloed, als ik gedenk dat gij te stijf door zoud gaan. De reden van mijn smart is, omdat ik in mijn ziel overtuigd ben van uwe welmeenendheid met het werk der Reformatie; hoe ik aan u verbonden ben door het geloof; wat gij niet als een middel in Gods hand geweest zijt tot de weg, daar ik door des Heeren liefde toe gebruikt worde. Ik zal u de zaak open leggen hoe ik er over denk. U(w) begin was goed en regtvaardig. Had gij daar bij gebleven, de Heere was met u geweest. Maar gij zijt te ver gegaan, dat gij niet hebt kunnen goedmaken. Zoo ook de broeders te Amsterdam. Daar op heb ik opgemerkt dat gij en de broeders dadelijk eene losheid hebt gekregen in het werk der Afscheiding. Twee van de Kerkeraadsleden zijn al terug gelopenGa naar voetnoot2 en gij denkt om een nieuwe Scheiding en dat geloof ik dat verkeerd is. Als ik nu heb geschreven: ik ben afgemarteld, versta ik daardoor niet dat ik alles wil laten lopen - Gods water over Gods akker - neen, maar dat ik met u wil leven en sterven voor en in de Reformatie en ook dan met Gods waarheid begraven te worden. Maar niet wil martelen om een zondige zaak te verdedigen en eene vleeschelijke strijd geestelijk te noemen. Zoo denk ik er over en | |
[pagina 191]
| |
meen daarvan overtuigd te wezen. Dus kon ik dit voor God en mijn geweten niet verantwoorden om daarin mee te doen. Nu is mijn wensch en bede dat het verkeerde beleden word en dat wij als broeders zamen werken tot opbouw van Gods Kerk. Hoe zwak, hoe beneveld, de Heere zal het ligt dan uit de duisternis doen te voorschijn komen. Ik verzoek u liefderijk om een lettertje. Dwaal ik, breng mij te regt, want ik wensch opregt Gods wil te doen. Nu ben ik niet in staad om u te bezoeken door de vorst. Ik ben bij mijne betrekkingen. Ik heb eene klijne ongesteldheid gehad, doch ben thans weer hersteld. Wij zijn alle wel. Ook ben ik zoo verlangend te weten hoe of het met Mevrouw van Hal(l) is. Als het de Heere behagen mogt Hij spare haar voor haare lieve kinderen en voor Gods kerk. Groet haar hartelijk. Ik mag in de gebeden aan haar gedenken. Groet ook Uwe vrouw van ons, Overkamp en de overige broeders en alle de vrienden die de Heere liefhebben en zijt gij vooral hartelijk en minzaam van ons gegroet. De Heere schenke u ligt en wijsheid. Is u(w) weg zwaar en drukkend, de Heere ondersteune u. Hij leide u in de regte weg, opdat gij met David kont zegge: Bij U schuil ik. En gedenk mijner in de gebeden. Ik ben en hoop eeuwig te zijn in Christus aan u verbonden en na de mate der wijze en vrijmagtige bedeling u(w) medearbeider in het werk des Heeren.
Cs. van der Meulen | |
[pagina 192]
| |
Gedeelte van brief van ds. C. van der Meulen aan ds. H.P. Scholte, 18 december 1840
|
|