De Afscheiding van 1834. Deel 1. Gorinchem en 'Beneden-Gelderland'
(1971)–C. Smits– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 3
| ||||||||||||||||||||||||||||
Het geslacht Brandt.In het Gemeentearchief van Amsterdam vinden we het volgende bericht van ondertrouw (Nr. 649, blz. 188). Ondertrouw 28 mei 1802. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||||
1776 of 1777) ‘wonende als boven, geadsisteert met haar moeder Johanna van Gool. Woont als boven’. Uit het in 1802 gesloten huwelijk, hierboven genoemd, tussen Jan Daniel Brandt Sr. en Sara Koopman worden geboren:
De vader J.D. Brandt Sr. overlijdt reeds op 5 december 1832. Hij woonde, zoals wij zagen op de Lijnbaansgracht in de suikerraffinaderij ‘De Drie Fonteynen’. In dit pand - later no. 198, thans afgebroken - werd van 2 tot en met 12 maart 1836 de eerste ‘Algemene Synode der Gereformeerde Kerk onder het Kruis in Nederland’, in het diepste geheim gehouden. Sara Maria Brandt huwt met ds. H.P. Scholte (zie hieronder). Jan Daniel Brandt Jr. zet na het overlijden van zijn vader, tezamen met zijn moeder de weduwe S. Brandt-Koopman de suikerraffinaderij nog enige jaren voort.
Jan Daniel Brandt Jr. heeft grote betekenis gehad voor het leven van de Afgescheiden gemeente te Amsterdam. Het verwondert daarom niet, dat hij in het naamregister van Bos, Archiefstukken, 20 maal voorkomt. Wij mogen voor de meeste bijzonderheden wel naar deze Archiefstukken verwijzen. Op 18 oktober 1835 wordt - na verkiezing op 14 oktober - de eerste kerkeraad van de Afgescheidenen te Amsterdam, door ds. Scholte bevestigd. De enige ouderling is dan C. Deteleff, de diakenen zijn N. Obbes en de 28-jarige J.D. Brandt; een week later (25.10.1835) wordt H.H. Middel door Scholte als ouderling bevestigd. Wij mogen wel zeggen, dat de vervolging van de Afgescheidenen te Amsterdam uitermate hevig is geweest. J.D. Brandt heeft midden in die strijd gestaan. Van 29 december 1836 tot en met 7 april 1838 is er door de kleine gemeente van Amsterdam aan boeten en gerechtskosten betaald ƒ 2072,11. Op 10 februari 1836 betaalde zij mee aan boeten in andere plaatsen opgelegd de som van ƒ 344,85. Uiteraard voor die tijd zeer grote bedragen!
Op zondag 16 juli 1837 had J.D. Brandt Jr. in zijn woning op de Lijnbaansgracht bezoek van een paar vrienden. Toen er met orgel-begeleiding een psalm werd gezongen, eiste een voor het huis geposteerde (!) politieagent toegang, teneinde proces-verbaal te kunnen opmaken. De Heer | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Brand weigerde echter de agent toe te laten, waarop deze de commissaris van politie J. de Lagh ging waarschuwen, die met agenten en soldaten kwam opdagen. Deze kon echter niet anders dan constateren dat de ‘vergadering’ uit minder dan 20 personen bestond.Ga naar voetnoot1 Op 26 november 1837 preekte ds. S. van Velzen ten huize van diaken J.D. Brandt. Bijna was de dienst geëindigd, toen commissaris De Lagh de woning op de ‘Baangracht’ met soldaten en militairen binnendrong en de gemeente het huis uit dreef. Ds. Scholte, die bij zijn zwager logeerde, werd, toen hij enige woorden tot de commissaris zei, door de militairen gegrepen en op straat gezet ‘tot groot vermaak van het gepeupel, dat op het zien van soldaten en agenten was toegesneld.Ga naar voetnoot1 Kort na de hierbovengenoemde datum - 26.11.1837 - verhuist J.D. Brandt, zoals we zullen zien, naar Gorinchem. Nog delen wij mede, dat J.D. Brandt verscheidene requesten aan de Koning en aan het gemeentebestuur, mede heeft ondertekend. In rapporten betreffende deze requesten wordt hij - hetgeen hij ook werkelijk was - vermogend genoemd. In een rapport van 25.2.1836, wordt van hem gezegd: ‘...schijnt de voornaamste opruyer te zijn’ (nl. te Amsterdam).Ga naar voetnoot2 | ||||||||||||||||||||||||||||
Het geslacht Scholte(men zie ook de genealogie (ds. H.P.) Scholte op de pagina's 48a en 48b)
De Scholte's zijn, evenals leden van het geslacht Brandt, in de 18e eeuw uit Duitsland naar Holland (Amsterdam) getrokken. Verder in dit hoofdstuk zullen we zien, dat een stamvader van de familie Hasselman reeds in de 17e eeuw uit Westfalen naar Amsterdam kwam.
Op vrijdag 28 juli 1775 gaat Hendrik Peter Scholte, de grootvader van ds. H.P. Scholte, in Amsterdam in ondertrouw met Maria Geertruij Spakler. Hendrik Peter Scholte is geboren in 1739. Zijn ouders waren Hans Christoph Schultze en Anna Margreth geboren Schmöders. Deze Hendrik Peter Scholte werd gedoopt als Henrich Peter Schultze, vernoemd naar de beide doopgetuigen Peter Schultze (grootvader) en ene ‘Herr Henrich... aus Rebensdorf’. In de akte van ondertrouw (Scholte-Spakler) wordt van Hendrik Peter Scholte vermeld: afkomstig van ‘Klena’. Hiermee is bedoeld Klennow, gelegen bij Wustrow op de Lüneburger heide, destijds - zoals ook wordt vermeld - gelegen in het koninkrijk Hannover. Bij het overlijden van deze Hendrik Peter Scholte op 6.11.1822 wordt | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48a-48b]
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||||
gezegd: ‘geboren te Han(n)over’. Hij overlijdt op de Lauriergracht no. 105, kanton 5, Amsterdam. De overledene heeft onroerende goederen nagelaten. Eén van de aangevers is zijn broer (niet zijn zoon van dezelfde naam, want deze is reeds overleden) Jan Hendrik Scholte, oud 76 jaar, van beroep suikerraffinadeur. Lauriergracht te Amsterdam
Op de voorgrond de Hazenstraat Foto topografische atlas gem. Archiefdienst Amsterdam Bij de aangifte van de ondertrouw wordt Hendrik Peter Scholte (de Oude) ‘geadsisteert met’ zijn oom Christiaan Rudolph Scholte († 19-12-1780), evenals zijn neef Luthers, wonende in de ‘Roosestraat’. Hieruit blijkt, dat verscheidene leden van het geslacht Scholte uit Duitsland naar Amsterdam zijn gegaan. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Lauriergracht te Amsterdam tussen Hazen- en Konijnenstraat
Het geboortehuis van ds. H.P. Scholte stond op de plaats van de winkel met het boograam Foto topografische atlas gem. Archiefdienst Amsterdam H.P. Scholte (de Oude) trouwt - zoals gezegd - met Maria Geertruij Spakler (1741-17.11.1804), ‘van Gutersloo’Ga naar voetnoot1 Luthers, wonende op de Keizersgracht, ‘geadsisteert met’ haar broer Hendrik Spakler.
Uit bovenstaand huwelijk wordt in 1783 te Amsterdam geboren Jan Hendrik Scholte († Amsterdam 11.10.1821). Hij ondertrouwt op 4.1.1805 Johanna Dorothea Roelofsz (1786-21.3.1827, † te Amsterdam). Deze zijn de vader en moeder van ds. H.P. Scholte.
Het echtpaar, dat zich voegt bij de Hersteld Lutherse Gemeente te Amsterdam, woont op de Lauriergracht (in 1822: no. 105). J.H. Scholte is kandijkistemaker.
Dit echtpaar heeft 2 kinderen gehad. Hendrik Peter Scholte (de latere ds. H.P. Scholte), geb. 25.9.1805, ged. 6. 10.1805 in de Hersteld Lutherse Gemeente, overleden te Pella, Iowa op 25.8.1868. Jan Andries Scholte (1810-18.8.1827). Deze zal zijn vernoemd naar zijn | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||||
grootouders van moeders zijde Andries Roelofsz († 3.12.1828) en Johanna Bank.
Als H.P. Scholte huwt in 1832 zijn overleden: zijn ouders, zijn ‘vaderlijke ouders’, zijn ‘moederlijke grootvader’ en de vader van zijn bruid. Zijn grootmoeder van moeders zijde - Johanna Bank - leeft nog.
Uit de huwelijksakte van ds. Hendrik Peter Scholte en Sara Maria Brandt (geb. 17.1.1806, A'dam, gedoopt 5.2.1806, Nieuwerzijds kapel; † 23.1.1844, Utrecht) tekenen wij het volgende aan. De bruidegom: beroepen predikant te Douvre (!) en Gendere, in het land van Heusden. De bruid: particuliere, meerderjarige dochter van Jan Daniel Brandt, overleden en van Sara Koopman, zonder beroep. Het huwelijk wordt gesloten op 20 december 1832, enige weken na het overlijden van de vader van de bruid (5.12.1832). Vanwege het beroep van Doeveren, Genderen en Gansoyen zal het niet mogelijk zijn geweest de huwelijkssluiting uit te stellen. Eén van de getuigen bij het huwelijk is ds. Egbertus Begemann (oud 54 jaar); wij noemen ook nog Mathilde Jacqueline Chevallier (oud 30 jaar). ds. H.P. Scholte en Sara M. Scholte-Brandt
Eén van de bijlagen van de huwelijksacte wordt gevormd door een certificaat inzake de inschrijving voor de nationale militie, van circa 1824. Daarin wordt als beroep van H.P. Scholte genoemd ‘kandijkistemaker’. Zijn vader was nl. in 1821 overleden. Het is bekend, dat Scholte van ongeveer 1822 tot 1827 tezamen met zijn moeder de suikerkistenfabriek | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||||
van zijn vader heeft voortgezet. Het bovengenoemde certificaat geeft uiteraard ook het ‘signalement’ van Scholte.
Bij loting verkreeg Scholte no. 2793 ‘hetwelk tot heden (6.12.1832) niet opgeroepen zijnde, hem tot geenen dienst heeft verpligt’. ds. H.P. Scholte
In het jaar 1827 werd Scholte ingeschreven als student aan het Athenaeum te Amsterdam; zijn vader en moeder, alsmede zijn enige broer zijn dan overleden; hij is in zekere zin ‘alleen op de wereld’. Financiëel is hij onafhankelijk; het testament waarbij hij de enige erfge naam is van zijn moeder en broer, verschaft hem ƒ 40.000,-, alsmede het bedrijfspand/woonhuis en de zaak van zijn vader. Om volledig te zijn - ds. H.P. Scholte is altijd financieel onafhankelijk geweest; hij erfde een | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||||
aanzienlijk kapitaal van: zijn grootvader Hendrik Peter Scholte, zijn andere grootvader Andries Roelofsz, later van zijn grootmoeder Johanna Bank, zijn ouders, zijn broer en van de weduwe S. Brandt-Koopman. De Scholte-graven te Pella, Iowa achterzijde
In 1827 of 1828 breekt hij met de Hersteld Lutherse Gemeente en wordt Gereformeerd (Hervormd). In 1829 begint Scholte zijn studie in de theologie aan de universteit te Leiden. Precies gezegd gaat hij op 22.5.1829 naar Leiden en doet op 14.5.1832 (dus drie jaar later) zijn examen bij het Provinciaal Kerkbestuur van Noord-Holland. Op 12 november 1832 ontvangt hij het beroep van Doeveren, Genderen en Gansoyen.Ga naar voetnoot1
Op 17 maart wordt de proponent Scholte in het ambt bevestigd. Zijn intreetekst is 1 Corinthe 2 vers 2: ‘Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus en Dien gekruisigd’. Deze tekstkeuze baarde in de tijd, waarin zij werd gedaan reeds groot opzien. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||||||||
De Scholte-graven te Pella, Iowa frontaanzicht
| ||||||||||||||||||||||||||||
Beschrijving van de Scholte-gravenFrontaanzicht van de graven - vgl. de foto; 5 is op de foto niet zichtbaar.
De lange liggende steen op de foto van de achterzijde van de graven behoorde bij de oorspronkelijke grafkelder. Er leidde een trap naar de kelder, maar deze toegang is in latere jaren gevuld met aarde. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||||||||
De opschriften van de grafstenen zijn hieronder aangegeven. De tussen haakjes geplaatste woorden bevatten de toelichting, zoals men ons die zond uit Pella.
(R.P. Scholte was de jongste zoon van H.P. Scholte & Leonora Scholte - de no.'s 6 & 7 - Kleinzoon van ds. H.P. Scholte; no. 3 was zijn vrouw)
(Henry Paul Scholte was de oudste zoon van 6 & 7)
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Gelukkig is zij bewaard gebleven door de nauwkeurigheid van Scholte's eigen aantekeningen. Op 26 maart 1833 werd het toegestroomde kerkvolk - zo schrijft Oostendorp - opnieuw verblijd door de besliste keuze van de nieuwe dominee. Scholte bepaalde 's morgens zijn gehoor bij een typische lijdensstof: Aanschouwt uw Koning; terwijl hij 's middags een inleiding hield op het preken uit de Heidelbergse Catechismus.
Kinderen geboren uit het huwelijk van ds. H.P. Scholte en Sara Maria Brandt.
Sara Maria Brandt overlijdt, zoals we zagen, op 23 januari 1844. Op 13.6.1845 hertrouwt ds. Scholte te Utrecht met Maria Hendrika Elisabeth Krantz, geboren 26.3.1820)Ga naar voetnoot1; zij overlijdt te Pella, Iowa op 18.9.1892 Maria Krantz was de dochter van Johannes Justus Krantz en van Maria Theodora Christoffels. De getuigen bij het huwelijk zijn: Jan Willem Daniel Krantz,Ga naar voetnoot2 29, broeder van de bruid; A.A.W. Schuijl, 46; ouderling Willem Horst, 41, fabrikant en de secretaris van Scholte: Isaac Overkamp, 35 jaar oud ‘zonder beroep’. Wij achten het van belang hier aan te stippen, dat in de bijlagen van de trouwakte wordt vermeld, dat de vader van de bruid reeds in 1820 (geboorte bruid) wordt aangeduid als ‘rentenier’, hij is dan 44 jaar. Als het paar Scholte-Krantz huwt, is hij reeds lang overleden, en wel op 10 april 1827, oud 50 jaar; ook dan wordt hij ‘rentenier’ genoemd. Het is ons daarom een raadsel, hoe Leonora R. Scholte-Keables in haar boek ‘A stranger in a strange land’ kan vermelden, dat ‘vader’ Krantz als leraar in de sterrenkunde zijn dochter Maria meenam naar Parijs en aldaar tegenwoordig was, toen zij in de ‘Grand Opera’ een piano-concert | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||||
gaf. Immers, toen de rentenier Krantz overleed, was zijn dochter Maria 6 jaar oud. ‘Vader’ Kranz zou zich volgens genoemd boek sterk hebben verzet tegen het gaan van Scholte en zijn vrouw naar Amerika. Deze mededeling is evenzo raadselachtig, want in 1847 was de vader van Maria Krantz, reeds 20 jaar overleden. Ook een stiefvader lijkt ons, op grond van de beschikbare gegevens, onwaarschijnlijk.
In de notulen van 16 juni 1845 van de gemeente te Utrecht lezen we: Heeft de voltrekking van bovenstaand huwelijk in den naam des Heeren en in tegenwoordigheid der Gemeente plaats gehad door den Wel. Eerw. Ds. A. Brummelkamp, die tot dat einde van Arnhem was overgekomen. Alvorens tot de huwelijksbevestiging over te gaan, heeft ZWEW. eene toepasselijke en stichtelijke leerrede gehouden. Maria Scholte-Krantz is de geschiedenis ingegaan als het vrouwtje, dat geestelijk instortte, toen zij, in Pella arriverende, op haar vraag: ‘Dominee, waar is nu Pella?’, ten antwoord kreeg van haar op de wildernis wijzende man: Hier is Pella, wij gaan hier een mooie stad bouwen. Wij stellen vast, dat het toch ook een gewaarwording wàs - en verder, dat zij aan ds. Scholte negen kinderen schonk. Het echtpaar bracht echter zes van deze kinderen op jeugdige leeftijd naar het graf. Wij noemen de 3 kinderen, die niet jong zijn gestorven. Deze zijn te Pella geboren.
Tenslotte vermelden wij hier nog, dat de weduwe Maria H.E. Krantz, op 2 juli 1870, op 50-jarige leeftijd, hertrouwde met de 24-jarige Robert R. Beard. | ||||||||||||||||||||||||||||
Het geslacht Hasselman
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||||
J.G.N. Hasselman, geb. 29.2.1833, overl. te Poederoyen.
Zoon van C.J.P. Hasselman; kleinzoon van Jan Hasselman en Geertruida Niclara Klop
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Heden ten dage wonen nog verscheidene nakomelingen van Jan Hasselman (6.1) bovengenoemd te Poederoyen.Ga naar voetnoot2
Alvorens tot Gorinchem terug te keren, noemen wij reeds nu enige bijzonderheden aangaande Jan Hasselman (6.1). Geboren te Bruchem, huwt met Gertruide Niclara Klop; schoolmeester te Aalst in de Bommelerwaard. Hij wordt genoemd in Bos, Archiefstukken, II, 373. Ds. O. van Tricht schrijft gedateerd 29.7.1835 een brief aan de Secretaris en Adviseur Janssen, om deze te melden, ‘hetgeen l.l. Zondag in Pouderoijen in den Bommelerwaard is voorgevallen’. In het kort komt zijn verslag hierop neer, dat ds. H.P. Scholte l.l. zondag in Poederoyen heeft gepreekt. ‘Eene groote schaar, zamengevloeid uit de dorpen van den Bommelerwaard, het land van Heusden, den Thieler- en Alblasserwaard en Gorkum, wachtte hem’. Als Scholte komt, preekt hij op een ruim veld, staande op een boerenwagen en ‘op denzelven een lessenaar met een foliobijbel’. Er waren circa zeshonderd toehoorders. Voorwaar geen alledaagse gebeurtenis. Scholte logeert die zondag ‘bij den schoolmeester Hasselman’ te Aalst. Deze is dus onze Jan Hasselman (6.1). Uit dit gegeven, maar ook uit vele andere blijkt, dat J. Hasselman één van de promotors van de Afscheiding in de Bommelerwaard is geweest. Het is hier de plaats op te merken, dat hij nogal eens verwisseld is met zijn broer Aarnaut Hasselman, die in Gorinchem is gaan wonen. In het naamregister van Bos, Archiefstukken, wordt zonder meer gesproken van Hasselman, A. Dr. G. Keizer (De Afscheiding) meent, dat A. Hasselman te Gorinchem dezelfde is als de schrijver van enige brochures J. Hasselman. Evenzo komen we als een hardnekkig misverstand in de literatuur tegen de vermelding, dat Aarnaut Hasselman te Gorinchem, kostschoolhouder is. Bijv. in Rullmann, De Afscheiding en in dr. J.H. Gunning, H.J. Budding (pag. 483). Dit is onjuist. Aarnaut Hasselman wordt, als hij te Gorinchem | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||||
woont, in alle officiële stukken genoemd: koopman en/of zeepzieder. Wel is hij vóór zijn Gorkumse tijd kostschoolhouder geweest, nl. te Zaltbommel.Ga naar voetnoot1
Jan Hasselman, te Aalst, heeft in de tijd van de Afscheiding enige brochures geschreven. Wij vinden bijvoorbeeld in ‘De Reformatie’, 1e deel, 1837 (pag. 176 v.v.) een recensie van een door hem geschreven werkje: De Hope; Godsdienstige verhandeling over Romeinen 12 vers 12; te 's-Gravenhage bij J. van Golverdinge, 1836. De recensent, kennelijk ds. H.P. Scholte, schrijft onder meer: ‘De Heer Hasselman, die schoon geen geördend Leeraar zijnde, onder de groote menigte der leerenden en predikenden in ons land, uitblinkt door de genade, die in hem werkt...’
Ook schreef Jan Hasselman: ‘De Afscheiding der Geloovigen van het Hervormde Kerkbestuur etc.’, 1841. Dat hij zijn gedachten op een krachtige manier onder woorden kon brengen, blijkt wel uit het volgende citaat uit dit boekje (blz. 16): ‘De Dordtsche nederlaag is in den krop van het slangenzaad altoos blijven steken’.
Brandt - Scholte - Hasselman. Zoals gezegd treffen wij leden van deze geslachten in de herfst van 1835 te Gorinchem aan. Wonderlijke leiding Gods. Is het niet merkwaardig, dat hier drie geslachten samenkomen, die vanaf dat jaar gerekend, in een nabij verleden, allen uit Duitsland zijn weggetrokken? Ieder op hun wijze worden zij door God, de HERE in dienst gesteld van een werk van kerkreformatie in de stad Gorinchem en haar omgeving.
In 1835 woont Aarnaut Hasselman op het Eind te Gorinchem. Uit een onderzoek op het kadaster te Dordrecht is komen vast te staan, dat A. Hasselman eigenaar geweest is van het pand ‘De Keyser’, thans Eind 6 en 8. Niet alleen aan de gevellijst etc. kan men, ook thans nog, zien, dat dit vroeger één pand geweest is, maar aanwijsbaar zijn ook allerlei nu dichtgemetselde verbindingen tussen beide nummers. Wij beschikken over berichten - zie hieronder - waaruit blijkt, dat niet alleen de familie Hasselman, maar ook het gezin Scholte, alsmede de weduwe Brandt-Koopman in dit perceel woonden; in het tijdvak 1835-1838: wijk B, no. 136. Wij vonden de navolgende gegevens, die één en ander bevestigen.
1. Gemeente-archief Gorinchem Schrijven van B. en W. te Gorinchem aan B. en W. te Utrecht. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||||
‘en dus niet verpligt om zich voor de Schuttersdienst aan te geven, zoo lang dat corps niet zou zijn ontbonden’. ‘Van de opheffing van woonplaats (namelijk bij zijn verhuizing van Gorinchem naar Utrecht - schrijver) is aan den Heer Scholte behoorlijk akte verleend’. Hierna komt een tweede schrijven. B. en W. van Gorinchem aan Burg. en Wethouders te Utrecht. 2. Uit één en ander wordt duidelijk, dat het gezin ds. H.P. Scholte enige tijd in Gorinchem zijn domicilie heeft gehad. Gedurende welk tijdvak woonde ds. Scholte met de zijnen te Gorinchem? Op 5 april 1835 woont hij nog te GenderenGa naar voetnoot1; in de processtukken betreffende een godsdienstoefening gehouden op 13 juli 1835 staat vermeld: H.P. Scholte te Genderen. Eén van de belangrijkste gegevens is hierbij hetgeen wij vonden in het Archief van de gemeente Eethen c.a. (Eethen, Genderen en Heesbeen). In een afschrift van een brief van de burgemeester aan de gouverneur van Noord-Brabant, gedateerd 6.11.1835, staat onder meer: ‘Daar de Heer Scholte met deszelfs huisgezin reeds een geruimen tijd, zich niet meer te Genderen bevindt en dezer dagen het grootste gedeelte zijner meubelen heeft wezen halen en vervoerd zijn en ons de heilige verzekering is gegeven, dat de Heer Scholte kamers te Gorinchem heeft gehuurd...’ (De burgemeester verwacht ook geen godsdienstoefeningen meer, geleid door ds. Scholte, en verzoekt op grond daarvan terugtrekking van de troepen). | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Op grond van één en ander mogen we zeggen, dat ds. Scholte te Gorinchem heeft gewoond van omstreeks augustus 1835 tot en met 16 juli 1836 (zie brief van B. en W. hierboven).Ga naar voetnoot1
Er zijn uit dit tijdvak enige brieven bekend, door ds. en mevrouw Scholte uit Gorinchem geschreven. Enige van deze brieven worden genoemd in het belangrijke werk van dr. J.H. Gunnink, getiteld H.J. Budding, leven en arbeid. Terloops zei hier vermeld, dat Gunnink spreekt over tientallen brieven, gericht aan ds. H.J. Budding, die hij heeft kunnen inzien. Het is schrijver dezes, ondanks verscheidene pogingen, niet gelukt, deze geestelijke ‘nalatenschap’ van ds. Budding op te sporen. Bestaat zij nog wel? Ongetwijfeld zou hieruit veel kerkhistorisch materiaal kunnen worden opgediept. Gunnink vermeldt onder meer brieven van ds. H.P. Scholte uit Gorinchem geschreven aan ds. Budding, met als data: 16 dec. 1835; 9 jan., 30 jan., 24 febr., 15 april 1836. Ook met als data: 3 aug., 26 aug. 1836; 30 juni, 11 juli 1837 en 29 aug. 1838; ds. Scholte logeert dan te Gorinchem. Een enkele bijzonderheid uit de brief van 16 december 1835. Wij zagen dat, na het K.B. van 11 december 1835, de Afgescheidenen gingen denken aan het bijeenroepen van een Nationale of Generale synode. Dit blijkt ook uit bedoelde brief. Scholte schrijft, dat hij hiermee doende is. Eerst zullen echter de provinciale vergaderingen afgevaardigden dienen te kiezen, ‘en dan een predikant met een ouderling uit elke provincie te committeeren ter algemeene kerkvergadering te Gorkum of Amsterdam...’
Wij zien hieruit wel, welk een belangrijk centrum Gorinchem voor de Afgescheidenen was. Het heeft maar weinig gescheeld, of de eerste Generale synode was niet gehouden in Amsterdam in ‘de 3 Fonteynen’, maar op het Eind te Gorinchem in het huis vanouds ‘De Keyser’. Amsterdam was natuurlijk meer centraal gelegen, maar voor de Afscheiding, in het jaar 1835, beslist geen centrum. In Gorinchem zou men ook ongehinderd kunnen vergaderen - spreekt een ander bericht niet over het voor de Afgescheidenen ‘veilige Gorinchem’? Later zal die veiligheid maar betrekkelijk blijken. Gedateerd 24.2.1836 schrijft Scholte aan Budding, dat hij op reis gaat naar Amsterdam, om daar de Generale synode te gaan bijwonen. (2-12 maart 1836). ‘Mijn adres is aldaar bij de Wed. J.D. Brandt in de suikerraffinaderij de 3 Fonteynen, Baangragt bij de Looyersgragt’. En: ‘Mijne vrouw is reeds te Amsterdam om in het ouderlijk huis vrucht voort te brengen; de Heere sterke haar en doe haar de kracht ondervinden van | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||||
1 Timoth. 2 vs. 15. Zij is mij een trouwe gezellin op reis naar het vaderland’.Ga naar voetnoot1
3. In het dubbele herenhuis B 136 op het Eind te Gorinchem woont ook - zoals gezegd - Aarnaut Hasselman. Maar is dit herenhuis ‘De Keyser’ nu hetzelfde, als waar ds. Scholte woonde en waar, volgens de brief van B. en W. van Gorinchem in 1836 ook de weduwe Brandt-Koopman woonde? Dit is inderdaad het geval, zoals moge blijken uit de gegevens aangaande het overlijden van laatstgenoemde. Volgens het Gemeente-archief van Gorinchem overlijdt Sara Brandt, geboren Koopman op 5 oktober 1838, oud 62 jaar, in het huis Eind B 136. Wij merken op, dat wij haar handtekening, als no. 2, aantroffen onder het request aan de koning van 1 oktober 1836. In maart 1836 woonde zij nog in ‘De 3 Fonteynen’ te Amsterdam. Maar de laatste jaren van haar leven heeft zij in Gorinchem doorgebracht. Kort daarna, nl. op 21 oktober 1838, overlijdt in hetzelfde perceel, Eind B 136 Aarnaut Hasselman, oud 58 jaar en 7 maanden, zeepzieder, geboren te Bruchem (Gld.).
Naar aanleiding van beide sterfgevallen schrijft ds. H.P. Scholte in ‘De Reformatie’ van 1838, vierde deel, pag. 341: Aarnout Hasselman, overleden op zondag 21 October 1838 te Gorinchem. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||
tierenheden groot onder de achtergeblevene huisgenooten en verdere in den Heere geloovende naastbestaanden en broeders. Wij zijn enigszins op de geschiedenis vooruitgelopen. Immers hetgeen hierboven staat, gebeurde en werd geschreven in het jaar 1838. Voor wij de draad weer opnemen bij het jaar 1835 willen wij opmerken, dat ds. Scholte terecht in zijn met veel liefde geschreven ‘in memoriam A. Hasselman zegt, dat de strijd aan deze niet is voorbijgegaan. Het staat vast, dat de woning van de heer Hasselman vanaf het begin een toevluchtsoord is geweest voor de Afgescheidenen. Ds. Hendrick de Cock en zijn reisgenoot P.R. de Wit van Wildervank hebben er gelogeerd, toen zij op weg waren naar ds. Scholte te Doeveren. Dit was op 7 en 8 mei (Hemelvaartsdag) 1834.
Aarnaut Hasselman - beschermer, edelman naar de geest. Alsnog na meer dan 125 jaar een postuum eresaluut voor hem. Aarnaut Hasselman - het blazoen van zijn geslacht bevat een ruiter te paard. Hij heeft dit wellicht zelf nooit geweten. Hij is de Ruiter op het witte paard uit het negentiende hoofdstuk van de Apocalypse gevolgd, de Koning der koningen, de Here der heerscharen en hij heeft daardoor de gemeente van de levende God, de bruid van Christus, gebouwd in de oude stad Gorinchem en in de Alblasserwaard. Ja, wie weet, hoe ver door Gods genade, zijn werk heeft gereikt en nog reikt? Want de Geest Gods blaast waarheen Hij wil; voor Hem geen grenzen van ruimte of tijd. Aarnaut Hasselman - zijn naam is jaren na zijn dood te lezen geweest, als bewijs van zijn priesterlijk hart in een Armhuis te Gorinchem. Totdat, kort geleden, ook dat hout en die verf werden vernietigd, toen het Armhuis van bestemming veranderde en werd ingericht tot een asyl voor mensen, die evenals het voorgeslacht van Hasselman, vanuit de vreemde naar Nederland trokken. Maar in het boek van H.A. van Goch, van Arkel's Oude Veste, wordt ‘het houten bord met de gouden letters in de eetzaal’ gelukkig vermeld: Arnout Hasselman en anderen, ‘regeerende Diakonen’ van het Hervormd Diaconie Armhuis, Gorinchem, den 1en Juli 1817. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Aarnaut Hasselman - hij heeft midden in de strijd gestaan. De laster richtte zich ook tegen hem. Schreef de fanatieke C.W. Pape uit Heusden, die de zachtmoedige George Frans Gezelle Meerburg, predikant te Almkerk, een dweper noemde, ook over hem geen lelijke lingen? Wij zullen ze hier niet weergeven, maar Pape heeft het wel goed gezien, als hij schrijft, dat ‘zekere Hasselman te Gorinchem... de groote steun van Scholte’ is.Ga naar voetnoot1 Aarnaut Hasselman - op zondag 21 oktober 1838 - nu ruim 130 jaar geleden - van zijn moeilijke post afgeroepen naar de woningen van de eeuwige vrede. De gedachtenis van de rechtvaardige zal tot zegening zijn (Spreuken 10 vers 7).
Het gezin van ds. Scholte heeft zich omstreeks augustus 1835 in Gorinchem gevestigd. Wij weten dit ook uit een brief van mevrouw S.M. Scholte-Brandt uit Gorinchem geschreven aan haar moeder de wed. Brandt en haar broer Jan Daniël. Hoewel deze brief ook - in het verleden - elders werd gepubliceerd, menen wij, dat hij in dit werk een plaats dient te hebben. Gorinchem, 24 augustus 1835 | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||
niets kwaads bedoelden, maar integendeel alleen daar waren gekomen, om God in waarheid te dienen, dat wij ook, naar het bevel des Heeren, de onderlinge bijeenkomsten niet mogten nalaten, en verzocht den Burgemeester daarbij tegenwoordig te willen blijven, om te hooren wat er gebeurde en dat hij het krijgsvolk, dat nu tegenwoordig was, rondom de menigte mogt scharen, opdat de kwaadwilligen, die er in menigte waren, verhinderd mogten worden om wanorde te stichten. De Burgemeester hield zich daar maar alleen aan, dat hij zijn last, door den Gouverneur hem opgelegd, moest volvoeren. Na veel woordenwisselingen, zeide de Dominé hem eindelijk, als wij eenmaal in den dag des oordeels voor Gods regterstoel zullen moeten verschijnen, dat het ons dan niet zoude verontschuldigen te zeggen: ‘ik heb last van den Gouverneur ontvangen’. Toen verwijderde hij zich met nogmaals de menigte te verzoeken uiteen te gaan; maar niemand ging. Dominé gaf toen op Ps. 119: 65, 87, 88. Wij begonnen te zingen en opeens kwamen de dragonders tot aan den wagen, waarop wij zaten; zij begonnen toen de menigte met uitgetrokken sabels uiteen te jagen en de menschen schrikkelijk te slaan, en toen het paardevolk er ook tusschen kwam, dachten wij dat de wagen het onderste boven zou gaan. De menschen bleven tusschen de wielen zitten, om bij ons te blijven, maar met geweld werden zij weggehaald. Dat slaan met de sabels was verschrikkelijk; een man, die achter ons op den wagen zat, kreeg ook zoo, opdat hij er af zou gaan; en dat schelden en vloeken op den Dominé van dat volk was erg! Zij zouden ons er ook afgeslagen hebben, maar de luitenant verbood het; maar o! dat weerhouden van den Heere, dat niemand onzer zich met geweld verzette, want dan zoude het een bloedbad geworden zijn, en dat wonder van den Heere, dat wij zoo stil en gerust op onze plaatsen bleven zitten, dat ons gemoed niet ontroerde, dan alleen om dat geweldig vloeken; want ik kan zeggen, ik zat zoo gerust, terwijl de sabels voor en achter ons heen zwaaiden en het paardevolk gedurig tegen den wagen reed! Het was de Heere alleen, die ons kalmte schonk, anders was het onmogelijk; maar de dankbaarheid bij mij schiet veel te kort. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||
den stilzwijgend de vervolging goedkeurt en er daardoor ook deel aan heeft! Och, dat degenen, die den Heere in opregtheid wenschen te dienen maar mochten uitgaan en daardoor de genade onzes Heeren inroepen, opdat zij ook niet eenmaal hier op de aarde zullen moeten deelen in de plagen, die de Heere zijne vijanden gedreigd heeft en die Hij ook zekerlijk over hen brengen zal. Wij krijgen uit deze brief niet de indruk, dat het echtpaar Scholte-Brandt op 24 augustus 1835 in Gorinchem logeerde. Neen, men gaat vanuit het domicilie te Gorinchem naar Gameren. Het request, waarover in deze brief wordt gesproken is het door ons reeds besproken request van 14 september 1835 (hoofdstuk 2). ‘Zoen onze Sara’ - Dit slaat op Sara Scholte, op dat ogenblik het enige kind van het echtpaar Scholte, die kennelijk logeerde bij oma Brandt-Koopman te Amsterdam.
Aan het begin van dit hoofdstuk spraken wij over het huis op het Eind, vanouds ‘De Keyser’. Dit pand is tot 1872 verbonden geweest met hetgeen thans is Bornsteeg 20. Bij de verkoop in 1872 werd onder meer bepaald, dat de verbinding tussen toen Bornsteeg 112 en Eind B 179 (thans no. 8) moest worden verbroken door dichtmetseling. Deze dichtmetseling is thans nog te zien in de ‘gewelven’ van genoemde panden. Aarnaut Hasselman gebruikte het perceel, thans Bornsteeg 20, als zeepziederij. Ook daarvan zijn thans de overblijfselen nog te zien. In een koopakte van 1872 wordt dit pand genoemd ‘de halve maan’.
Jan Daniel Brandt huwt - zoals reeds gezegd - Wilhelmina Laurina Hasselman, het oudste van de drie kinderen uit het huwelijk van Aarnaut Hasselman en Elisabeth van den Boogaard. De beide andere kinderen zijn: Jacoba Klasina Hasselman, geboren 13.9.1827 en Laurens Willem Hasselman, geboren 2.1.1830. Wilhelmina Laurina werd geboren 29 januari 1815; bij de geboorte-aangifte fungeert als getuige een lid van een (ook later) bekende Gorcumse familie: Teunis Horneer, oud 53 jaar, boekhandelaar. Wilhelmina Laurina doet belijdenis des geloofs in 1832, dus reeds op 17-jarige leeftijd. J.D. Brandt en W.L. Hasselman huwen op 29 juli 1836 te Gorinchem. Brandt is dan 29 jaar, Wilhelmina 21 jaar. Het huwelijk is kerkelijk bevestigd in de Afgescheiden gemeente te Gorinchem, door ds. H.P. Scholte, zwager van de bruidegom. Wij hebben dien- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||
aangaande zekerheid, daar Scholte het in zijn ‘Lijst der texten’ vermeldt. Het is interessant de vier getuigen even te noemen. 1. Jan Hendrik Verwey, 33, aannemer. Wij vinden hem - ook later - niet onder de lidmaten van de Afgescheiden gemeente.Ga naar voetnoot1 2. Hendrik Peter Scholte, 30, zonder beroep, wonende te Utrecht. Ds. Scholte was juist, zoals wij zagen, naar Utrecht verhuisd, voornamelijk om - zoals wij zullen zien - te ontkomen aan de officier van justitie te Gorinchem. Ten stadhuize heeft men bijkbaar niet willen vermelden: H.P. Scholte, van beroep predikant. Scholte voegt aan zijn handtekening niettemin toe: V.D.M. 3. Johannes Martinus Jacobus de Rouville, 56, koopman; ouderling van de Afgescheiden gemeente. 4. Lucas van der Linden, 32, korendrager, wonende te Dalem, diaken van de Afgescheiden gemeente. Wij zien dus, dat bij de bruiloft van Jan Daniel Brandt, de Gorcumse kerkeraad - uitgezonderd Pieter Welle - tegenwoordig is geweest.
Het echtpaar Brandt-Hasselman is niet aanstonds na zijn huwelijk in Gorinchem gaan wonen. Voor zover wij kunnen nagaan heeft J.D. Brandt nog ruim een jaar de suikerraffinaderij ‘De drie Fonteynen’ in Amsterdam voortgezet. De weduwe Brandt-Koopman is kort na het huwelijk van haar zoon, verhuisd naar Gorinchem. Wij treffen haar handtekening immers aan onder het request aan de koning van 1 oktober 1836. In 1837 - omstreeks december - is het echtpaar Brandt-Hasselamn naar Gorinchem gekomen. Wij kennen niet precies de drijfveer, die er toe geleid heeft, dat J.D. Brandt zijn bedrijf in Amsterdam liquideerde. Een vermoeden hebben wij wel. Als wij lezen in het ‘In memoriam’ van de hand van ds. Scholte betreffende Aarnaut Hasselman († 21.10.1838): ‘Sedert lang naar het ligchaam kwijnende...’, dan wordt het wel duidelijk, dat A. Hasselman reeds in 1837 zijn welbeklante zeepziederij, Bornsteeg, thans ‘Fa. van Seters’, niet meer kon leiden, zoals het behoorde. Zijn schoonzoon heeft toen de leiding overgenomen en is van ‘suikerraffinadeur’, ‘zeepzieder’ geworden. J.D. Brandt heeft de leiding gehad van de zeepziederij ‘de halve maan’ tot 1872. Vanwege de geschiedenis van Gorinchem in het algemeen vermelden we dit. Zal het bijzonder interessante gebouw, met enige zeer oude gedeelten, Bornsteeg no. 20, binnenkort ook vallen onder de hamers van de sloper? In 1872 wordt - volgens kadastrale gegevens en volgens diverse advertenties in de Nieuwe Gorcumsche Courant - het gehele complex, thans Born- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||
steeg 20 en thans Eind 6 en 8, publiek geveild. Het éne perceel gaat dan voorgoed uiteen in twee panden, aangezien er verschillende eigenaars komen. Thans no. 8 wordt gekocht door Johannes Coenradus Bonza(a)ijer Cornelis Gerarduszoon ‘wijnkooper’ te Gorinchem, het andere gedeelte, thans Eind no. 6, wordt gekocht door ds. E.F. Smit, destijds predikant van de Afgescheidenen te Gorinchem; maar in die tijd spreekt men van ‘Christelijke Gereformeerden’.
Uit het huwelijk van Jan Daniel Brandt en Wilhelmina Laurina Hasselman zijn, voor zover wij weten, 5 kinderen geboren.
De echtgenote Wilhelmina Laurina Brandt-Hasselman overlijdt te Gorinchem op 7 februari 1851, oud 36 jaar. Op 4 juni 1857 huwt Jan Daniel Brandt voor de tweede maal en wel met Johanna Catharina van Tilborgh, die op 23 september 1820 te Gorinchem werd geboren.
Volgens het Bevolkingsregister te Gorinchem vertrekt Jan Daniel Brandt met zijn gezin op 6.8.1872 - hij is dan 65 jaar oud - naar de omgeving van zijn geboorteplaats, namelijk naar Nieuwer-Amstel. De kinderen Sara Brandt (2) en Christina Johanna Brandt (3) gaan met hun vader mee. Jan Daniel Brandt Jr. gaat op 14.12.1872 naar Sliedrecht.
Al spoedig, namelijk op 8.5.1875 vertrekt het gezin van Jan Daniel Brandt uit Amstelveen en gaat zich vestigen in Amsterdam. Jan Daniel Brandt vestigt zich in zijn geboortestad op de Nieuwendijk, no. 76. Als hij daar op 22 maart 1878 overlijdt, wordt als zijn beroep opgegeven: handelsagent. Steeds staat als godsdienstige richting aangegeven: Christ. Afgescheiden, Christelijk Geref. of ‘G.G.’. In het archief van de Gereformeerde kerk van Amsterdam komen echter noch Jan Daniel Brandt zelve noch zijn vrouw en kinderen voor, zodat wij vermoeden, dat zij zich te Amsterdam hebben aangesloten bij de Kruisgezinden. Het archief van deze gemeente is echter tot op heden onvindbaar. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Wij hebben met opzet zo uitvoerig stilgestaan bij de persoon van Jan Daniel Brandt, omdat zijn persoon, familie en verdere omstandigheden als het ware de achtergrond vormen, waartegen wij verscheidene dingen aangaande de Afscheiding te Gorinchem beter kunnen zien. Jan Daniel Brandt is onmiskenbaar een belangrijke persoon geweest voor de Afscheiding èn te Amsterdam èn te Gorinchem. Ook zijn schoonvader Aarnaut Hasselman noemden wij als één van de personen, die door hun steun de zaak der Afscheiding in Gorinchem en wijde omgeving bevorderden. Jan Daniel Brandt is jarenlang - met enige onderbreking van 1837 tot 1865, dus over een tijdvak van 28 jaren - scriba geweest van de kerkeraad, zoals wij nog nader zullen zien. Zijn handschrift beheerst - afgezien van het lidmatenregister - de nog aanwezige notulenboeken van de Gereformeerde kerk van Gorinchem uit die tijd.
Er waren niet veel aanzienlijken of rijken bij de eerste Afgescheidenen te Gorinchem. Aarnaut Hasselman en zijn familie maakten daarop een uitzondering. Daarnaast mogen wij wel noemen Teunis van Andel, geboren te Andel op 21 januari 1809, die zich reeds op jeugdige leeftijd te Gorinchem vestigde. Wij komen ook op deze persoon nog terug. Zijn zoon Cornelis van Andel, geboren 15 januari 1834, werd burgemeester van Gorinchem. Teunis van Andel vestigde te Gorinchem een bedrijf, dat thans nog bestaat, de N.V. Teunis van Andel. Het begin van de activiteiten van deze N.V. ligt op de Appeldijk en in de Keizerstraat, waar Teunis van Andel een oliemolen bezat. De bekende ds. H.J. Budding heeft vele malen bij T. van Andel gelogeerd; beter gezegd: hij was er voor en na zijn verblijf in Amerika kind in huis. Er is een brief bekend van de vader van ds. Budding aan zijn zoon gericht, gedateerd 4 juli 1851 aan: ‘Den WelEerw. Heer H.J. Budding, ten huize van den Heer T. van Andel, Olieslager te Gorinchem.Ga naar voetnoot1 Dat was toen Budding in 1851 berooid uit Amerika terugkwam. Gunning schrijft: ‘Te Gorcum bleef hij enigen tijd, waar een rijk koopman, die de zaak der Afgescheidenen omhelsd had, zich zijner aantrok.Ga naar voetnoot1
Tenslotte noemen wij nog de heren Arnoldus Blankers en Jan Blankers, afkomstig uit Veen (N.-Br), aldaar geboren resp. 26.8.1815 en 30.8.1811. Wij treffen deze heren eerst circa 1841 aan onder de leden van de Afgescheiden gemeente te Gorinchem. De familie Blankers oefende de graanhandel uit. Ook zij werd in Gorinchem tot aanzienlijke posten geroepen (gemeenteraad, Kamer van Koophrandel, etc). T. van Andel en A. Blankers bezaten samen een steenoven onder Spijk. Het is voor de Afscheiding te Gorinchem van groot belang geweest, dat er enige personen waren, die financiëel in meerdere of mindere mate draag- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||
krachtig waren. Niet, als zou door aards bezit de geschiedenis van de kerk worden bepaald. Maar de beter bedeelden konden in die tijd tot grote steun zijn voor hun arme broeders en zusters. Het regende in de tijd van 1834-1841 in Zuid-Holland boeten. Verhagen vermeldt, dat er tot februari 1837 reeds aan boeten en proceskosten in ‘Zuid-Holland en Beneden Gelderland’ betaald of ingevorderd was de somma van ƒ 6.145,41. Vergeten we niet, dat de algemene toestand van de bevolking in die tijd toch al niet rooskleurig was. Velen geraakten door boeten, excecuties en gevangenschap tot diepe armoede.
In het volgende hoofdstuk willen wij iets vertellen van die eerste tijd na de Afscheiding te Gorinchem, inzonderheid over de reactie van de overheid op deze beweging. De panden Eind 6 en 8 te Gorinchem. Vroeger één pand: ‘De Keyser’ - woonhuis van Aarnaut Hasselman, ds. H.P. Scholte en de familie J.D. Brandt
Foto G.J. Waltheer, Gorinchem |
|