De Afscheiding van 1834. Deel 2. De classis Dordrecht c.a.
(1974)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 188]
| |
Hoofdstuk 11
| |
[pagina 189]
| |
schrikbeeld in de oogen.’ Daar geeft men de wereld oorzaak tot laster ‘wanneer men op geen goed fundament begint te bouwen.’Ga naar voetnoot1 Maar in aug. 1849 herhalen de leden te Puttershoek het argument, dat het bezwaarlijk is steeds naar Dordt ter kerk te gaan. Vooral de vrouwen kunnen heel weinig ‘de godsdienst waarnemen’. Verder: er wordt geen catechisatie gegeven. In Puttershoek meent men ‘voor uitbreiding vatbaar te zijn’ door de nabijgelegen dorpen. Voor een kerkgebouw zijn reeds maatregelen getroffen. Cornelis Barendrecht zal des zondags voorgaan.
Op de classicale vergadering van 11 sept. 1849 wordt besloten, dat er een zelfstandige gemeente te Puttershoek mag worden geïnstitueerd. Ds. S.M. Flesch wordt consulent. En zo komt er - aldus P. Boender Jzn. - reeds op 12 sept. 1849 een kleine schare bijeen te Puttershoek. Er zijn ook enige personen uit Strijen, Maasdam, Mijnsheerenland en Grote Lindt aanwezig, alsmede ds. S.M. Flesch met twee van zijn kerkeraadsleden uit Dordrecht. Behalve de 3 laatstgenoemden ongeveer 15 personen. Na enige bespreking wordt vastgesteld, dat te Puttershoek een gemeente zal worden geïnstitueerd. Gekozen worden C. van de Graaf en C. van Maastricht tot ouderling; C. Barendrecht wordt diaken. Op 21 oktober 1849 worden deze broeders te Dordrecht in het ambt bevestigd; deze datum wordt aangehouden als die van het ontstaan van de gemeente. De vergaderingen van de gemeente werden gehouden op de plaats, waar ook in 1953 het kerkgebouw stond en wel ‘buitendijks’ aan de Oude Maas, aan de westzijde van het dorp.Ga naar voetnoot2 Aanvankelijk kerkte men in een schuur. Zondags werd driemaal dienst gehouden. De derde dienst droeg aanvankelijk het karakter van een ‘gezelschap,’ maar hiertegen rees bezwaar. 's Morgens en 's middags durfde niet iedereen naar de kerk te komen, vanwege de vijandigheid van een aantal dorpsgenoten. Vandaar dat de avonddienst in ere was en hij zijn karakter van dienst des Woords wel moest behouden.
De eerste predikanten van de gemeente zijn geweest: ds. P. den BoerGa naar voetnoot3 (9 | |
[pagina 190]
| |
nov. 1857-31 aug. 1863), ds. E. van der Kamp (29 dec. 1864-31 juli 1870) en ds. W. Raman (13 nov. 1870-3 dec. 1871). Als wij er op letten, dat de gemeente in 1856 nog slechts 85 zielen omvat, dan is het wel duidelijk, dat men heel wat heeft aangedurfd in het beroepen van een eigen predikant.Ga naar voetnoot1
Gedurende de jaren 1849-1869 zien wij als afgevaardigden van de gemeente op de classicale vergaderingen verschijnen: de hierboven reeds genoemde ambtsdragers, alsmede J. van Bree, eerst als diaken dan als ouderling; Teunis van der Waal, idem; C. Barendrecht als ouderling en B. Groenendijk, ouderling. Door de arbeid van ds. P. den Boer breidt de gemeente zich enigszins uit. Verscheidene personen leggen belijdenis van hun geloof af.
Zoals we reeds schreven: veel is ons niet bewaard gebleven aangaande de geschiedenis van de eerste 20 jaar van het bestaan van deze gemeente. In de classicale notulen vonden we nog een enkel gegeven, dat waard is, hier te worden vermeld. Puttershoek heeft nimmer ‘erkenning’ van de landsoverheid gevraagd. In 1851 blijkt, dat de gemeente deze ook niet wilde vragen. In 1870 geeft zij aan de overheid kennis van haar bestaan.
De wees Ambrosius de Leeuw, zoon van wijlen de gelijknamige ouderling van 's-Gravendeel, schoenmaker van beroep, wenst in 1859 te worden opgeleid tot predikant. Na een vooropleiding te hebben ontvangen, studeert hij enige jaren aan de Theologische school te Kampen, maar hij volbrengt zijn studie niet. Ook 's-Gravendeel wordt bij herhaling in deze zaak gemengd. Frans Dorsman, van beroep schipper, kan het maar moeilijk vinden met ds. E. van der Kamp. Hij en een kleine aanhang nemen 's zondags het scheepje en gaan elders kerken.
Tenslotte nog dit: Doleantie (1886) en ‘Vereniging’ (1892) brengen in Puttershoek veel strijd. Zo zelfs, dat men ds. P. den Boer, die reeds in 1881 te Veere emeritaat had verkregen, weet te overtuigen, dat het de gemeente wellicht kan redden, als hij naar z'n oude gemeente terugkeert. Dit gebeurt op 18 december 1892. Hij dient de gemeente tot hij op 6 september 1901, op 73-jarige leeftijd, overlijdt.Ga naar voetnoot2 |
|