De Afscheiding van 1834. Deel 3. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A.
(1977)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
InleidingNa al hetgeen wij schreven in de inleiding van het EERSTE en TWEEDE DEEL van deze serie, kunnen wij nu volstaan met een enkel woord. Hierbij komt, dat de meeste van de volgende hoofdstukken een aparte inleiding moesten ontvangen.
Onder de Afscheiding van 1834 verstaan wij dié Reformatie der kerk in Nederland, waarbij vele personen in 1834 en daarna, de Nederlandse Hervormde kerk verlieten. Zij deden dit als regel met een beroep op de artikelen 27 tot en met 29 van de Nederlandse geloofsbelijdenis, die speciaal handelen over de kerk, en waarin onder meer de gelovigen als plicht wordt voorgehouden ‘zich af te scheiden van degenen, die niet van de Kerk zijn’. De ‘haarden’ van deze geestelijke beweging waren Ulrum en Doeveren-Genderen. Aldaar stonden de predikanten Hendrik de Cock en Hendrik Peter Scholte. Andere Afgescheiden predikanten van het eerste uur waren: A. Brummelkamp (Hattem), H.J. Budding (Biggekerke), G.F. Gezelle Meerburg (Almkerk), T.F. de Haan (Ee), S. van Velzen (Drogeham). A.C. van Raalte voegde zich als candidaat in de theologie bij de Afgescheidenen. De zo juist genoemde personen komen allen in dit boek voor; in de aparte hoofdstukken wordt later nader op hun leven ingegaan.Ga naar voetnoot1
Alle stukken, die gereproduceerd zijn, worden bewaard in de ‘Scholte Papers’ te Pella, Iowa, U.S.A. Dit brengt met zich, dat de persoon van H.P. Scholte in dit boek centraal staat.
Hendrik Peter ScholteGa naar voetnoot2 werd op 25 september 1805 te Amsterdam geboren als zoon van H.P. Scholte en Maria Geertruij Spakler. Hij werd op 6 oktober 1805 gedoopt in de Hersteld Lutherse gemeente te Amsterdam. In 1827 of 1828 breekt Scholte met deze gemeente - zijn ouders zijn dan reeds overleden - en wordt hij Nederlands Hervormd. In 1829 begint hij zijn studie in de theologie aan de universiteit van Leiden. Drie jaar later legt Scholte het candidaatsexamen af. | |
[pagina 12]
| |
Op 20 december 1832 treedt hij in het huwelijk met Sara Maria Brandt. Op 17 maart 1833 wordt Scholte in het ambt bevestigd en wel te Doeveren, Genderen en Gansoyen. Deze bevestiging is de eerste en laatste in zijn leven. Reeds spoedig is de toeloop bij zijn prediking groot. Maar al na korte tijd krijgt Scholte moeilijkheden met het classicaal bestuur van Heusden. Als hij op vrijdag 10 en op zondag 12 oktober 1834 te Ulrum preekt, zonder daartoe toestemming van de consulent te hebben ontvangen, wordt Scholte door genoemd bestuur geschorst. Hij en het merendeel van zijn gemeente beantwoorden deze daad door zich reeds enige dagen daarna - op 1 november 1834 - los te maken van het instituut der Hervormde kerk.
Scholte is van 1837 tot 1847 de facto predikant geweest van de Afgescheiden gemeente te Utrecht. Edoch - na 1840 - slechts van een gedeelte ervan. In Utrecht overlijdt zijn eerste vrouw op 23 januari 1844. Hij huwt dan in 1845 de in 1820 geboren Maria H.E. Krantz. Een officiële verbintenis, naar de regels van het Gereformeerde kerkrecht, tussen Scholte en de Utrechtse gemeente heeft nimmer bestaan. Hij beschouwde zich - althans van 1837 tot 1839/40 - als dienaar des Woords van de meeste Afgescheiden gemeenten in de provincie Utrecht, in Noord- en Zuid-Holland en in ‘Beneden-Gelderland’. Reeds in deze tijd toont hij in leer en practijk, dat hij de Gereformeerde kerkregering wil inruilen voor een independentistische. Inzonderheid vinden wij dit in het ‘Huishoudelijk Reglement’, in feite een kerkenorde, door de Utrechtse gemeente overgelegd bij het request aan de Koning van december 1838, op welk request de erkenning van deze gemeente volgde bij Koninklijk besluit van 14 februari 1839.
Het leven van de Afgescheiden gemeenten wordt in het tijdvak 1836-1854 in belangrijke mate beheerst door de vraag, of de Dordtse kerkenorde (al dan niet gewijzigd) richtsnoer zal zijn voor de plaatselijke kerken en voor het kerkverband.
Dit boek zou ongetwijfeld niet zijn geschreven, indien Scholte zich niet - althans minder - zou hebben bemoeid met de Afgescheiden gemeente te Amsterdam. Gevolg van zijn handelingen met betrekking tot deze gemeente leidde tot de eerste en tweede ‘Amsterdamse twist’, waarover in bijna elk hoofdstuk van dit deel wordt gehandeld. Speciaal hoofdstuk 6 ontving naar aanleiding van deze zaken een meer uitvoerige inleiding.
Zoals bekend wordt Scholte einde 1840 door de synode der Afgescheidenen, vergaderd te Amsterdam, geschorst. Voornamelijk vanwege zijn laster tegen ds. Simon van Velzen. Wij dragen aan de nagedachtenis van laatstgenoemde dit werk op, erbij voegende, dat een eerherstel voor hem noodzakelijk lijkt, met name als wij letten op de vele misvattingen aangaande Van Velzen neergelegd in een aan- | |
[pagina 13]
| |
tal publicaties over de Afscheiding. Hierin toch treffen we het verschijnsel aan, dat niet alleen de ene publicist de andere heeft nageschreven, maar dat de meesten zich daarbij hebben gebaseerd op artikelen geschreven door de verklaarde tegenstanders van Van Velzen, de Amsterdamse deurwaarder J.A. Wormser en zijn aanhang, in het Tijdschrift De Reformatie van het jaar 1840 (zevende en achtste deel). In genoemde artikelen alsmede in enige andere publicaties, hierna te noemen, storten Wormser c.s. de fiolen van hun toorn over Van Velzen uit. Wij noemen als trefwoorden: heerszuchtig karakter, loosheid en bedektheid, dubbelzinnigheid, twistgierigheid, sluwheid, schone schijn, wraakzucht, Judas in zijn gedrag, stijfhoofdig, indringer enz.Ga naar voetnoot1
Wij spreken hier niet over het tijdvak van 1847-1868, waarin Scholte in de Verenigde Staten leefde.Ga naar voetnoot2 Slechts dit: in 1847 emigreerde Scholte met 800 van zijn volgelingen - althans voor het merendeel Afgescheidenen, die zijn gevoelens aanhingen - naar Pella, Iowa, U.S.A. Aldaar werd een bloeiende kolonie gesticht. In kerkelijke zaken ontstonden er echter al spoedig verdeeldheden. In 1849 rezen er moeilijkheden tussen Scholte en zijn kerkeraad, maar deze zaken kwamen weer in het reine. In 1854 werd Scholte echter door de kerkeraad van de ‘Christelijke kerk van Pella’ geschorst. Een deel van zijn gemeente volgde hem en stichtte een nieuwe organisatie. Gedurende de laatste jaren van zijn leven gaat Scholte, hoe langer hoe meer, de idee van het kerkelijk instituut bestrijden en gaan Darbistische en chiliastische denkbeelden in zijn leven een grote plaats innemen. Hij overlijdt na een korte ziekte te Pella op 25 augustus 1868.
De ‘Autobiografische schets van H.P. Scholte’, die wij in hoofdstuk 23 hebben opgenomen is met récht een ‘schets’. Zij kan zeker niet een indruk geven van de hoofdzaken van zijn leven en arbeid.
Tijdens ons verblijf te Pella bemerkten wij de noodzakelijkheid ons bij de bestudering van de Scholte Papers te beperken. Wij hebben daarom, op een enkele uitzondering na, slechts stukken opgenomen en bewerkt, die rechtstreeks verband houden met de Afscheiding en de Afgescheidenen. Zouden wij deze regel niet hebben gevolgd, dan zou dit werk te omvangrijk zijn geworden.Ga naar voetnoot3 | |
[pagina 14]
| |
Wij hopen de brieven van D. graaf van Hogendorp, W. Bilderdijk, Isaac da Costa, mr. J.W. Gefken en anderen in Nederland, alsmede van enige relaties van Scholte in het buitenland, later te publiceren.
Bij het lezen van de hier volgende ruim 130 stukken, diene men te bedenken, dat deze voor het merendeel zijn geschreven door eenvoudigen. De vele fouten in spelling en stijl hebben wij volgens de ‘Richtlijnen voor het uitgeven van historische bescheiden’, van het Nederlands Historisch Genootschap etc., onveranderd gelaten; waar een kleine verandering noodzakelijk was vanwege de leesbaarheid, werd dit in den regel aangegeven. De lezer mene dus niet te spoedig, dat een onregelmatigheid het gevolg is van een drukfout of van een onnauwkeurigheid van de transcriptie. Speciaal geldt deze waarschuwing voor brieven van bijvoorbeeld H. de Cock, A. Brummelkamp en A.C. van Raalte. Men zou wellicht in deze stukken minder fouten verwachten, dan metterdaad aanwezig zijn. Een deel ervan kan misschien worden verklaard uit het feit, dat grote haast en tijdsgebrek bij het schrijven parten speelden. |
|